Stephan Galon is vakbondssecretaris van het ABVV en medeoprichter van het actiecomité dat streed voor de vrijlating van Bahar Kimyongür (www.leclea.be). Op basis van de nieuwe antiterrorismewet, die al van kracht is sinds 2003, werd de aan de DHKP-C gelinkte Belg met Turkse roots veroordeeld tot vijf jaar cel. Ondertussen is Bahar vrijgelaten, maar zijn zaak zal opnieuw worden behandeld door het hof van beroep in Antwerpen. Dit interview vond plaats op 17 april, twee dagen voor beslist werd Bahar vrij te laten.
Wie is Bahar Kimyongür en waarvoor staat hij?
Bahar is een 32-jarige man die zich zijn hele leven heeft ingezet op twee niveaus. Enerzijds engageert hij zich om de folterpraktijken in de Turkse gevangenissen aan te pakken. Anderzijds is hij een geëngageerde burger. De laatste tien à vijftien jaar is er geen betoging voorbijgegaan tegen de oorlog in Turkije zonder zijn aanwezigheid. Verder ondersteunt hij ook de algemene vrede, de democratische en sociale rechten, de betogingen van de vakbond, enzovoort.
Wat maakt de zaak Bahar Kimyongür zo speciaal?
Het is de eerste keer dat de antiterrorismewet toegepast werd in een rechtbank sinds de goedkeuring in 2003. Het ABVV verzette zich toen al tegen die wet en wees op de gevaren die eraan verbonden zijn. Een juridisch arsenaal tegen blind terrorisme is handig maar je moet als democratie een constante evenwichtsoefening aangaan. Alleen zo kan je vermijden wat hier nu gebeurt namelijk de schending van de grondrechten en het recht op vrije meningsuiting.
Wat houdt die antiterrorisme wet precies in?
In de naweeën van elf september is het de bedoeling om terrorisme op juridisch vlak te bestrijden. Er zijn twee grote problemen met die wet. Ten eerste is het begrip, terrorisme, te ruim gedefinieerd. Daardoor kan de rechter het begrip heel ruim interpreteren. Het tweede probleem is dat je in België niet enkel meer veroordeeld kan worden voor gepleegde feiten en daden maar ook voor het uitdrukken van je mening. Er kunnen nu zware effectieve celstraffen verbonden zijn aan het naar buiten brengen van je mening of je opinie. DHKP-C [De marxistisch geïnspireerde Revolutionaire Partij voor de Bevrijding van het Volk] en haar methoden krijgen zeker geen steun van mij of van het ABVV. Laat ons duidelijk zijn, Bahar is een Belgisch probleem, een Belgische aangelegenheid. Hij is geboren in Sint-Agatha-Berchem, hij is dus een rasechte Brusselaar.
Bahar werd in Brugge veroordeeld tot vier jaar cel, hij tekende beroep aan en in Gent kreeg hij uiteindelijk vijf jaar effectief. Op basis waarvan is hij uiteindelijk veroordeeld?
Hij heeft een communiqué vertaald voor DHKP-C en op basis daarvan is hij veroordeeld. Minister Onkelinx en verschillende parlementsleden, zowel Belgische als Europese, erkenden tot 2004 Bahar als een woordvoerder van DHKP-C. Die organisatie heeft een gewapende vleugel en een politieke vleugel. Met de gewapende vleugel heeft Bahar Kimyongür niks te maken, hij was enkel woordvoerder van de politieke. De antiterrorismewet zorgde ervoor dat de activiteiten, waar hij al tien jaar mee bezig was, opeens gecriminaliseerd werden. Bahar was zeker geen leider van DHKP-C, zoals de procureur zegt. Dat statement is volledig vals en houdt geen steek. Ik wil benadrukken dat Bahar de publieke opinie en die van de politiek verantwoordelijken in België heeft veranderd. Hij heeft hen gesensibiliseerd over wat er gebeurt in de Turkse gevangenissen. Bahar wou zijn vrienden, die hij in Turkije nog steeds heeft, weghalen uit de gevangenissen en uit Turkije. Hij heeft een brief opgemaakt waarin staat dat zijn paspoort mag gefotokopieerd worden [schriftvervalsing dus]. Als dat strafbaar is, dan is dat één zaak maar je kan daar onmogelijk iemand vijf jaar effectieve gevangenisstraf voor geven. Dat gaat in tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. […] Het meest shockerende in dit dossier is dat je een jongen, die zich heeft ingezet tegen de folterpraktijken in de Turkse gevangenissen, zou terugsturen naar het land met die gevangenissen. Dat overschrijdt de grenzen van het menselijk fatsoen.
Op 7 november 2006 werd Bahar Kimyongür veroordeeld tot vijf jaar cel. Wat zijn daarvan de gevolgen voor onze samenleving?
