Pas weken na de grootschalige bombardementen op Libanon, beantwoord met raketaanvallen van Hezbollah op noord-Israël, is er eindelijk een broos staakt-het-vuren, zij het op basis van een onevenwichtige resolutie 1701. Israël kreeg de hele oorlog de volledige steun van Washington. Europa toonde zich opnieuw verdeeld, maar de meeste landen behielden een opvallend stilzwijgen.
Na wekenlang diplomatiek getouwtrek – en onwil – en vele slachtoffers later, kwam het eind augustus toch nog tot een staakt-het-vuren op basis van resolutie 1701 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Dat de vijandelijkheden zijn stopgezet is uiteraard goed nieuws. Maar of de ‘internationale gemeenschap’ daarmee haar verantwoordelijkheid heeft genomen om er voor te zorgen dat het Midden-Oosten de weg inslaat van duurzame vrede is behoorlijk twijfelachtig. Daarvoor zijn een hele reeks voorwaarden niet vervuld. De belangrijkste is wel dat de grootmachten er nog altijd hun eigen economische en politieke agenda volgen die zelden de belangen van de regio dient. Resolutie 1701 gaat op geen enkele manier in op de echte problemen die aan de basis liggen van het geweld.
Er is eerst en vooral de openlijke pro-Israël koers van de VS, die sinds het aantreden van de neoconservatieven in Washington ideologisch zeer sterk gevoed wordt. Dat bleek al uit de houding die de VS aannamen meteen na de bommencampagne van Israël op Libanese installaties, steden en dorpen. De dag na de ontvoering van twee Israëlische soldaten liet minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice er geen twijfel over bestaan wie schuldig was aan het geweld in de regio: “Laat me even voor een ogenblik in de tijd terugkeren en iedereen er aan herinneren hoe dit alles begon. Het begon met de ontvoering van een Israëlische soldaat in de Gaza en een gelijkaardige ontvoering in Libanon, na wekenlange raketaanvallen tegen Israëlische bevolkingscentra. Vandaag is er een escalatie met aanvallen tegen Haifa, een belangrijke stad.”(1) Deze eenzijdige lezing wordt bijna unaniem gedeeld door de Amerikaanse politieke en media-elite. Op 17 juli 2006 schreef de New York Times: “Laat er geen misverstand over bestaan: de verantwoordelijkheid voor de escalerende slachting in Libanon ligt aan één kant… en dat is Hezbollah.” Op 14 juli schreef de Los Angeles Times: “Israël werd geprovoceerd”. Weinig kranten die er anders over dachten. De VS-mediawaakhond, FAIR, zegt dat de belangrijkste kranten in de VS een zeer selectief verhaal brengen met een gat in het geheugen voor wat de voorgeschiedenis betreft. Volgens FAIR laat de dodentol alleen al zien dat het onmogelijk vol te houden is dat Israël een onschuldig slachtoffer is.
De Amerikaanse Senaat nam op 18 juli unaniem (!) een resolutie aan (S. Res. 534) die haar steun uitspreekt voor ‘Israëls recht op zelfverdediging’ en die Hezbollah, Hamas, Syrië en Iran veroordeelt.(2) De resolutie vraagt de regering om Israël volledig te steunen. Enkele dagen later geraakt bekend dat Washington zijn fiat geeft aan een Israëlische spoedbestelling van precisiemunitie.
De VS houden er al jaren een eigen geschiedschrijving op na, gevoed door succesvolle zionistische lobbies als AIPAC (zie Uitpers nr 71). Daarin is geen plaats voor de echte grondoorzaken van het geweld in het Midden-Oosten, namelijk de bezetting en kolonisatie van de Palestijnse gebieden, de Golan en de Shebaa-boerderijen. In de daarnet genoemde resolutie van de Amerikaanse Senaat en een gelijkaardige resolutie in het Huis van Afgevaardigden gaat zeer veel aandacht naar de ontvoerde Israëlische soldaten. Over de grootschalige ontvoering en gevangenneming van Palestijnse kinderen, burgers, politici, ministers, e.d. zwijgen de resoluties in alle talen. Ook de raketaanvallen vanuit Gaza en Zuid-Libanon, krijgen een beschuldigende vinger, maar de vernietigende militaire aanvallen in Gaza en Libanon worden over het hoofd gezien.
