Begin juni diende het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, kortweg het Centrum-Leman, een klacht in tegen Dyab Abou Jahjah, de voorzitter van de Arabisch Europese Liga (AEL), op basis van de antiracismewet. Wie de gewraakte passages leest (zie kader), kan niet anders dan oordelen dat het Centrum-Leman hier uit de bocht gaat. De toon is weliswaar radicaal, maar zeker niet in strijd met de antiracismewet. In onderstaand artikel toont Lucas Catherine aan dat er wel degelijk een sterke zionistische lobby actief is en op alle mogelijke manieren critici van de Israëlische politiek probeert de mond te snoeren.
In België heeft Israël tegenwoordig nieuwe vrienden ontdekt uit erg onverwachte hoek. Zo schrijft het Vlaams Blok van Brussel, in zijn maandblad "Brussel Nieuws" (verantwoordelijke uitgever ex-commissaris Johan Demol): "Het antiracisme van Durban (de VN Conferentie over racisme, nvda): een circusvertoning… Vooral omdat een coalitie van islamitische en Afrikaanse landen ten alle prijze het zionisme – de Israëlische versie van het Vlaamse ‘eigen volk eerst’ – wilde doen veroordelen als zijnde ‘racistisch’."
De Israëlische lobby schoot in vuur en vlam toen de joodse staat in de media een enorm imagoverlies leed bij het uitbreken van de tweede Intifada: jachtvliegtuigen, helikopters en tanks werden tegen de Palestijnse burgerbevolking ingezet. Palestijnse politieke leiders werden zonder vorm van proces geliquideerd. De eigen Israëlische intelligentsia, waaronder Amos Oz, werden gemobiliseerd én betaald, om de wandaden van Israël in de internationale pers goed te praten.
Midden 2001 startte in België een rechtsprocedure waarin een tiental overlevenden van de massamoord in Sabra en Shatila bij het Belgisch gerecht klacht indienden tegen onder meer de nieuw verkozen premier Ariël Sharon en medeplichtigen. ‘De vrienden van Israël’ wisten niet wat hen overkwam. Eerst probeerden ze er zich van af te maken door te stellen dat het een anti-Israëlisch manoeuvre was van antisemitisch extreemlinks. Maar een tiental intellectuelen (de meeste professoren) publiceerden een maand later een tekst in "De Standaard", waarin zij de klacht van de overlevenden van Sabra en Shatila gerechtvaardigd vonden. Op dezelfde pagina stelde een lid van Amnesty International dat het proces best doorgang mocht vinden. Niet direct antisemieten.
De Israëlische lobby richt dan in België een "task force" op onder leiding van een reserveofficier en voormalig functionaris van Keren Hayesod op de Ambassade in Brussel, Rafi Yerushalmi. Een whiskyzuipende macho, met de arrogantie van Sharon, alleen de buik moet hij nog kweken. De "task force" kreeg financiële middelen van onder anderen zakenman Pedro Weinreb. Zij zouden alle uitingen van ‘antisemitisme’ monitoren en bestrijden. Daarbij schakelden ze aan beide zijden van de taalrol intellectuelen in. Aan Franstalige zijde vooral prof. Joël Kotek (ULB), aan Nederlandstalige kant prof. Julien Klener (RUG). En een beroepspleiter, de Antwerps-joodse advocaat Marinower. Al wie pleitte voor meer begrip voor de Palestijnen kreeg nu vanuit zionistische hoek forse tegenwind.
Israëlische lobby tegen de media
Het begon aan Franstalige kant.
Oxfam en een rits NGO’s hadden een vliegtuig gecharterd met hulpgoederen voor de Palestijnen. De bedoeling was dat het zou landen in Gaza. Het heeft Gaza nooit bereikt. Naar aanleiding van dit “Vliegtuig voor Gaza” gaf het magazine Contre-pied een speciaal nummer uit over de Palestijnse kwestie. Contre-pied was opgericht door de pedagogische coördinatiecel “Démocratie ou Barbarie” van de Franse Gemeenschap en werd in het onderwijs verspreid. Dat schoot in het verkeerde keelgat van de lobby, die er bij minister Pierre Hazette op aandrong de brochure te verbieden. Contre-pied zag zijn subsidie ingetrokken, het betreffende nummer werd niet verspreid en Contre-pied bestaat niet meer. De minister-president van de Franse Gemeenschap, Hervé Hasquin, besloot toen om een ‘meer objectieve’ brochure ten behoeve van het onderwijs uit te geven. Daarvoor sprak hij ondermeer professor Joël Kotek aan. Alle medewerkers kwamen uit de joodse gemeenschap en zoals Joël Kotek het uitdrukte: “Je kan jood zijn, van Israël houden en toch ook van Palestina houden.”