Dat heeft enorme gevolgen voor onze samenleving. Als één vorm van activisme gecriminaliseerd wordt, creëert dat een opening naar het criminaliseren van andere engagementsvormen. Het is een kleine opening maar het blijft een opening. Ik heb er met parlementsleden over gepraat en het is onze overtuiging dat het nooit de wetgever zijn bedoeling geweest is om een aanslag te plegen op de vrije meningsuiting. Je kan het vergelijken met een groot winkelcentrum waarbij alle kleine winkeltjes de organisaties zijn. Daarbij heb je organisaties zoals Greenpeace, Vrede en allerhande ngo’s […] die zich inzetten voor de rechten van de mens, de vrouwenrechten, enzovoort. Al die winkels steunen op een grote laag gewapend beton die hier het recht op vrije meningsuiting voorstelt. Toonaangevende juristen, advocaten en ikzelf stellen vast dat er vandaag kleine barstjes in die laag beton aan het komen zijn. Het is in het algemeen belang dat wij ons organiseren, verenigen, om de antiterrorismewet te veranderen. Een drietal weken terug heb ik het woord genomen op een grote PS-vergadering waarop een 600-tal leden aanwezig waren. Ik heb minister van Justitie, Laurette Onkelinx, de vraag gesteld of zij vond dat de wet moest worden aangepast omdat het problemen oplevert zoals de zaak Bahar. Haar antwoord bestond uit twee delen, ten eerste vond ze het noodzakelijk dat erop wordt toegezien dat een wet zijn doel niet voorbijschiet. In het geval van de antiterrorisme wet houdt dat in dat het criminaliseren van activisme moet worden tegengegaan. Als tweede antwoordde ze dat het evalueren van de wet noodzakelijk is en dat zij daar volledig achterstaat. Het herbekijken van een wet is zeer belangrijk. Parlementsleden hebben het zeer druk waardoor het soms kan gebeuren dat een wet te snel wordt gestemd. In het magazine MO heeft kamervoorzitter, Herman De Croo, laten weten dat een herziening van een wet mogelijk is. Uiteraard hoop ik dat de wet snel zal worden geëvalueerd in het parlement. Ik kan mij niet inbeelden dat ook maar één politicus de bedoeling had bij het stemmen van de wet om het recht op vrije meningsuiting aan te tasten.
Er liep een internationale signalisatie van Interpol voor Bahar Kimyongür. België heeft dat niet gemeld aan zijn onderdaan, vindt u dat België hier in de fout is gegaan?
Dat is inderdaad een bijkomend probleem. De signalisatie die Interpol uitvaardigde tegen Bahar kwam er pas na het eerste proces in Brugge. Op dat proces was Turkije burgerlijke partij omdat Bahar en zijn vrouw in het Europees Parlement stonden met spandoeken en flyers op het moment dat de Turkse minister van Buitenlandse Zaken daar aanwezig was. Dat is natuurlijk niet de ideale manier om de aandacht op iets te vestigen maar het blijft een actievorm. Een actievorm die in ons democratisch land gerechtvaardigd is. Ons land heeft die signalisatie van Interpol niet gemeld aan Bahar. Op 28 april 2006 is hij naar Nederland getrokken om daar een concert bij te wonen. Al zijn vrienden en familie had hij hiervan op de hoogte gebracht. Onze geheime diensten wisten dat hij de grens ging oversteken. Op 26 april vond er een geheime vergadering plaats in de crisiscel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Op die vergadering waren hoge kabinetsverantwoordelijken van minister Onkelinx aanwezig samen met, wat je zou kunnen noemen, de elite van de federale politie en de staatsveiligheid. Op die vergadering is beslist dat het Belgisch parket het Nederlands parket op de hoogte moest brengen dat Bahar Kimyongür naar Nederland kwam. Ook de signalisatie van interpol op vraag van Turkije werd hen gemeld. Dat die vergadering heeft plaatsgevonden staat vast, zwart op wit[…]. Op 28 april werd Bahar opgepakt door de verkeerspolitie in Nederland, achteraf is pas uitgekomen dat er sprake is van een complot. Hij werd opgesloten in een Nederlandse gevangenis terwijl de rechter in Nederland een uitspraak moest doen over de uitlevering van Bahar. De uiteindelijke beslissing van de rechter was dat er geen enkele reden is om Bahar uit te leveren aan Turkije. Bahar is dus een vrij man en komt terug naar België om zijn proces bij te wonen in Gent. Als bijkomend probleem is er nog dat Josy Dubié, senator van Ecolo, in het parlement een onderzoek heeft aangevraagd, ingesteld door het Comité I, het parlementair comité en het Comité P, het controleorgaan op de politiediensten. De twee instanties stelden een rapport op waarvan een syntheserapport gemaakt werd. De grote verrassing voor iedereen die het dossier volgt was dat het rapport door niemand gelezen mocht worden. Het kon enkel bekeken worden onder de zogenaamde code ‘for your eyes only’. Enkel de leden van de begeleidingscommissie hadden de toestemming om het rapport te bekijken. Er zijn twee zaken die je kan doen. Of we leven in een democratie waar we een onderzoek kunnen aanvragen als we denken dat de Belgische regering in de fout is gegaan of je doet geen onderzoek. Als je toch een onderzoek doet, maak dan de resultaten bekend. Als vakbondssecretaris engageer ik mij in deze strijd omdat ik vind dat mensenrechten essentieel zijn, zoals het recht op vrije meningsuiting. Als je vaststelt dat een rapport, zo belangrijk als dat, verborgen gehouden wordt, is dat zeer erg. Het ABVV en ik willen de regering en de minister van Justitie zeker niet aanvallen. Wij willen enkel dat er duidelijkheid komt, in de eerste plaats voor Bahar maar ook voor zijn familieleden. […] De enige uitleg die Herman De Croo hieraan geeft is dat zoiets al eerder is voorgevallen, daar hecht ik niet veel geloof aan.