Een geplande oorlog
Washington heeft de Israëlische agressieoorlog als een recht op verdediging geportretteerd, hoewel alle gezaghebbende mensenrechtenorganisaties het er over eens zijn dat de aard van de militaire campagne in geen enkel opzicht daarmee overeenstemt. In een rapport laat Amnesty International verstaan dat er eerder sprake was van een strafexpeditie tegen de hele Libanese burgerbevolking: “Alles wijst er sterk op dat er sprake is van opzettelijke en grootschalige vernietigingen van publieke werken, energiesystemen, huizen van burgers en industrie als een integraal onderdeel van de militaire strategie.”(3)
De Amerikaanse onderzoeksjournalist, Seymour Hersh, gaat nog een stap verder. In een artikel van de New Yorker citeert hij verschillende officiële bronnen waaruit blijkt dat de oorlog in Libanon door Israël en de VS vooraf was gepland. De ontvoering was maar een voorwendsel. Het blijft gissen naar de exacte reden voor de oorlog tegen Libanon, maar zeker is dat er een verband is met Iran. Het elimineren van Hezbollah zou de noordergrens van Israël moeten beveiligen tegen mogelijke represailles als gevolg van een militaire campagne tegen Iran (Zie ook Uitpers 67). In dat opzicht is de hele operatie trouwens een complete mislukking gebleken. Als Hersh gelijk heeft, plaatst dat ook de dringend gevraagde terugtrekking van de Syrische troepen uit Libanon midden 2005 (in uitvoering van resolutie 1559) in een ander daglicht. Syrië krijgt van de ‘internationale gemeenschap’ het verwijt steun te geven aan Hezbollah. Maar die steun heeft niet alleen te maken met Syrische ambities in het Libanese spel (die te maken heeft met historische aanspraken op Libanon). Syrië gebruikt de Hezbollah om druk uit te oefenen op Israël in een poging de Golan te recupereren.
Resolutie 1701 viseert vooral Hezbollah
Pas nadat duidelijk werd dat de oorlog voor Israël op een militaire mislukking dreigde uit te draaien, hebben de VS en Israël uiteindelijk gekozen voor een strategie die de schade zou beperken. Het resultaat daarvan is resolutie 1701. De tekst ervan is opgesteld door Frankrijk en de VS, die zelf in nauw contact stonden met de Israëlische regering. Een van de centrale elementen van de resolutie is naast het staakt-het-vuren, de ontplooiing van een internationale troepenmacht in Zuid-Libanon. De resolutie legt de verantwoordelijkheid nagenoeg uitsluitend bij Hezbollah, geheel in overeenstemming met de Amerikaanse en grotendeels ook Europese visie, wars van elke historische context. Zo is er bijvoorbeeld de moord op twee leden van de Jihad op 26 mei van dit jaar. De Jihad onderhoudt goede relaties met Hezbollah. Volgens het Libanese leger, die de verdachten van de aanslag heeft opgepakt, wijst alles in de richting van een terreurcel die werkt in opdracht van de Israëlische Mossad. Minstens twee van de drie dodelijke aanslagen op hoge Hezbollah-leiders de afgelopen zeven jaar worden toegeschreven aan dezelfde groep. Er is ook geen rekening mee gehouden met het feit dat de Israëlische vliegtuigen volgens de waarnemers van de VN-interpositiemacht UNIFIL op “bijna dagelijkse basis” (tussen 2001 en 2003) en “aanhoudend” (vanaf 2003), het Libanese luchtruim schonden. Het jongste conflict in Libanon heeft bovenal zijn wortels in de bloedige Israëlische invasie van 1982, waarbij vele duizenden burgerslachtoffers vielen. Het is als gevolg van die invasie dat Hezbollah is ontstaan, die hun verzet in het zuiden moeiteloos politiek verzilverden bij de Libanese bevolking, zeker het sjiitische deel. De rapporten van UNIFIL wijzen er in elk geval op dat beide partijen de ‘blauwe lijn’ meermaals hebben geschonden.