Joël Kotek lobbiet al lang voor Israël. In 1994 organiseerde hij in Israël een colloquium voor Brusselse parlementairen waarin hij de situatie tussen Palestijnen en Israëli’s in Jeruzalem wou vergelijken met de situatie in Brussel tussen Frans- en Nederlandstalige Brusselaars. Bezetting, onteigening en kolonisatie kwamen daar niet bij kijken. Dezelfde Joël Kotek werkte begin februari 2002 mee aan een achtergrond dossier over antisemitisme in België in de Israëlische krant Ha’aretz. Het artikel begint met deze ‘objectieve’ zin: “Sinds vorig jaar voelen de 30.000 Belgische joden zich geïsoleerd. Velen vrezen voor hun leven, ook al is er geen objectieve reden om aan te nemen dat er een officieel overheidsplan bestaat om de joden te schaden.” Zelf verklaart hij aan de journalist van het stuk, Daniel Ben Simon, “Als joods zionist voelt je je niet langer deel uitmaken van de Belgische samenleving… Ik zeg niet dat er hier antisemitisme heerst, het is eerder een oeverloze haat tegen Israël.” Het belooft voor die brochure.
Aan Nederlandstalige kant was er wel al een brochure voor het onderwijs verschenen. Op verzoek van de Vereniging van Vlaamse Leerkachten hadden Ludo Abicht en ik in 1998 een brochure geschreven “Kanttekeningen bij het Israëlisch-Palestijns conflict”. Een comité van 18 deskundigen, leerkrachten en professoren had de tekst nagevlooid. 5.000 exemplaren werden op erg korte tijd verkocht aan de leerkrachten aardrijkskunde en geschiedenis van alle netten.
Eind 2000 wil de staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, Eddy Boutmans, deze brochure heruitgeven. Ongewijzigd, op een kwartpagina actualisering na. Bedoeling is om zo het ontwikkelingsbeleid naar de Palestijnen te duiden. De brochure zou aangeboden worden zowel in het Nederlandstalig als het Franstalig onderwijs. Net toen de tekst af was, intervenieert de lobby in de persoon van Julien Klener, professor aan de RUG en voorzitter van het ‘Centraal Israëlitisch Consistorie van Belgie’. Hij zet niet alleen staatssecretaris Boutmans onder druk, maar ook diens voogdijminister Michel van Binnenlandse Zaken en zelfs premier Verhofstadt. Die druk maakt dat de brochure zogezegd uitgesteld wordt tot na het Belgische voorzitterschap van de EU, dat eindigt op 31 december 2001. Bedoeling is wel dat dit uitstel afstel wordt. De twee auteurs worden elk op hun beurt, gespreid over meerdere nummers, aangevallen als respectievelijk “verrader” en “antisemiet” in het Belgisch Israëlitisch Weekblad. Het krantje kondigt tevens aan dat een volksvertegenwoordiger een parlementaire vraag zal stellen over de brochure.
Op 26/8 noemt de Israëlische krant Maariv de brochure antisemitisch en drukt de kritiek af naast een foto van Minister Michel die de hand drukt van premier Sharon.
In februari 2002 beslist het staatssecretariaat voor Ontwikkelingssamenwerking dat de brochure er niet zal komen.
Maar er verschijnt in België natuurlijk meer dan zo’n brochure.
De Brusselse liberale krant "Le Soir" is volgens de lobby pro-Palestijns. Het gaat niet zo best met de krant (in 2001 vermindert haar verkoop met 8,59%) en de lobby beslist druk uit te oefenen. Via Radio Judaica en nogal wat joodse verenigingen wordt opgeroepen zich niet langer te abonneren en ook geen annonces meer te plaatsen. Onder die druk geeft de krant op 17 oktober twee volle pagina’s aan de joodse organisaties om hun mening te ventileren. De redactie distantieert zich van deze knieval. Een tweede campagne volgt nog eens in december.
En er is niet alleen de geschreven pers. De RTBF wordt onder druk gezet om de BBC-Panorama ‘The Accused’, over de rol van Ariël Sharon in de moordpartijen van Sabra en Shatilla, niet uit te zenden. Het lukt ze niet. Evenmin bij de VRT.
Daar schrijft Julien Klener, voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België, een brief naar de redactie waarin leugenachtig gesteld wordt dat de BBC zich ondertussen van de uitzending heeft gedistantieerd. Shaul Amor, de Israëlische ambassadeur in Brussel richt een gelijkaardig schrijven aan de voorzitter van de raad van bestuur van de VRT en aan Mediaminister Van Mechelen. Zonder resultaat.
