Vijf jaar reeds duurt de bezetting van Irak. We zijn dat ondertussen al gewoon geworden. Dit is een geschikt ogenblik om ons er aan te herinneren dat de West-Europese stammentwisten van vorige eeuw, beter bekend onder hun protserige eretitels Wereldoorlog I en Wereldoorlog II, elk ook vijf jaar hebben geduurd. 63 jaar na 1945 is Europa daar nog steeds niet over uitgepraat.
De vergelijking is niet helemaal terecht, voor de Irakezen is het einde immers nog lang niet in zicht. Aan de huidige bezetting zijn jaren van bombardementen en economisch moorddadige sancties voorafgegaan. Die periode volgde dan weer op een andere verwoestende oorlog die acht jaar aansleepte. Irakezen die na 1980 geboren werden – en dat is het overgrote deel van de bevolking – hebben dus nooit iets anders gekend dan oorlog en ellende. De Europese oorlogen hebben geleid tot het internationaal systeem van de Verenigde Naties, dat door deze oorlog in Irak waarschijnlijk de finale doodsteek krijgt.
Het is niet riskant om te voorspellen dat de bezetting van Irak tijdens de komende Amerikaanse presidentsverkiezingen nog volop aan de gang zal zijn. De vraag is of die verkiezingen enig impact zullen hebben op het lot van de Irakese bevolking en of een Democratisch president enig verschil zal maken met een Republikein als opvolger van George W. Bush.
Het antwoord op de tweede vraag is volgens mij overduidelijk ja. De Democraten zullen een verschil maken. Maar alvorens de vredesbewegingen alle hoop gaan zetten op een wissel van de wacht in het Witte Huis, dient dat ‘ja’ zwaar genuanceerd te worden. Zijn deze verkiezingen omwille van het risico voor wereldwijde destabilisering – het ineenklappen van het VN-systeem – dan historisch belangrijk? Dat gevaar is er wel, maar het risico zal niet fundamenteel veranderen met verkiezingen in de VS. Trouwens, het adjectief ‘historisch belangrijk’ wordt sinds de verkiezing van Ronald Reagan in 1980 om de vier jaar herhaald en is nog weinig geloofwaardig. Ik wil echter het belang van deze verkiezingen ook niet onderschatten. Het is wel belangrijk een en ander in zijn juiste context te plaatsen.
De (ir)relevantie van het internet
Een eerste stap om te controleren waar beide partijen voor staan, kan er in bestaan de programma’s (‘platforms’) te lezen op hun respectievelijke websites. Geen van beide partijen heeft sinds 2004 de moeite genomen hun platformtekst over Irak te actualiseren. Dat voorspelt al niet veel goeds. Beiden gaan uit van de evidentie dat de VS het recht en de plicht heeft om eender waar ter wereld zijn wil op te leggen. Wat de betrokken staten en volkeren daar over denken is daarbij irrelevant. Alles wordt verklaard vanuit nobele principes die geen verklaring, laat staan verrechtvaardiging, vergen.
Ook de website van president Bush puilt uit van de leegte. Prominent aanwezig is een uitgebreide fotomontage van soldaten die snoepjes uitdelen aan kinderen en voedsel aan volwassenen (hoofdzakelijk aan mannen). Die foto’s dateren van 2003, het begin van de oorlog. Het kan verbazend lijken dat de diensten van de president van het machtigste land ter wereld het geen probleem vinden om hun website vijf jaar lang niet te actualiseren maar het is niet anders. Wie wil weten welke kinderboeken de vrouw van vice-president Cheney heeft geschreven, komt op de website van het Witte Huis ruim aan bod.
