In de Amerikaanse regering zijn de benoemingen op de ministerposten voor Defensie en Buitenlandse Betrekkingen cruciaal voor de buitenwereld. De mensen die daar terecht komen zijn meestal de adviseurs die de presidentiële kandidaat in deze belangrijke thema’s tijdens de verkiezingscampagne bijstaan. Tijd dus om het portret van deze campagnemedewerkers te schetsen.
De Neocons verzamelen zich rond McCain
Op dit moment is het vrijwel zeker dat McCain op 4 November van dit jaar de Republikeinse kandidaat wordt voor de presidentsverkiezingen. McCain heeft een lange diverse lijst van adviseurs waaronder Henry Kissinger, minister van Buitenlandse Zaken onder Richard Nixon en Henry Ford. Kissinger kreeg in 1973 de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn inzet bij het beëindigen van de oorlog in Vietnam. De nederlaag van de Amerikaanse grootmacht was een feit. Het bepaalde de inzet van Henry Kissinger om in 1975 de nooit eerder geziene gecoördineerde operatie Condor tegen de oppositiebewegingen in Latijns-Amerika te lanceren.
“Diegenen die ondersteuning, financiering en inspiratie leveren aan de terroristen zijn ook terroristen” verklaarde Kissinger in een reactie op de aanslagen op de WTC in New York op 11 september 2001. Die woorden herhaalde Bush enkele uren later voor de pers. “Als dat zo is”, schreef Eduardo Galeano in ‘La Jornado’ van 21 september 2001, “dan is het hoogtijd om Kissinger te bombarderen. Hij maakte zich schuldig aan veel meer misdaden in veel meer landen dan bin Laden. Hij leverde ondersteuning, financiering en inspiratie tot staatsterrorisme in Indonesië, Cambodja, Iran, Zuid-Afrika, Bangladesh en in alle Zuid-Amerikaanse staten die geleden hebben onder de vuile oorlog van Operatie Condor”.
Het recente vrijgeven van regeringsdocumenten uit de Nixon en Fordperiode bewijzen ook de betrokkenheid van Kissinger in de coup tegen Salvador Allende in Chili en in de operatie Gladio, een netwerk gesponsord door de CIA en de NAVO om de invloed van linkse intellectuelen en communisten in Europa te verhinderen. Kissinger wordt wereldwijd gezocht door rechters uit Frankrijk, Italië, Brazilië, Chili, Spanje en Argentinië.
Een andere medewerker is Randy Scheunemann. Hij is voorzitter van het ‘Comité voor de Bevrijding van Irak’, dat Irak wou ‘verlossen’ van Saddam Hussein. Het comité werd opgericht door het ‘Project for a New American Century’ (PNAC), een neoconservatieve denktank die de Amerikaanse wereldwijde militaire dominantie openlijk propageert. In de ledenlijst van de PNAC vinden we naast Scheunenmann ook Robert Kagan, lid van het Carnegie Fonds, William Kristoll, hoofdredacteur van de conservatieve Weekly Standaard en James Woolsey, een conservatieve democraat.
Alle drie zijn ze adviseurs voor buitenlands beleid en energie in het verkiezingsteam van John McCain. James Woolsey was CIA-directeur tijdens de eerste ambtstermijn van Bill Clinton. In 2002 werd hij vice-voorzitter van Booz Allen Hamilton in Virginia, een consultingbedrijf voor militaire contracten. Hij zit eveneens in het adviesorgaan van het ‘Jewish Institute for National Security Affairs’, een denktank dat de veiligheid van Israël de hoeksteen maakt van het Amerikaans buitenlands beleid. Voor James Woolsey is de oorlog tegen het terrorisme de vierde wereldoorlog. Na de aanslagen op New York verklaarde hij: “Dit gaat een lange oorlog worden, langer dan WOI en WOII maar hopelijk geen 40 jaar zoals de Koude Oorlog. Maar ik denk wel meer dan 10 jaar.” Woolsey heeft ook goede contacten met Richard Perle, Donald Rumsfeld, Dick Cheney en Paul Wolfowitz die zwaar hebben doorgewogen op de beslissing van de Bushadministratie om Irak aan te vallen. Gezien hun banden met de PNAC zullen de adviseurs van McCain het buitenlands beleid van de huidige president niet bekritiseren. McCain was volledig akkoord met de beslissing van president Bush om het troepenaantal in Irak op te drijven. In een recent gepubliceerd artikel in het tijdschrift Foreign Affairs schetst McCain de contouren voor zijn buitenlandse politiek: een vrijemarkteconomie, de voortzetting van de oorlog in Irak, indien noodzakelijk met nog meer soldaten (150 000 soldaten extra opleiden), het installeren van een strategisch departement in het Witte Huis zoals na WOII, permanente basissen om de Amerikaanse belangen in de wereld te verzekeren, een verhoging van de militaire budgetten, een afkoeling van de betrekkingen met Rusland (in de toekomst ook geen deelname meer van Rusland aan de G8), de oprichting van een Liga van Democratische Staten die in de plaats zou komen van de Verenigde Naties telkenmale de VS en haar geallieerden op het wereldtoneel willen tussenkomen zonder gehinderd te worden door resoluties van de VN; verder een meer strijdvaardig optreden tegen China en de weerbarstige staten van Latijns-Amerika, vooral Venezuela.