Julien Klener houdt zich verder, als voorzitter van de Joodse sociaal-religeuze koepel, bezig met het sturen van propagandacassettes naar redacties. Wanneer dezelfde Professor Klener gevraagd wordt om in Antwerpen te debatteren over de problematiek, antwoordt hij dat “het conflict in het Midden-Oosten, niet tot mijn wetenschappelijk mogelijkheden behoort… Als humanist, die poogt naar eerlijkheid, ben ik het aan mezelf verplicht om uw voorstel af te slaan.” Lobbyen achter de schermen mag, debatteren in het publiek niet.
De Israëlische klacht tegen Sharon laat zich ook op regeringsniveau voelen. Wanneer de ministers Michel, Boutmans en Verhofstadt Israël bezoeken worden ze niet alleen koel ontvangen, maar door de burgemeester van Jeruzalem zelfs uitgescholden. Tegelijkertijd diende men in Brussel een klacht in tegen Yasser Arafat. De man achter de schermen, die ondermeer de commissiejustitie van de senaat hiervoor benaderde, was reserveofficier Rafi Yerushalmi, van de ‘task force’.
De lobby ruikt nu overal antisemitisme in België. In december 2001 is P-magazine aan de beurt. Het blad trekt lezers met halfnaakte ‘babe’s’ op de cover, maar schrijft ook zinnige dingen, zoals over de zaak Sharon en Israël. Aanleiding wordt een satirische column van ‘De Vrijdenker’, dan gewijd aan Israël. Er wordt een campagne met klachtenbrieven naar het Centrum Leman opgezet en de reclameregie van het blad wordt ‘benaderd’. Het Centrum voor Gelijke Kansen laat P-magazine weten dat het niets strafbaars heeft gedaan maar “Gezien het niet te verwaarlozen aantal van de klachten, hield ik er toch aan dit te melden.”, schrijft Johan Leman.
Op 10 januari schort de Vlaamse Regering de bilaterale coöperatie met Israël en de Palestijnse Autoriteit op met de bedoeling beide partijen onder druk te zetten het geweld te staken en te gaan onderhandelen.
Dit levert niet alleen anti-Belgische betogingen op in Israël, maar ook een ‘versteviging’ van de boycot van Belgische chocolade en bier, die al sinds de zaak Sharon aan de gang was.
Israël schiet bij dit soort acties soms zijn doel voorbij. Vlaanderen wil een holocaustmuseum in Mechelen. En daar wil de Israëlische lobby haar zeg over. De Holocaust is immers ‘het morele kapitaal’ van Israël, om Elie Wiesel te parafraseren. Bedoeling is Israël als ‘erfgenaam’ van de vermoorde joden, centraal te stellen in het nieuwe museum, andere genociden moeten liefst zo veel mogelijk geweerd en ook aan het hedendaagse racisme van extreemrechts moet niet teveel belang worden besteed. Daarom wil men een raad van bestuur die hiervoor kan zorgen. Gie van den Berghe, een van de weinige Belgische specialisten van de jodenmoord door de nazi’s wordt geweerd (o.m. omwille van zijn boek “De uitbuiting van de Holocaust”) en joods historicus Maxime Steinberg (een van de stichters van Contre-pied) omdat hij ‘Franstalig’ is. Alsof de joden uit Arlon en Noord-Frankrijk die ook via de Dossin-kazerne werden weggevoerd naar de kampen niet Franstalig waren. Goed. De lobby heeft Vlaams minister-president Dewael zover gekregen dat het museum er komt, meer nog zij nodigen hem uit om de moeder van alle Holocaustmusea ter wereld te bezoeken, Yad Vashem in Jeruzalem. Alleen, op 18 januari 2002 blijkt dat Dewael niet welkom is, als minister van een ‘antisemitisch’ land.
En de strijd tegen het woekerende Belgische ‘antisemitisme’ gaat door.
Op 28 januari krijgt de RUG een klacht van een anonieme academicus over de website van het Centrum voor de Studie van de Islam in Europa van prof. Herman De Ley. Er zou Palestijnse propaganda op staan. Is het toeval dat Julien Klener hier professor is, of zoek ik het deze keer toch te ver?