Ik ga er van uit dat de keuze voor Obama nog niet definitief is en neem Hillary Clinton dus mee in deze analyse. De websites van Obama, Clinton en McCain zijn iets meer terzake. Obama benadrukt dat hij van in het begin tegen was. Dat is inderdaad zo, maar als je zijn argumenten leest gaat dat over tactiek, opportuniteit en het leggen van andere (binnenlandse) prioriteiten. Dat klinkt goed. Ook hier echter een totale afwezigheid van kritiek op het principe van de almacht van de VS. Clinton heeft voor de oorlog gestemd. Zij benadrukt vooral tactische argumenten. De oorlog behaalt niet de gewenste resultaten, dus daarom moet het zaakje anders aangepakt worden. Wat McCain betreft, kan de lezer van Uitpers zich elke moeite besparen. Deze man staat volledig achter deze oorlog.
De keuze lijkt op het eerste zicht dus evident. Met Obama heeft de Iraakse bevolking de grootste kans op een spoedige terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Citaat uit zijn website: “Obama zal onmiddellijk beginnen met de terugtrekking van onze troepen uit Irak. Hij zal elke maand één tot twee divisies terugtrekken en alle divisies terugtrekken binnen 16 maand. Obama zal duidelijk maken dat wij geen permanente basissen zullen bouwen in Irak. Hij zal een beperkt aantal troepen ter plaatse houden om onze ambassade en onze diplomaten in Irak te beschermen. Als al-Qaida een basis in Irak probeert te bouwen, zal hij troepen in Irak houden of in de regio om doelgerichte acties tegen al-Qaida uit te voeren.”
Dat klinkt inderdaad goed. Het is jammer genoeg een recept voor het omgekeerde van wat het beweert, voor het doorgaan van de bezetting. Geen permanente basissen, wel tijdelijke? Dat geldt voor zowat elke huidige aanwezigheid van Amerikaanse troepen waar ook ter wereld. ‘Tijdelijk’ is een rekbaar begrip. Wat is een ‘beperkt aantal troepen’? Vermits het nu al vastligt dat aanslagen tegen de bezetting onverminderd doorgaan en gezien de gewoonte om die stelselmatig aan al-Qaida toe te schrijven, moet ‘beperkt‘ hier zeer ‘ruim’ worden geïnterpreteerd. In de zinsnede ‘als al-Qaida een basis in Irak probeert te bouwen …’ zit bovendien de ‘preemptive war’ al ingebakken. Zo een basis moet er dus niet zijn, een poging tot is al voldoende. Deze oorlog is begonnen zonder enige bewijsvoering. Een poging van al-Qaida om basissen te bouwen, dat is voor de massamedia goed genoeg, bewijs overbodig … Met Obama’s programma kan je de bezetting onverminderd verder zetten.
Hillary Clinton heeft voor de oorlog gestemd en heeft uiteraard evenmin kritische bedenkingen bij de imperialistische premisse die er achter zit, enkel tactische bezwaren. Toch ziet haar antwoord er heel wat uitgebreider en constructiever uit dan dat van Obama. Op het eerste zicht lijkt haar aanpak ook bescheidener. Binnen 2 maanden na haar eedaflegging moeten de Joint Chiefs of Staff met een plan komen om de terugtrekking aan te vatten. Zij voegt daar bovendien een plan aan toe om voor de terugkerende veteranen een degelijke gezondheidszorg te voorzien. Ze wil tevens een VN-bestuur in Irak naar analogie met Afghanistan, Bosnië en Kosovo. Dat VN-bestuur moet met de omringende landen overleg plegen om hen uit de burgeroorlog in Irak te houden, moet bemiddelen tussen de strijdende partijen in Irak en de heropbouw van Irak coördineren. Daarnaast komt er een fonds voor de interne en externe vluchtelingen in Irak. Gespecialiseerde eenheden blijven wel aanwezig voor gerichte operaties tegen al-Qaida ‘and other terrorist organisations in the region’.