Het proces van Bahar wordt een uitzonderingsproces genoemd omdat de federale procureur mee de wetstekst redigeerde en de rechter, die lid is van het Comité P, speciaal is overgekomen naar Brugge. Wat vindt u daarvan?
De procureur, Johan Delmulle, was ook aanwezig op de vergadering van 26 april. Je kan je natuurlijk de vraag stellen hoe het zit me de scheiding der machten. Wettelijk gezien is zoiets mogelijk, als de minister van Justitie hem uitnodigt op een vergadering dan wordt dat aanvaard. De procureur heeft meegewerkt aan het schrijven van de wet in 1999, dat was de wet op de criminele organisaties. Je kan die wet de voorloper noemen van de antiterrorismewet zoals wij die nu kennen. Mijn collega en drie vrienden, die een betoging organiseerden in 2001 tijdens de Ecofintop, werden zes maanden lang afgeluisterd. Dat was enkel mogelijk door de goedkeuring van de wet uit 1999 en door een aantal nieuwe afluistermethodes die aanvaard zijn in het Parlement. Hier gaat het dus ook om het criminaliseren van activisme.
Het gaat hier om een maatschappijkeuze, in welke maatschappij willen wij leven, vandaag, morgen en overmorgen? Blind terrorisme moet uiteraard aangepakt worden, als dat op een juridische manier moet gebeuren dan moet dat maar. Toch mag je niet vergeten dat terrorisme ook structureel moet aangepakt worden. Neem nu Palestina, als een volk wil samenleven op een vreedzame manier zowel op sociaal, economisch als cultureel vlak, dan moet dat volk dat kunnen. Maar de politiek, de grootmachten laten dat niet toe en dat kan je zien aan die afgrijselijke muur. Als je elke dag moet aanschouwen hoe je vader ongeveer twee uur lang wordt vernederd, enkel en alleen om naar zijn werk te kunnen gaan, dan creëer je kweekvijvers. Je moet niet schrikken als de stoppen dan doorslaan bij de mensen. Uiteraard is terrorisme nooit goed te praten, het grijpen naar wapens is nooit de oplossing. Als je het van de ander kant bekijkt, moet je er als internationale gemeenschap voor zorgen dat er geen kweekvijvers ontstaan.
Ik wil dat mijn land hier een moedig standpunt inneemt. We moeten ophouden te denken dat België niks kan en geen macht heeft, dat is niet waar. België was het eerste land dat de persoonsmijnen verbood, ook de productie en de handel ervan […]. Wij hebben, samen met Canada, een belangrijke rol gespeeld in het proces van Ottawa.
Over de wet wordt er gezegd dat we onze orders gekregen hebben van Europa op vraag van de VS en dat we alles moeten inzetten om mensen hier te controleren en af te luisteren. Zoiets druist in tegen wat ik geloof, dat is verkeerd, het is een middelmatige oplossing. Ik verlang een moedig standpunt in deze zaak, als dan blijkt dat er een wet moet komen dan moet die gestemd worden maar niet in turbosnelheid zoals dat nu het geval was. Wetten moeten gedragen worden door het rechtvaardigheidsgevoel van de bevolking en dat is bij de antiterrorismewet niet zo. Het gaat hier om veel meer dan Bahar, hij is pas het begin van de gevolgen die de wet met zich kan meebrengen.
Op donderdag 19 april sprak het Hof van Cassatie zich uit over de zaak DHKP-C. Cassatie vond rechter De Troch te partijdig, daarom wordt zowel het vonnis van de rechtbank in Brugge als het vonnis in beroep in Gent vernietigd. De Troch is rechtbankvoorzitter van de rechtbank in Dendermonde, speciaal voor dit proces werd hij naar Brugge gehaald. Die schijn van afhankelijkheid is voldoende voor het Hof van Cassatie om het arrest nietig te verklaren. De zeven veroordeelden (waaronder Fehriye Erdal) in de zaak, worden vrijgelaten. Ook Bahar Kimyongür die ten onrechte vijf jaar effectieve celstraf kreeg. Het hele proces rond DHKP-C zal opnieuw worden gedaan door het hof van beroep in Antwerpen. Over de antiterrorismewet, die het hele zaakje in gang heeft gestoken, wordt er met geen woord gerept. Tot nu toe blijft de wet nog steeds van toepassing, dus zware gevolgen zoals de zaak Bahar, zijn nog steeds mogelijk.
(Uitpers, nr 86, 8ste jg., mei 2007)