Militarisme, unilateralisme, het ‘islamo-fascisme’ zijn de erfenissen van de neoconservatieve vleugel van de republikeinse partij die McCain in zijn beleid als president volledig zal overnemen. Over de migratiepolitiek en het opleggen van de traditionele religieuze waarden aan de Amerikaanse bevolking zitten McCain en de rechtse ultraconservatieve religieuze vleugel van zijn partij niet op dezelfde golflengte. Maar die oppositie van de ultra’s maakt geen wezenlijk gevaar meer uit voor de nominatie van McCain. Ze kan wel een rol spelen in de strijd tegen de Democratische kandidaat voor het presidentschap.
De ‘ervaring’ van Hillary Clinton
Aan de zijde van Hillary Clinton vinden we Madeleine Albright, voormalig minister van Buitenlandse zaken onder Bill Clinton. Zij steunt Hillary resoluut: “Hillary kent de geplogenheden en de complexe mechanismen van de besluitvorming in het Witte Huis,” zei Albright tijdens een van de interviews ter gelegenheid van de voorstelling van haar boek met de veelzeggende titel ‘To the President Elect: How We Can Restore America’s Reputation and Leadership’: “Onder Bush hebben Cheney, Rumsfeld en andere externe medewerkers die mechanismen verstoord. Bush heeft de zaken uit de handen laten lopen.” Dat hebzucht en oorlogsretoriek inherent aan het kapitalisme verbonden zijn heeft deze oud-minister van Buitenlandse Zaken nochtans tijdens haar ambtsperiode zelf bewezen. “De bombardementen op Kosovo” zei Madeleine Albright nog tijdens datzelfde interview “zijn het resultaat van een degelijke besluitvorming waarbij met alle partijen werd rekening gehouden (sic). Kijk nu maar naar het resultaat: Kosovo is onafhankelijk en democratisch.” Albright sluit zich aan bij de agressieve oorlogsretoriek en het unilateralisme van de Bushadministratie: “Als we militaire macht gebruiken dan is dat omdat we nu eenmaal Amerika zijn. We zijn een supermacht, we moeten verder zien dan het heden. We moeten onze belangen veilig stellen”.
Naast Albright behoren ook vorige veiligheidsadviseurs Richard Holbrook en Sandy Berger tot het verkiezingsteam van de Democratische presidentskandidate. Sandy Berger was veiligheidsadviseur onder Bill Clinton. Hij stal strikt geheime terrorismedocumenten uit het Nationaal Archief die hij vervolgens vernietigde. Berger loog voor de onderzoekscommissie van 9/11. Toen in 2004 de zaak bekend werd vloog hij uit de presidentiële campagne van John Kerry. Berger werd in september 2005 veroordeeld tot een geldboete van $50 000. Hij werd voor drie jaar –tot september 2008- ontheven van zijn “security clearance”. Ondanks dit weinig fraaie palmares functioneert Berger als veiligheidsadviseur op de lijst van het presidentieel campagneteam van Hillary Clinton.
Holbrook is haar meest invloedrijke adviseur. Hij was een belangrijke sleutelfiguur in de administratie van Bill Clinton: als VN-ambassadeur en speciale gezant voor de Balkan speelde hij een belangrijke rol in de Amerikaanse interventie in Joegoslavië en de totstandkoming van de Daytonakkoorden in 1995. Hij bekleedde ook de posten van staatssecretaris voor Europese en Canadese aangelegenheden en hij was in 1993-1994 VS-ambassadeur in Duitsland. Onder de Carteradministratie was hij staatssecretaris voor het Verre Oosten: hij hielp Marcos in het zadel in de Filipijnen, steunde de repressie van Suharto in Oost-Timor en in 1980 dekte hij de generaals af tijdens de brutale slachting van het democratisch verzet in Kwangju in Zuid- Korea.