De Israëlische regering blijkt momenteel, in tegenstelling tot enkele weken geleden, grote voorstander van die internationale troepenmacht onder VN-vlag. Israël zal weinig last hebben van die troepenmacht, want ze wordt uitsluitend in Zuid-Libanon ontplooid, ook al was het de Israëlische luchtmacht die Libanon op grote schaal bombardeerde en er vervolgens met een grote troepenmacht binnenviel. De Israëlische regering lijkt er nu op te rekenen dat de internationale troepen in militaire confrontatie dreigen te komen met Hezbollah en Syrië. Een belangrijke opdracht bestaat er immers uit om de wapentrafieken te controleren en op termijn te helpen bij de ontwapening van Hezbollah. Het standpunt van de Israëlische premier Ehud Olmert spreekt boekdelen die het had over “een solide macht, bestaande uit gevechtseenheden die in staat zijn om resolutie 1559 op niveau van heel Libanon uit te voeren”. De furieuze Syrische reactie op mogelijke vreemde troepen aan hun grens (wat gevraagd is door Israël), waarbij president Assad sprak van een ‘vijandige daad’, is een aanwijzing dat resolutie 1701 en de ontplooiing van de internationale troepenmacht in de Israëlische kaart spelen. Gezien de resolutie niets zegt over de Israëlische bewapening, noch Israël verantwoordelijk maakt voor de oorlog, is de kans groot dat de VN-troepen de vuile kastanjes uit het vuur zullen halen voor Israël. Het is wellicht de vrees voor een militaire confrontatie met Hezbollah die mee de aanvankelijke Franse aarzeling verklaren om substantieel bij te dragen aan zo’n troepenmacht. In de pers verklaarde men die aarzeling als een gevolg voor het feit dat Frankrijk vooral sterke ‘rules of engagement’ wilde, een militaire macht die een voldoende mandaat heeft om desnoods met militaire middelen ‘vrede op te leggen’.
Verdeeldheid in de Europese Unie
De Europese Unie heeft, zoals meestal in het Midden-Oosten, noodgedwongen een tweederangsrol gespeeld. Over het algemeen was er ook in Europa weinig harde taal te horen voor de moordende Israëlische bombardementen op Libanon. Zelf de anders zo grijze Kofi Annan kon zijn verontwaardiging daarover en het gebrek aan druk op Israël niet verbergen, wat hem op boze reacties kwam te staan van zowel de VS als Israël. Daar kwam bij dat de eensgezindheid onder de Europese leiders opnieuw ver te zoeken was. Tijdens de G8-top in Sint-Petersburg die samenviel met het begin van de vijandelijkheden waren president Bush en de Britse premier Blair het als vanouds roerend eens met elkaar. De Britten verdedigden het Amerikaanse standpunt dat de veiligheid van Israël eerst moest gegarandeerd zijn voordat er een staakt-het-vuren kon komen. Premier Blair maakt daarmee niet alleen een abstractie van het geweld op de Libanese burgerbevolking, maar begroef nog maar eens de illusie van een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid. Blair kon rekenen op de steun van een aantal andere Europese landen. Nederland, dat traditioneel evenzeer een transatlantische koers vaart, maakte geen problemen van het feit dat in juni en juli de luchthaven in Schiphol als draaischijf diende voor tal van wapentransporten vanuit de VS. Ierland daarentegen verbood eerder zo’n vluchten. Ook Duitsland koos de kant van Israël om de gekende historische redenen.
Frankrijk was het enige Europese land, naast Italië, dat een rol op het voorplan speelde. Libanon is een voormalige Frans kolonie en onderhoudt sindsdien goede relaties met vooral het christelijke deel van Beiroet. Frankrijk verdedigde een ander standpunt dan Washington. In een interview met de krant Le Monde (26 juli 2006) zei Chirac dat beide partijen verantwoordelijk waren voor wat zich in Libanon afspeelde. Hij noemde het Israëlische optreden ‘disproportioneel’ en zei dat er geen militaire oplossing bestond. Opvallend ook: terwijl Washington de Europeanen probeerde ervan te overtuigen Hezbollah op de lijst met terroristische organisaties te zetten, pleitte Chirac ervoor om Hezbollah te betrekken in onderhandelingen voor een akkoord. In Parijs zat niet iedereen op dezelfde lijn. De rivaal van president Chirac bijvoorbeeld, Nicolas Sarkozy verdedigde vanaf het begin van de oorlog zonder enige nuance de Israëlische premier Ehud Olmert. De Franse Parti Socialiste leek dan weer met vakantie. Dat neemt niet weg dat Frankrijk, in tegenstelling tot de VS en Groot-Brittannië, aandrong op een onmiddellijk staakt-het-vuren. Parijs werd daarin het hardst gevolgd door Griekenland, Zweden en Spanje.