Clinton staat voor die Democraten die het problematisch vinden dat deze oorlog niet in overeenstemming met het internationaal recht is. Ik verduidelijk, zij vinden deze oorlog niet verkeerd, ze hebben er enkel ‘tactische’ problemen mee dat deze oorlog wordt gestreden zonder toestemming van de VN. Zij zijn vooral bevreesd voor de negatieve repercussies die dit heeft voor het prestige van de VS maar vooral voor eventuele economische gevolgen. De regering Bush II is immers de minst populaire sinds1945, zowel binnen- als buitenlands.
Medewerking van de VN is voor haar een kwestie van schadebeperking en een manier om uit het Iraakse moeras weg te geraken zonder al te veel kleerscheuren en vooral, zonder gezichtsverlies. Een eventueel VN-bestuur zou immers een post-factum legitimatie geven aan de huidige bezetting. Met respect voor de VN heeft dat niets te maken.
En dan McCain. Hij heeft één ding voor op alle andere kandidaten (en op alle vorige presidenten – Bush II incluis). Hij heeft zelf daadwerkelijk in een Amerikaanse oorlog gevochten.
Wie McCain’s memoires over zijn verblijf in een Viëtnamees gevangenenkamp leest, begrijpt dat deze man niet in staat is enige kritische bedenking te maken bij het gedrag van de VS in de wereld. Deze man weigerde vervroegde vrijlating voor zichzelf, hem door de Viëtcong aangeboden, zonder zijn medegevangenen. De gebrekkige medische verzorging van de verwondingen aan zijn schouders bij de val van zijn bommenwerper heeft hem gehandicapt gelaten voor de rest van zijn leven. Het valt niet direct op tijdens een speech, maar McCain kan zijn armen niet boven zijn schouders oprichten, kan amper schrijven, kan zijn eigen aangezicht niet wassen of zijn haar kammen, kan zelf geen schoenen aandoen … Hij is er bovendien in geslaagd terug te komen van een verloren positie bij het begin van de campagne. Deze man is met andere woorden rotsvast overtuigd van zijn gelijk. Zijn website laat er geen twijfel over bestaan. Met hem krijg je een verderzetting van het beleid van zijn voorganger, weliswaar met een iets zachtere, minder agressieve, retorische aanpak.
Ruimte voor aanpassing van het beleid …
Uiteraard zijn de websites van de kandidaten slechts één middel om hun standpunten over Irak na te gaan. Toespraken en interviews zijn een andere bron. Daar blijkt uit dat,hoe weinig relevant websites en internet ook zijn bij het beïnvloeden van de publieke opinie, zij in dit geval toch een goed overzicht geven van de respectievelijke standpunten.
Geen van de twee Democratische kandidaten wijkt in haar/zijn uitspraken een duimbreed af van het programma waar ze voor staan. Voor McCain is zijn gebrek aan internationale ervaring en impulsief gedrag wel eens een probleem. Over de recente crisis in Colombia liet hij zich ontvallen dat president Chávez onmiddellijk zijn Venezolaanse troepen moest terugtrekken uit Colombia… Hij had uit zijn briefing niet begrepen dat het Colombia was dat Ecuador was binnengevallen.
De reactie van Obama en Clinton op deze recente crisis voorspelt evenmin iets goeds. Hun reactie beperkte zich tot ongenuanceerde aanvallen tegen Chávez. Een voorstel van Obama om met de ‘Venezolaanse dictator’ te gaan praten werd door Clinton als naïef afgedaan. Logisch, want Clinton wil vooral het gebrek aan ervaring van Obama in de verf zetten.
Dit is echter toonaangevend voor de visie van de drie kandidaten op het buitenlands beleid in het algemeen en op de bezetting van Irak in het bijzonder. Van deze kandidaten moet geen vernieuwing verwacht worden.
De kans dat een van deze kandidaten haar/zijn mening zal herzien tijdens de komende maanden is nihil. Uiteraard zullen minimale nuances breed uitvergroot worden in de media. De kern van de zaak blijft echter hetzelfde. Het gaat driemaal over traditionele rechts-conservatieve politici die binnen een zeer beperkte politieke marge opereren. Ruimte voor aanpassing van het beleid binnen die marge is er zeker zoals ik hierboven al vermeldde maar die ruimte is beperkt, zéér beperkt.
