Er is al veel inkt gevloeid over de macht en invloed van de pro-Israëlische lobby in de VS. De jongste jaren is dit lobby-apparaat ook in Brussel neergestreken om zich te installeren in de schaduw van de Europese instellingen. Het toont zich zeer actief en is er in geslaagd om tal van Europese politici voor zijn kar te spannen.
Van de pro-Israëlische organisaties die het buitenlands beleid van de Amerikaanse regering proberen te beïnvloeden is AIPAC (American Israéel Public Affairs Committee) zonder meer de machtigste en bekendste. In 1997 vroeg het blad Fortune aan Congresleden en hun medewerkers wat de belangrijkste lobby’s in Washington waren. Daarbij kwam AIPAC als tweede uit de bus. Een onderzoek uit 2005 van de National Journal kwam tot dezelfde vaststelling. The New York Times schreef in 1987 dat AIPAC een belangrijke speler is in het maken van de buitenlandse politiek van de VS in het Midden-Oosten. Op de jaarlijkse congressen van AIPAC verschijnen alle groten uit de Amerikaanse politiek. In hun boek de ‘Israël lobby’ (2007) schrijven Mearsheimer en Walt dat de invloed van groepen als AIPAC er niet van de ene dag op de andere is gekomen. Aanvankelijk was de invloed van het zionisme het gevolg van persoonlijke contacten. President Trumans beslissing om achter de stichting van Israël te gaan staan kort na de Tweede wereldoorlog, kwam er mee dankzij de tussenkomst van een aantal Joods-Zionistische vrienden en adviseurs.
De geschiedenis van de zionistische lobby start evenwel niet in de VS. De fameuze Balfour-Verklaring (1917), genoemd naar de Britse minister van Buitenlandse Zaken, was ook een gevolg van persoonlijke contacten. Toen het Ottomaanse Rijk aan de zijde van Duitsland zijn intrede maakte in de Eerste Wereldoorlog zagen zionisten hun kans om onderhandelingen aan te knopen over een ‘nationaal tehuis’. Ze benadrukten de strategische positie van Palestina en het belang van een bevolking die bereid was de Britse belangen te helpen verdedigen, evenals de zeeroutes naar Brits-India. Theodor Herzl, de grondlegger van het politieke zionisme, omschreef dit belang in zijn boek ‘De Jodenstaat’, als volgt: “We moeten er een deel van de wal vormen van Europa tegen Azië, een buitenpost van de beschaving tegenover barbarisme. We zouden als neutrale staat met heel Europa in contact moeten blijven om ons bestaan te garanderen.”
Toen Lloyd George premier werd van Groot-Brittannië zorgde zijn goeie vriend, CP Scott, een voormalig parlementslid en uitgever van een Britse krant, er voor dat hij in contact kwam met Chaim Weizmann. Weizmann, de latere eerste president van Israël, zou samen met Arthur Balfour de brief schrijven gericht aan Lord Rothschild, een belangrijke figuur binnen de Brits-Joodse gemeenschap.
De georganiseerde lobby: het Transatlantic Institute
Pas vanaf de juni-oorlog van 1967 groeide in de VS de omvang, rijkdom en invloed van de zionistische lobby. Het gevolg was dat er eerst een groeiende geldstroom vanuit de VS richting Israël op gang kwam. Later kwam de focus op politieke activiteiten te liggen, o.m. om net die geldstromen te kunnen legitimeren. Na de succesvolle beleidsbeïnvloeding in Washington ten gunste van de Israëlische zaak groeide de aandacht van de lobby voor de Europese Unie.