Op 10 januari behandelt het Vlaams Parlement wel een erg rare interpellatie. Miel Verrijken interpelleert Marleen Vanderpoorten over de al vernoemde Boutmansbrochure. Miel Verrijken is lid van het Vlaams Blok, en ondertussen weet u het al, dat zijn vrienden van Israël. En vriend van de joodse cultuur. Hij leidt zijn vraag in met “Ik moet hier geen uitleg geven over de eeuwenoude verbondenheid tussen de Westerse cultuur en de Joodse cultuur.” Verder verdedigt hij Sharon: “Wist u dat de tweede Intifada ontstaan is omdat een oude man de heiligste berg van zijn godsdienst beklommen heeft om daar te gaan bidden?” Uit de brochure wordt niet geciteerd, wel wordt staatssecretaris Boutmans “gauchisme” verweten en wil hij dat de brochure er niet komt omdat anders “Israël de diplomatieke betrekkingen met België verbreekt.”
Uit die hoek hadden sommigen liever geen hulp. Die hulp kwam er dan toch veertien dagen later, maar dan wel uit de hoek van het rechtse establishment. In een opiniepagina van "De Standaard" trok Mia Doornaert tegen deze ‘antisemitische’ brochure van leer, zonder een citaat te geven waaruit dit zou blijken. Het is inderdaad moeilijk Israël met logische argumenten te verdedigen. Alleen een beroep op bijbel of holocaust haalt nog wat uit.
De "task force" organiseert een ware mediacampagne: de geschreven pers, radio en tv worden bestookt met de beschuldiging dat zij teveel de Palestijnse kant kiezen. Redacties worden onzeker. Laten hen toch meer aan het woord dan ze eigenlijk willen. Kranten en media waken erover dat ‘de stem van de joodse gemeenschap in België’ altijd en uitgebreid aan bod komt. Meestal bestaat dit erin dat men kritiekloos het standpunt van de regering Sharon uitbazuint. Summum vormde hier het zeer degelijke Terzake (VRT) dat op 8 april minutenlang ex-premier Netanyahu aan het woord liet, zonder enige poging tot kritische vraag en die hem rustig propaganda liet spuien. Het leek een regeringsmededeling uit de jaren 1960. Een onaangekondigd gastprogramma.
Toch blijft men fulmineren tegen België en de Belgische media die bevooroordeeld tegen Israël zouden zijn. Waarom zouden wij?
Zijn de relaties tussen België en Israël nu echt zo slecht? Niet als je het economisch bekijkt. Wij voeren per jaar 3,5 miljard dollar goederen uit naar Israël en importeren uit dat land voor 1,3 miljard dollar. Een meer dan positieve handelsbalans.
Binnen de Europese Unie nemen wij 17 % van de import uit Israël voor onze rekening (dat is meer dan onze veel grotere buren Duitsland of Frankrijk) en 24 % van alle export naar dit land (meer dan het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of Frankrijk). Wij mogen dan wel ‘antisemiet’ zijn, zaken zijn zaken. Vooral als het om diamant gaat. België levert Israël 65 % van alle ruwe diamant die het importeert. Om er een prijs op te plakken, dat is voor een waarde van 250-300 miljoen dollar per maand. En dan zijn er de wapens. De Israëlische Uzi is het machinegeweer van onze politie. Onze nieuwe, eengemaakte federale politie krijgt een gesofisticeerde afluistercentrale, een hele kazerne wordt daarvoor gereserveerd. De technologie komt van het Israëlisch bedrijf ‘Nice’, opgericht door oud-officieren en sterk gebonden aan het Israëlische leger. Hetzelfde bedrijf zou dergelijke apparatuur ook aan de VS leveren. Daar kwam een debat op gang over de opportuniteit van de firma. Zou Israël niet meeluisteren? Een van de bestuursleden van Nice bleek in de VS trouwens betrokken in een spionageschandaal ten voordele van Israël. Hier kraait er geen haan over. Ook ons leger doet zaken met de joodse staat. Zo heeft België in 2001 voor 2,7 miljard frank onbemande verkenningsvliegtuigjes in Israël besteld. Ter vergelijking: we gaven dat jaar 27 miljoen frank aan noodhulp aan de Palestijnen.
* Lucas Catherine is medeauteur van het nieuwe vredescahier: ‘Palestina, kroniek van een bezetting’ te verkrijgen bij vzw Vrede door storting van 7 Euro op prk. 000 – 0956015 – 80 (met vermelding ‘vredescahier 2/2002’). Dit stuk is een bewerking en inkorting van een van zijn bijdrages. In augustus/september verschijnt bij EPO zijn boek: “Palestina, de laatste kolonie?”, met daarin eveneens aandacht voor de zionistische lobby in België.
Bron: De Standaard, 6 juni 2002
(Uitpers, juli-augustus 2002)