Maakt het dus niet uit wie wint?
Toch wel! Hoe dicht de standpunten van de drie kandidaten ook bij elkaar liggen, de Democraten maken wel degelijk een verschil. Net wél of net niét een nieuwe oorlog in Iran kan bijvoorbeeld een gevolg zijn van die verschillen in aanpak. Eén jaar vroeger weg uit Irak of zelfs maar een paar maanden kan futiel lijken.Voor duizenden Irakezen die blijven leven is dat zéér belangrijk. Een Democratisch president zal ook met minder gezichtsverlies het beleid kunnen veranderen. Hij/zij zal ook minder gehinderd worden door het ideologische gezwam van de fascistoïde entourage van de huidige president. Een Democraat zal met andere woorden staan voor ‘business as usual’ onder Bill Clinton. Dat is al erg genoeg, Bill Clinton heeft Irak jarenlang gebombardeerd en aan een moordende economische blokkade onderworpen, hij heeft de enige farmaceutische fabriek van Soedan verwoest en daar nooit excuses voor aangeboden. Maar dat is cynisch genoeg minder erg dan wat de huidige fanatieke kliek rond Bush II er van bakt.
Met McCain wordt een terugtrekking zéér onwaarschiijnlijk. Hij zal zijn voorganger nooit openlijk in verlegenheid brengen. Er zijn echter stemmen binnen de Republikeinse partij die pleiten voor een terugtrekking, al was het maar omwille van de schade die de Amerikaanse economie ondervindt van het militaire engagement in Irak. Onwaarschijnlijk dus, maar niet onmogelijk. Maar dat hangt dus af van de economische situatie in de VS zelf, in géén enkel geval van wat er ondertussen in Irak gebeurt.
Een alternatief voor de huidige machtsstructuur van de VS?
Voor heel wat Europeanen blijft het een raadsel. De oorlog in Irak heeft nauwelijks steun onder de bevolking en de huidige president is de minst populaire sinds 1945. Waarom dan hebben kandidaten die zich duidelijk tegen de oorlog uitspreken geen schijn van kans? De enige kandidaat die zich openlijk én principieel tegen de oorlog verzet heeft en tevens een andere sociale politiek voorstaat, de Democraat Dennis Kucinich, maakte nooit een ernstige kans. In de korte periode dat hij aan de primaries deelnam haalde hij nooit meer dan 4,5 %. Zoals ik in vorige bijdragen aan Uitpers al uitvoerig toelichtte, mag men niet vergeten dat een kandidaat die zich niet schikt naar de agenda van de media en de zakenwereld – in de VS zijn dat twee delen van één geheel – geen schijn van kans heeft. Bovendien neemt een groot deel van de bevolking nooit aan verkiezingen deel en het is nét dat deel van de bevolking dat veranderingen hardst nodig heeft.
Bovendien is de weerzin van de Amerikaanse bevolking tegen de oorlog in Irak niet gebaseerd op de morele overwegingen van de publieke opinie in de rest van de wereld. Hun afkeur is gebaseerd op sympathie voor de families van de dode en gewonde soldaten, op het feit dat hun land niet ‘aan het winnen is’, omdat George W. Bush onuitstaanbaar is … Het politiek inzicht in de diepere redenen van dit conflict is om historische redenen quasi afwezig in de VS, niet dat dit politiek inzicht in Europa zoveel beter is, het is in de VS gewoon nog veel slechter.