Hillary Clinton gaat prat op haar ervaring in het Witte Huis. Maar die ervaring heeft haar toch de verkeerde beslissing laten nemen. In de kritieke maanden voor de Amerikaanse invasie in Irak in 2003 waarschuwde Barack Obama, toen nog senator voor Illinois, dat een oorlog tot meer islamitisch extremisme, terrorisme en regionale instabiliteit zou leiden. Senator Clinton, lid van het Congres stemde voor de oorlog. Geen wonder dus dat haar adviseurs de strijd tegen het terrorisme op geen enkel ogenblik in vraag stellen.
Obama: ‘The audacity of his deception’
De veiligheidsadviseurs van senator Barack Obama zijn strategische analisten die voor vroegere Democratische regeringen hebben gewerkt: Brzezinsky, Korb en Cirincione. Zbigniew Brzezinsky,voormalig veiligheidsadviseur van Jimmy Carter, was één van de sleutelfiguren van de oorlog tegen de Sovjets in Afghanistan, een CIA-undercover oorlog die de Taliban bewapende en financierde. Larry Korb hooggeplaatste ambtenaar in het departement Defensie onder de Reaganadministratie sprak zijn bezorgdheid uit over de waanzinnige militaire uitgaven. Joseph Cirincione van het Carnegie Instituut, waarschuwt voor het gevaar van de verdere uitbreiding van het geweld in het Midden Oosten en hij minimaliseert het gevaar van Iran.
Susan Rice, de vroegere staatssecretaris voor Afrika en Samantha Power(1), mensenrechtenactiviste en auteur van een recent artikel over de Amerikaanse manipulatie binnen de VN in verband met de invasie van Irak, adviseren Obama maar dat doen ook andere figuren die dan weer slecht scoren inzake mensenrechten en internationaal recht. We spreken hier bijvoorbeeld over generaal Merill McPeak, een steunpilaar voor de bezetting van Oost-Timor door Indonesië en een centrale figuur in de voorbereidingen tot de oorlog in Irak; ook is Dennis Ross voorstander van de bezetting van de West-Bank door Israël.
Susan Rice en Samantha Power onderstrepen het belang van een Amerikaans multilateraal engagement. Deze Obama-adviseurs verschillen van mening met de gevestigde Democratische cenakels. Terwijl Susan Rice beklemtoont dat globalisering tot ongelijkheid leidt, en tegelijkertijd het belang onderstreept van de basisorganisaties in de strijd tegen de armoede zijn Sandy Berger en Madeleine Albright uitgesproken voorstanders van het “trickle down effect” van de liberale economie. Holbrook van zijn kant hamert dan weer verder op het mantra van de Bushadministratie: “Iran is een enorme bedreiging voor de VS. Het is het meest dringende probleem voor onze natie. Mahmoud Ahmadinejad is een Hitler”. Het islamo-fascisme van de neoconservatieven is niet veraf.
De vredesbeweging is opgezet met Obama. De Obamacampagne is nochtans geen linkse beweging in de VS, zoals The Nation en Moveon.org proclameren. Obama is niet het product van de burgerrechtenbeweging tegen raciale onderdrukking. Zijn carrière heeft veel meer gemeen met die van Condoleeza Rice en Colin Powell die geselecteerd en opgeleid zijn door de heersende Amerikaanse elite om hun politieke belangen te verdedigen. Obama is het product van een efficiënte marketingcampagne vanuit de Murdochhoek om een nieuwe versie van een oud product te verkopen: de Democratische Partij, vriend van het volk, zoals destijds de presidentiële campagne van Jimmy Carter in 1976 en Bill Clinton in 1992. Obama als president zal geen fundamentele verandering betekenen in de Amerikaanse politiek. Net zo min de verkiezing van Carter en Clinton dat hebben gedaan. En indien Murdoch en Co dat toch zouden gevreesd hebben dan zouden zij Obama nooit zo dicht bij het Witte Huis laten komen. “Obama’s conservatieve respect voor de macht is zo grotesk”, schrijft Paul Street in Z-magazine ” dat dit niet onopgemerkt kan voorbijgaan. In plaats van hoop te geven (in referentie naar de titel van Obama’s boek ‘The Audacity of Hope’ nvdr) zal hij zijn kiezers diep teleurstellen”.