Het Transatlantisch Instituut werd in 2004 in Brussel opgericht om de “transatlantische banden te versterken, de dialoog over politieke uitdagingen te verbeteren en om een beter begrip te krijgen van de belangrijke zaken waarmee de democratische wereld wordt geconfronteerd”, zo luidt de ‘mission statement’ op http://www.transatlanticinstitute.org. Deze ‘denk-tank’ werd opgericht door het ‘American Jewish Committee’ (AJC), dat zich opwerpt als waakhond in de strijd tegen het antisemitisme, maar ook om “Israël te steunen in zijn zoektocht naar vrede en veiligheid”. Volgens het AJC vallen ook bepaalde vormen van kritiek op Israël onder het label antisemitisme waaronder beschuldigingen van ‘etnische zuiveringen’ of het ‘voeren van een Apartheidsregime’.(1) De AJC en haar Europese tak hebben met succes gelobbyd bij het Observatiecentrum voor Racisme en Xenophopie van de EU (dat later herdoopt werd tot het Agentschap voor Fundamentele Rechten) om een werkdefinitie te aanvaarden van antisemitisme. Onder deze definitie valt onder meer de kritiek dat de oprichting van de staat Israël een ‘racistische onderneming’ is.(2) Deze kritiek is afkomstig van het feit dat Israël zich als Joodse staat definieert hoewel 20 procent van Palestijnse afkomst is. Hoewel ze over politieke en burgerrechten beschikken bestaat er een geïnstitutionaliseerde discriminatie gebaseerd op het onderscheid Jood en Palestijn, via rechten die verbonden zijn aan instellingen zoals het Joods Nationaal Fonds. Het Transatlantic Institute gebruikt de Europese werkdefinitie om de Europese subsidies in vraag te stellen die het aan “bepaalde ngo’s mogelijk maken een boodschap te verspreiden die volgens een ander EU-agentschap als antisemitisch wordt beschouwd en dus tegen de EU-waarden ingaat.”(3)
Europese Vrienden van Israël
In het zog van het Transatlantic Institute volgden een hele reeks andere pro-Israëlische lobby-organisaties, waaronder het Europees Joods Congres, B’nai B’rith en de Europese vrienden van Israël (EFI). Deze laatste organisatie is in 2006 opgericht als een platform van Europese parlementairen over de partijgrenzen heen en werkte zich op korte tijd op als de meest invloedrijke pro-Israëlische lobbyclub. Een van de oprichters, het Brits conservatief parlementslid Charles Tannock, ziet EFI als een noodzakelijk tegenwicht voor de Palestijnse solidariteitsbeweging: “Er is een duidelijk nood om de demonisering van Israël en het rondstrooien van de zwarte propaganda door zijn vijanden tegen te gaan, zowel binnen als buiten de EU. Israël staat aan de frontlinie in het gevecht tegen het internationaal terrorisme, dat ons allen bedreigt, en daarom ons stevige steun nodig heeft”.(4) Tijdens het Franse voorzitterschap van de EU kreeg EFI een enorme duw in de rug toen het honderden Europese, nationale en Israëlische parlementairen in Parijs bij elkaar bracht om er onder meer te luisteren naar een toespraak van de Israëlische parlementsvoorzitter. EFI organiseerde al diverse bezoekjes van prominente Israëlische politici aan EU-instellingen. Ze toont zich erg actief in het Europees Parlement waar het samen met andere organisaties zoals het Peres Centrum voor Vrede, B’nai B’rith en de Israëlische Missie bij de EU ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Israël verschillende workshops en conferenties organiseerde over de relatie tussen Israël en de Europese Unie.
Niet toevallig besliste de Europese Raad in datzelfde jaar 2008 tot een opwaardering van de reeds hechte relaties tussen de Europese Unie en Israël. Voormalig Hoge Vertegenwoordiger van het Buitenlands Beleid, Javier Solana, kon dan ook het eind van zijn ambtstermijn besluiten met de woorden dat “Israël lid is van de Europese Unie zonder lid te zijn van de instelling”. Het lobby-apparaat kon evenwel niet verhinderen dat het Europees Parlement, als gevolg van het Israëlische optreden tijdens ‘Operatie Gegoten lood’ (de Gaza-oorlog in de winter van 2008-2009), de concrete uitvoering van de opwaardering vooralsnog tegenhoudt.