Europeanen ergeren zich steevast aan de eentonigheid, oppervlakkigheid en éénzijdigheid van de Amerikaanse massamedia maar de gemiddelde Amerikaan weet niet eens dat er ook andere vormen van berichtgeving bestaan. Het spel van meerderheid en oppositie, de confrontatie van ideeën, de parlementaire democratie, het bestaat er niet. De gemiddelde Amerikaan gaat uit van de goede bedoelingen van zijn/haar leiders. Hij/zij is wel kritisch over verkeerde beslissingen, maar heeft geen idee wat daarvoor in de plaats moet komen. Wat er verkeerd is aan de oorlog in Irak is dat er teveel Amerikanen sneuvelen, los dat op en er is verder geen vuiltje aan de lucht. De bezetting kan dan rustig doorgaan. De auteur Gore Vidal vat dat zo samen: “Hoe krijg je mensen zo gek tegen hun eigen belangen te stemmen, zelfs tegen hun eigen belangen te dénken. Het zit slim in elkaar. Dit is de slimste leidende klasse die ik in de geschiedenis heb teruggevonden. Ze doen het al 220 jaar. It’s superb.”
Het politieke systeem in de VS sluit elke vorm van reële participatie uit. Niet dat het wat participatie in Europa zo fantastisch is, het is in de VS gewoon nog veel erger.
Heeft het verzet van de internationale vredesbeweging dan geen zin (gehad)?
Nooit eerder werd tegen een oorlog zo massaal geprotesteerd nog voor hij begonnen was. Toch sleept de oorlog in Irak ondertussen al vijf jaar aan. Reden voor wanhoop? Ik vind van niet. De vredesbeweging moet zijn verwachtingen realistisch inschatten. Op korte termijn is massaal protest zelfs contraproductief al was het maar omdat ze machthebbers nog meer motiveert om in ieder geval hun zin door te drijven. Resultaten van de vredesbewegingen zitten hem in onuitgesproken effecten en in lange termijngevolgen. De neoconservatieve adviseurs van George W. Bush zijn er bijvoorbeeld niet in geslaagd de oorlog naar Iran (en Syrië) uit te breiden. Bij een recent bezoek aan het Midden-Oosten moest Minister van Buitenlandse Zaken Rice vaststellen dat de naaste buren van Iran allesbehalve overtuigd zijn van de dreiging van Iran. De Europese Unie is er meerdere malen in geslaagd diplomatische tussenoplossingen te vinden voor het probleem Iran. Daar heeft de druk van de eigen publieke opinie alles mee te maken.
Wie de kracht van het verzet tegen de oorlog in Irak enkel meet aan het aantal betogers in Brussel, vergist zich evengoed. Betogingen zijn slechts een klein – weliswaar belangrijk – onderdeel van een globale strijd voor sociale rechtvaardigheid. Irak ligt voor de gemiddelde Vlaming te ver van zijn deur om daar de deur voor uit te komen. De anti-rakettenbetogingen van de jaren ’80 waren gebaseerd op een reëel gevoel van fysieke bedreiging. Dat gevoel is er nu niet.
Wie op de Amerikaanse presidentsverkiezingen rekent voor fundamentele veranderingen in het beleid van de VS maakt zich illusies. Fundamentele verandering is mogelijk, die komt echter van jarenlang doorgedreven politieke actie.
Ik wil hier ook niet beweren dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen irrelevant zijn. Een Democratische president kan binnen de beperkte marge van het politieke spectrum van de VS een groot verschil maken. Tussen Obama en Clinton is er verder weinig verschil. Persoonlijk ben ik geneigd om meer op Clinton te vertrouwen. Obama pleit voor ‘change’, maar verandering van wat? Ik zou het na zoveel maanden campagne nog altijd niet weten. Ik ben in feite maar van één ding zeker, géén Republikein in het Witte Huis aub. We kunnen alleen maar hopen dat de Amerikaanse bevolking er ook zo over denkt.
Ondertussen gaat de échte strijd gewoon verder.
(Uitpers, nr 96, 9de jg., 19 maart 2008)
Lode Vanoost, 14 maart 2008