Pas begin augustus goed twee weken na het begin van de oorlog, kwamen de Europese ministers tot een gemeenschappelijk standpunt. Daarin kwamen ze niet verder dan een oproep voor ‘een onmiddellijk stopzetten van de vijandelijkheden’ gevolgd door een ‘duurzaam staakt-het-vuren’. Het heeft veel tijd gekost om de verschillende standpunten met elkaar te verzoenen. Maar uit de verklaringen achteraf bleek dat iedereen toch weer zijn eigen interpretatie gaf aan het ingenomen standpunt, dat volgens de Duitse minister van Buitenlandse Zaken ‘geen staakt-het-vuren’ was, maar een geleidelijke uitbreiding van de toen door Israël aangekondigde halt aan de luchtaanvallen die zouden moeten gevolgd worden door gelijkaardige stappen van Hezbollah. Het Europese ‘hoofd’ van de Buitenlandse politiek, Javier Solana, stond er trouwens op dat de tekst uitdrukkelijk zou vermelden dat Hezbollah en niet Israël de vijandelijkheden startten. Dat standpunt stond, anders dan het ontwerp van de Finse voorzitter, vervolgens bovenaan de tekst, waarbij de Europese ministers de raketaanvallen van Hezbollah op Israël veroordeelden en pas daarna een veroordeling uitspraken voor de dood van Libanese burgers als gevolg van de Israëlische bombardementen. Een Duitse diplomaat stelde veelbetekende dat dit noodzakelijk was “om het nodige krediet bij de Israëli’s” te bewaren. De moeilijke besluitvorming rond Libanon contrasteert sterk met de eensgezindheid over de aanpak van de Hamas-regering, die al enkele maanden een financiële boycot moet ondergaan.
Ondertussen zal de Europese Unie wel de ruggengraat vormen van de UNIFIL-troepenmacht. België zal een bijdrage leveren met een troepenmacht van tegen de 400 soldaten. De EU probeert zo alsnog de diplomatieke afwezigheid te compenseren via een militaire bijdrage (naast een humanitaire bijdrage). In Knack (23 augustus 2006) zegt VLD-defensiespecialist Stef Goris: “Het is een uitgelezen kans om te tonen dat het Europese Buitenlands beleid geen loze woorden zijn.” Het militaire als breekijzer voor een buitenlands beleid (terwijl het eigenlijk omgekeerd zou moeten zijn), maar ook een poging om de manifeste verdeeldheid over het Europese buitenlandse beleid te verdoezelen. Terwijl Europa op cruciale momenten diplomatiek verlamd is, wordt dit dossier opnieuw gebruikt om te pleiten voor een verhoging van de militaire investeringen en/of een verregaande Europese militaire integratie. “Gegeven de operaties in Afghanistan, Bosnië, Congo en andere conflictgebieden zitten enkele Europese lidstaten op hun tandvlees”, aldus Paul Goossens in De Morgen (26 augustus 2006). Het blijft evenwel een feit dat de EU vooral de opruimer aan het worden is van andermans politieke beslissingen.
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)
Noten
(1) Press Briefing by Secretary of State Condoleezza Rice and National Security Advisor Steve Hadley, 13 juli 2006 (zie
http://www.whitehouse.gov/news/releases/2006/07/20060713-8.html per datum van 25 augustus 2006)(2) De tekst van de resolutie vindt u op
http://thomas.loc.gov/cgi-bin/query/z?c109:S.RES.534:(3) Amnesty International. Lebanon: Deliberate destruction or “collateral damage”? Israeli attacks on civilian infrastructure. 23 augustus 2006 (zie:
http://web.amnesty.org/library/Index/ENGMDE180072006 )