De tweede EFI-conferentie vond in de eerste helft van februari van dit jaar plaats. Tussen de 300 à 400 parlementairen uit Europa en zelfs enkele voormalige regeringsleiders trokken naar Israël om te luisteren naar prominente politici als premier Netanyahu, president Shimon Peres, Kadima-leider en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Livni. Volgens een Israëlisch persagentschap ging het om de grootste bijeenkomst ooit van Europese Parlementsleden buiten de Europese Unie. Volgens conferentievoorzitter Alexander Mashkevich, een Kazaks-Israëlisch zakenman met heel wat zakenbelangen in Europa was dit gebeuren “de beste PR die Israël kon bereiken in een tijdperk van politieke isolatie.”(6)
Hoogtepunt was de bijeenkomst in de Knesset, het Israëlische parlement, waar de conferentiegangers actief deelnamen aan acht commissievergaderingen rond thema’s als het Iraanse nucleaire programma of het ‘vredesproces’ met de Palestijnse Autoriteit. Oppositieleidster Tzipi Livni sprak de parlementsleden over de kritiek die Israël te verduren krijgt en appelleerde aan de solidariteit van de ‘vrije wereld’: “Je kan het beleid van Israël bekritiseren omdat je er niet mee akkoord bent, maar wanneer het gaat over de visie van Israël als een Joodse en democratische staat en het feit dat Israël moet vechten tegen terreur, dan hebben we de steun nodig van de vrije wereld”.(7)
B’nai B’rith
Een van de oudste Zionistische organisaties is B’nai B’rith, opgericht in New York in 1843. Het is nochtans pas in 2007 dat de organisatie een lobby-kantoor begon in de schaduw van het Brusselse Berlaymont-gebouw, waar de Europese Commissie gehuisvest is. B’nai B’rith stelt zelf dat het contacten op het hoogste niveau onderhoud met Europese beleidsmakers, onder andere om de belangen van de Israëlische staat te verdedigen. Zo was de organisatie er als de kippen bij om het Zweedse voorstel voor een EU-standpunt waarin Oost-Jerusalem als hoofdstad van een toekomstige Palestijnse staat wordt genoemd “te veroordelen”, omdat “Jeruzalem de eeuwige en ondeelbare hoofdstad” van Israël is.(8) B’nai B’rith verwijst naar de Israëlische annexatiewet uit 1980 die evenwel door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties als van ‘nul en generlei waarde’ is bestempeld. Zoals dat ook gebeurt in de reacties tegen de landen die Palestina als staat erkennen of bij de vraag om de illegale nederzettingen in de Palestijnse gebieden te ontmantelen, herhalen Zionistische organisaties steevast dat de Europese Unie het vredesproces in gevaar brengt door de ‘Joodse’ staat van de onderhandelingstafel te duwen. Dat het Zweedse voorstel is afgevoerd zal mee te danken zijn aan het gelobby van B’nai B’rith en andere organisaties.
Europees Joods Congres
Het EJC werd in 1986 te Parijs opgericht en opende pas in oktober 2009 in aanwezigheid van Commissievoorzitter José Manuel Barroso en Europarlementsvoorzitter Jerzy Buzek een EU-afdeling in Brussel. Het EJC telt afdelingen over heel Europa en zegt zelf er 2,5 miljoen Joden te vertegenwoordigen. Zoals de meeste zionistische organisaties vormt de bestrijding van het antisemitisme een belangrijk thema. Bij de inauguratie prees Barroso het EJC voor haar toewijding aan het heropstarten van het vredesproces. Op de website van het EJC (http://www.eurojewcong.org) kan je lezen dat het “een gebalanceerde Europese politiek ten opzicht van Israël en het Midden-Oosten” promoot en helpt in “de constructie van een gezonde dialoog tussen Europeanen en Israëli’s.” In de praktijk draait de ‘gebalanceerde’ benadering uit op een rabiate pro-Israël-politiek. In september 2009 riep het EJC de EU op om het Goldstone-rapport te verwerpen. Het rapport was het resultaat van een VN-enquête-missie over de Gaza winteroorlog (2008-2009) waarin vooral Israël, maar ook Hamas werden genoemd bij onder meer zware schendingen van het oorlogsrecht. “Dit rapport vormt een risico voor elk fatsoenlijk land dat wenst de terreur te bestrijden en elimineren”, aldus Dr. Moshe Kantor, de voorzitter van het EJC.(9) Tijdens ‘Operatie Gegoten Lood’ kondigde het EJC dat het op tal van plaatsen in Europa manifestaties op zou zetten om “de defensieve actie van Israël tegen Hamas in Gaza te steunen”.(10)
Het EJC toonde zich eerder ook al “erg ontgoocheld” over de oproep van een aantal Europese landen om onderhandelingen aan te knopen met Hamas omdat het gezien kan worden als “een bevestiging voor terroristen over de hele wereld dat terreur loont”. Zeer gebalanceerd was ook de conferentie in Parijs in mei 2006 over “de situatie van de Palestijnse vluchtelingen” die het EJC samen met haar Franse tak, het CRIF (Conseil Représentatif des Institutions juives de France) organiseerde. Het CRIF voert fel campagne om de boycot van Israëlische producten strafbaar te maken en krijgt daarin de steun van President Sarkozy en een belangrijk deel van het Franse politieke en intellectuele establishment. Op de conferentie waren zeven van de acht sprekers verbonden aan een Joods-Zionistische organisatie, een Israëlische universiteit of een officiële Israëlische instantie. Het achtste panellid, Bassem Eid, een Palestijn, vormde het vijgenblad. Hij is een bekende tegenstander van het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. Voor de betrokken vluchtelingen en/of hun organisaties, over wie deze conferentie tenslotte ging, was er geen plaats. In het verslag op de website van het EJC wordt gewezen op de rol en verantwoordelijkheid van UNWRA (de speciaal voor Palestijnse vluchtelingen opgerichte hulporganisatie van de VN) in “het propageren van de continue staat van de Arabische bevolking” als vluchteling en de “problematische uitbreiding van het statuut van vluchteling naar de afstammelingen van zij die in 1948 uit het land zijn gezet”.(11) Het recht op terugkeer, zoals gestipuleerd in resolutie 194 van de Algemene Vergadering van de VN (1948), past niet in het zionistische begrip van de staat Israël, dat stelt dat het een joodse staat is, m.a.w. geen staat voor de Palestijnse oorspronkelijke bewoners. Begrippen als ‘vluchteling’ en ‘recht op terugkeer’ worden in het verslag systematisch tussen aanhalingstekens geplaatst zodat het twijfelachtig karakter ervan extra wordt benadrukt.
