Vorige maand berichtte de Los Angeles Times dat de Verenigde Staten (VS) aan nieuwe plannen sleutelen voor het gebruik van kernwapens. Eventjes stokte de adem van de internationale gemeenschap want het geeft aan dat de regering Bush in haar niet aflatende strijd tegen het internationaal terrorisme het Macchiavellaanse gedachtegoed ook op het nucleaire vlak hoopt te eren: het doel heiligt de middelen. En waarom zouden die middelen geen atoomwapens kunnen zijn?
Het perslek verwijst naar de nuclear posture review dat de nieuwe en toekomstige veiligheidsbedreigingen aan het adres van de VS in kaart brengt, en daaraan gekoppeld een inventarisatie van de benodigde instrumenten opstelt om die bedreigingen het hoofd te kunnen bieden. Hoewel het pad reeds geëffend werd onder president Clinton is het de eerste doorlichting sinds 1994. Een presidentiële richtlijn gaf de nucleaire planners in het Pentagon vijf jaar geleden al de opdracht om cruciale informatie in te winnen over doelen in de zogeheten schurkenstaten. Voor het geval dat. Vandaag prijken Iran, Irak en Noord-Korea — de schurkenstaten van weleer — als landen van de "as van het kwade" opnieuw op de lijst van potentiële vijanden.
De review vertrekt vanuit de vaststelling dat de verspreiding van niet-conventionele wapens een aantrekkingskracht uitoefent op het internationaal terrorisme. In een onlangs gepubliceerde legitimatie voor het Amerikaanse handelen zegt het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de inlichtingendiensten over voldoende bewijzen beschikken dat terroristen op zoek waren naar componenten om chemische en biologische wapens, en zelfs rudimentaire atoomwapens aan te maken.
De opties openhouden
De stukken van de review die in het publieke domein verzeilden, weerspiegelen de teneur van het huidige Amerikaanse beleid. In de onzekerheid van de 21ste eeuw moet de VS maximale flexibiliteit nastreven. De wereld van vandaag brengt nieuwe uitdagingen en wordt bovenal gekenmerkt door onzekerheid over de aard van de vijanden en hun toekomstig gedrag In die mate zelfs dat het leidt tot een verhoging van de eigen kwetsbaarheid, zoals de september-aanslagen aantonen.
In een dergelijk klimaat moet de VS haar vrijheid van handelen kunnen handhaven. Indien de omstandigheden dat vereisen betekent dit zelfs terugkomen op eerder onderschreven internationale verplichtingen. De beslissing van het Witte Huis om zich van het antirakettenverdrag (ABM) te ontdoen omdat het in een fundamenteel veranderde wereld de handen bindt, schept een angstwekkend precedent. Eén van de functies van zo’n wapenbeheersingsverdrag ís net de wederzijdse beleidsopties te beperken. In de overtuiging dat er zich een nieuwe wereld aandient staat de gedachte centraal dat de koude oorlog verleden tijd is en dat er bijgevolg sleet komt op het corpus aan wapenbeheersingsverdragen dat toendertijd onderhandeld werd. De frustratie groeit dat zij niet meer de werkelijke internationale omgeving reflecteren.
Paradoxaal genoeg blijft de VS echter vasthouden aan de continuïteit van het beleid. Minister van Buitenlandse Zaken Powell en veiligheidsadviseur Rice kregen de taak toebedeeld te benadrukken dat de beleidsherziening geen fundamentele ommezwaai betekent in het kiezen van doelwitten voor de Amerikaanse kernwapens. Powell valt met zijn aura van gematigde in de regering Bush de eer te beurt de diplomatieke kastanjes uit het vuur te mogen halen. Hij mag gaan verkondigen dat het Amerikaanse nucleaire beleid van de toekomst nog steeds gericht is op kernwapenbeheersing. De huidige onderhandelingen met Rusland over unilaterale reducties in strategische kernwapens vormen daar dan het ultieme bewijs voor.
Opvallend aan de uitgelekte stukken is het optimisme rond technologische dominantie. Dat volgt deels uit het verloop van operatie Enduring Freedom in Afghanistan waar het gebruik van hoogtechnologische wapensystemen bijdroeg tot een relatief snelle militaire overwinning. Dit is dan weer terug te brengen tot de westerse technologiecultuur met een intens geloof in de idee van vooruitgang in kennis en wetenschap. Nucleaire planners blijven wel zweren bij de traditionele afschrikkingstaak van kernwapens, maar blijken anderzijds een groot vertrouwen te hebben in het technologisch kunnen. Wat in het beleidsplan vertaald wordt naar de ontwikkeling van een nieuwe generatie kernwapens met een specifieke functie binnen de militaire doctrine.
Een afschrikwekkend verleden…
Strategische nucleaire afschrikking impliceert de belofte dat er op een kernaanval een zo mogelijk nog zwaarder nucleair antwoord volgt waarbij de aanvaller ondraaglijke verliezen zou lijden. Deze interpretatie van afschrikking is geënt op een schending van de nationale veiligheid en de overtuiging dat kernwapens niet zomaar een onderdeel van het wapenarsenaal zijn. Hoe leeg het criterium van de nationale veiligheid wel is mag blijken uit het gegeven dat het aartsmoelijk is er een concrete invulling aan te geven. In tijden van internationale spanning moeten de beleidsverantwoordelijken een specifieke drempel vastleggen. Men kan zich dan de vraag stellen in hoeverre de terroristische aanvallen op de WTC-gebouwen en het Pentagon als zo’n bedreiging van de nationale belangen mogen beschouwd worden, wat zelfverdediging met kernwapens zou kunnen rechtvaardigen. Het ging niettemin om het toebrengen van grote economische schade, duizenden doden en een sterk gekneusde nationale psyche.