Obama is jong en spreekt een groot deel van de jonge kiezers aan. Hij profileert zich als een outsider van Washington, het centrum van de heersende macht. Zijn succes bij de jongeren berust op een diepliggende aspiratie naar structurele sociale en politieke veranderingen en ook op de wijdverspreide illusie dat de verkiezing van de eerste zwarte president de fundamentele breuk zou betekenen met de oude en gediscrediteerde politieke orde in de VS. Belangrijke delen van de heersende politieke en economische macht hebben zich achter hem geschaard. Zij zien hem als een geschikte presidentskandidaat om het Amerikaans kapitalisme een nieuw gezicht te geven en om de bijna universele vijandigheid tegen het unilateraal optreden en de oorlogszucht van de Bushadministratie te doen keren.
De toekomst
Zowel Obama als Clinton zullen in de eerste maanden van hun (eventueel) presidentieel ambt wellicht enkele populaire maatregelen doorvoeren: het Kyoto-protocol tekenen, Guantanamo sluiten en het beleid inzake martelpraktijken strenger aanpakken. Maar Irak ligt nu eenmaal in het hart van de olieregio en daar kunnen Clinton noch Obama iets aan veranderen. “Het gebruik van de militaire macht om de import van olie veilig te stellen is een perspectief waar zowel de Democraten als de Republikeinen hebben mee ingestemd” schrijft Michael Klare in ‘The Nation’. “Men zou kunnen verwachten dat het huidig debacle in Irak die consensus enigszins overhoop haalt, maar daar is geen aanwijzing voor. Uit angst dat de chaos zich verder zou verspreiden naar de andere staten van de Golfregio roepen vooraanstaanden uit beide partijen op om de Amerikaanse militaire macht verder op te drijven om de buitenlandse olieleveringen te garanderen”. Dat de Democraten nu meer geld krijgen van het Militair Industrieel Complex dan de Republikeinen is verontrustend. Dat is in de laatste 15 verkiezingsrondes nog maar tweemaal voorgevallen. “De buitenlandse politiek onder de Democraten zal weer een ‘bipartisan’ buitenlandse politiek worden”, zegt John Feffer, co-directeur van Foreign Policy in Focus, “zoals dat was in de jaren ’90 onder Bill Clinton. Het wordt een multilateralisme à la carte: multilateralisme wanneer de bondgenoten akkoord zijn, unilateralisme wanneer we verplicht zijn om onze belangen te vrijwaren. Daarom zullen militaire basissen en optredens behouden blijven. Een imperium ‘light version’, één dat getuigt van ‘nieuw realisme’ en ‘new containment’, zal het nieuwe gezicht van het Amerikaans imperialisme worden. Een politieke strategie die vijandelijke staten onder controle moeten houden in tegenstelling tot de rabiate oorlogsretoriek en het unilateraal optreden van de Bushadministratie.
Is er nog hoop?
Volgens John Feffer gebeurt er een verschuiving in het beleid over nucleaire wapens. “George Schultz en Henry Kissinger pleiten voor een atoomwapenvrije wereld. Ze publiceerden deze stelling in een artikel in de ‘Wall Street Journal’ (Toward a Nuclear Free World, 15/01/2008 nvdr) na een conferentie in oktober 2007 met oud-medewerkers uit zes voormalige administraties en experten inzake nucleaire wapens aan het Hoover Instituut van de universiteit van Stanford. Zo een signaal kunnen de drie presidentskandidaten niet uit de weg gaan. Er is dus reële kans dat ze dit voorstel zullen ondersteunen.”
In deze verkiezingen inspireert Obama een massa jonge Afro-Amerikaanse jongeren, immigranten en ook jonge blanke Amerikanen die hun eerste politieke ervaringen opdoen. Zij zijn een enorm potentieel dat op sociaal en economisch vlak verandering wil. Maar de erfenis van Bush weegt zwaar door. De jonge onervaren kiezers zullen een harde politieke les krijgen. De sociale bewegingen zullen ontgoocheld worden. De vredesbeweging, de vakbonden en de linkse progressieven zullen de brokstukken moeten lijmen door te mobiliseren, te informeren en reële hoop te scheppen op basis van een rechtvaardige verdeling van de rijkdom en anti-militarisme. Het zijn de achillespezen van elke grootmacht. Maar dit zijn voor het ogenblik nog geen prioriteiten op de politieke agenda van de huidige Amerikaanse presidentiële kandidaten.
(Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008)
(1) Samantha Power heeft intussen de ploeg Obama moeten verlaten omdat ze in een interview voor de New Scotsman Clinton een ‘monster’ had genoemd.