Succes?
Het is moeilijk om de impact van de lobby-organisaties te meten. Dat Israël uitzonderlijk goede relaties onderhoudt met de Europese Unie heeft immers verschillende redenen. De schuld over de tragische geschiedenis die de joden in Europa te beurt viel, weegt in een aantal EU-lidstaten erg op het beleid, dat zich daarom niet erg kritisch durft uit te laten over het Israëlische optreden tegen de Palestijnen. Daar komt bij dat Israël in bepaalde politieke kringen gezien wordt als een frontlijnstaat in de strijd tegen de militante islam en de terreur. Beide worden meestal in één adem genoemd.
De georganiseerde pro-Israëllobby in de EU is nog jong. Toch valt op hoe sterk ze al is georganiseerd. Op de websites staat het vol van verslagen en beeldmateriaal over ontmoetingen, conferenties, workshops en reizen met Europese leden van de uitvoerende en wetgevende macht. De pro-Israëllobby toont zich de jongste jaren erg actief rond Iran en de ‘nucleaire dreiging’, hoewel daar niets over is bewezen. De lobbyisten zijn duidelijk uit op confrontatie en schilderen Iran af als een ernstige militaire bedreiging. Afgelopen zomer kondigde de EU nieuwe sancties af tegen Iran, die verder gaan dan die van de Verenigde Naties. Maar de pro-Israëllobby, die daartoe met succes had toe opgeroepen, toont zich nog niet tevreden. Hij wil dat de EU, dixit Moshe Kantor van het EJC, de “inspanningen (nog) verhoogt om de dreiging vanwege Iran” af te wenden.(12) Kantors antwoord kwam er op een diner in december 2010 waarop eerder de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Alliot-Marie, een toespraak gaf (haar “eerste toespraak voor een internationale organisatie” sinds ze haar functie opnam) waarin ze beloofde dat “Frankrijk een krachtige houding tegen Iran zal aannemen.” Tijdens het georganiseerde bezoek van de honderden EFI-leden aan Israël spraken de Europese parlementairen een veroordeling uit over Iran in een ‘Nooit meer-verklaring’: “Wij, parlementairen en politieke leiders van het Europees Parlement en de Raad van Europa (…) veroordelen de Islamitische Republiek Iran die zich niet schikt naar de verplichtingen om genocide te verijdelen onder artikel 1 van het Genocide-verdrag.”
Volgens Michael Gahler, een Duits christendemocratisch Europarlementslid en naar eigen zeggen pro-Israël, zijn zulke lobbygroepen “altijd zeer invloedrijk geweest” in Europa. Maar hij nuanceert meteen door te stellen dat de weerstand tegen Israëlische acties in de bezette gebieden groot is. Luisa Morgantini, voormalig ondervoorzitter van het Europees Parlement, en actief in de Palestijnse kwestie, vindt dat pro-Israëlische pressiegroepen de geschiedenis van het joodse lijden in Europa misbruiken om te zorgen dat politici niet hard tegen Israël optreden. “Ze gebruiken de Holocaust als chantagemiddel. Het wordt tijd dat we deze chantage stoppen.”(13)
(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)
Noten