Traditionele nucleaire afschrikking stamt uit een periode waarin de vijand nog zeer zichtbaar was. De verpersoonlijking van het kwaad was — dixit toenmalig president Ronald Reagan — de Sovjetunie. Ondanks de zware ideologische tegenstellingen en een fundamenteel verschillend wereldbeeld erkenden beide supermachten elkaar als verantwoordelijke huisvaders. De doctrine blijft ook vandaag nog van toepassing op de traditionele verantwoordelijke spelers in het internationaal systeem. Kernwapenstaten Rusland en China genieten in Washington nog steeds de eer zich als goede afschrikkingspartners te gedragen in de hoop een nucleaire holocaust te vermijden.
In de praktijk is de communicatie via nucleaire afschrikking niet op iedere speler toepasbaar. Ook hier proberen de Amerikanen zich flexibel op te stellen: ze identificeren een aantal actoren die niet aan dat ideaalbeeld van de verantwoordelijke staat beantwoorden. Voor president Bush zijn dat staten als Noord-Korea en Irak waar het leiderschap niet voor een nucleaire verrassingsaanval zou terugdeinzen, voor de republikeinse senator Richard Lugar zijn dat terroristen "wier zelfmoordtendens een afschrikkingspolitiek overstijgt en die maar al te graag massavernietigingswapens zouden hanteren indien zij daar de kans toe kregen."
…en een chirurgische toekomst?
Op de tekentafels van de ingenieurs in Los Alamos en andere laboratoria liggen er momenteel schetsen voor een nieuwe generatie precisiekernwapens die ingezet kunnen worden om ondergrondse en verharde installaties uit te schakelen. In onze technologiecultuur groeide de opvatting dat atoomwapens geen dominante vooruitstrevende technologische verwezenlijkingen meer symboliseerden. Ze werden eerder behouden voor hun politiek-strategisch afschrikkingseffect dan voor hun militaire inzetbaarheid. De nieuwe nucleaire doctrine, waarvan de nuclear posture review de voorbode is, verschaft kernwapens terug een aura van militair inzetbare en hoogtechnologische wapens. Daarbij worden de kernwapens "geconventionaliseerd".
Waar in de traditionele afschrikkingsdoctrines de capaciteit tot massale vernietiging het doorslaggevende psychologische argument is, verwijst de nieuwe generatie kernwapens net zoals bij de conventionele precisiewapens vooral naar chirurgische trefzekerheid. Wat overblijft is dan een gevoel dat dergelijke wapens een relatief geringe vernietigingskracht nodig hebben om toch evenveel schade toe te brengen. Bovendien wordt hun psychologische impact verlaagd doordat ze in de eerste plaats bedoeld zijn om ondergrondse commandobunkers en grottencomplexen uit te schakelen, die zich vaak op voldoende afstand van de burgercentra bevinden om collaterale schade te minimaliseren.
Nucleaire precisiewapens zetten meteen de heersende internationale norm op het niet-gebruik van kernwapens onder druk. Die gedragsnorm ontleent haar kracht zowel uit de universele aversie voor massale vernietiging als uit het aanhoudende niet-gebruik van atoomwapens. Sinds Hiroshima en Nagasaki werden in conflicten nooit meer kernwapens ingezet. Onderminister voor buitenlandse zaken Bolton liet zich echter onlangs nog ontglippen dat in de wereld van post-11 september de VS over een effectief kernwapenarsenaal moet kunnen beschikken voor het geval haar afschrikkingsstrategie faalt. Hij bediende zich hiermee van de kenmerkende nucleaire ambiguïteit, waarbij de tegenpartij in het ongewisse gelaten wordt over wanneer en in welke omstandigheden kernwapens ingezet zouden worden.
Opvallend aan de perslekken is dat net een aantal concretere scenario’s in de openbaarheid kwamen: een conflict tussen China en Taiwan, een oorlog met Noord-Korea, confrontaties met Libië, Iran of Irak, het inzetten van precisiekernwapens wanneer conventionele bommen niets uithalen tegen ondergrondse commandoposten. De duidelijkheid van deze scenario’s doet de ambiguïteit wat afkalven en vereist een verduidelijking van de wil om de daad bij het woord te voegen. Indien de VS, in het geval van een weinig hypothetische aanval op de ondergrondse installaties van Saddam Hoessein, haar geloofwaardigheid wenst te behouden, dan zal the Oval Office vroeg of laat geconfronteerd worden met haar dreigement om precisiekernwapens in te zetten. In voorkomend geval kunnen we hopen dat de bewoner des huizes kernwapens vooral als vermijdbare wapens zal zien, en niet als een potent antwoord op een specifieke bedreiging.
(Uitpers, april 2002)