Op 15 februari schreef de New York Times in een commentaarstuk bij deze indrukwekkende betogingsdag, waarop in honderden steden over de wereld werd betoogd tegen de oorlog: "Er zijn nu twee supermachten in de wereld. Aan de ene kant is er de militaire machine van de Verenigde Staten, aan de andere kant heb je de internationale publieke opinie."
Deze publieke opinie is er in dit geval niet in geslaagd Bush en Blair van een oorlog af te houden. Maar ze heeft duidelijk de houding van andere regeringen beïnvloed. Bovendien is haar rol nog lang niet uitgespeeld.
Maar de vragen blijven. Hoe sterk is deze beweging van de internationale publieke opinie? Hoe sterk is ze in de Verenigde Staten? Kan ze politiek het verschil maken?
Een eerste vaststelling hierbij is dat deze actiedag van 15 februari 2003 werd beslist op het Europees Sociaal Forum van begin november 2002. Toen was het de idee om in iedere nationale hoofdstad in de Europese Unie op dezelfde dag te gaan betogen. Op een bijeenkomst van de anti-oorlogsplatforms van de EU-lidstaten, in Kopenhagen december vorig jaar, werd dan verder concreet aan deze betogingsdag gewerkt. Op het Wereld Sociaal Forum van Porto Alegre eind januari werd dit initiatief dan wereldwijd overgenomen. Met het gekende succes.
In Z-magazine becommentariëren S.Shalom en M.Albert de kracht van betogingen als volgt. Ze menen dat het erop aan komt de druk zodanig te verhogen dat de elites niet anders kunnen dat hun politiek te wijzigen. In het geval van deze anti-oorlogsbeweging ligt het kritieke punt in het ondergraven van wat de elites het meest nodig hebben: hun autoriteit. Als de beweging nu voldoende elementen uit de elite kan overtuigen dat oorlog een te groot risico is voor hun belangen, dan zal het beleid kunnen keren.
De beweging moet zeker ‘anti-oorlog’ als kernpunt behouden, menen ze. Ook andere aspecten, echter, van de internationale relaties moeten worden aangeraakt, zoals de invloed van grote ondernemingen en politieke macht. Ze moet het beleid duidelijk kunnen maken dat als haar appèlkracht in eerste instantie gevoed wordt door het voortduren van de oorlog, de beweging toch niet in elkaar zal stuiken met het einde van die oorlog, en dat ze het beleid zal blijven interpelleren op andere domeinen dan de oorlog.
Volgens deze analyse zou de anti-oorlogsbeweging dan ook constant moeten groeien, waarbij ook steeds meer deelnemers een groeiende militantie en engagement aan de dag leggen. Dit kan dan op zich navolging vinden bij de andere deelnemers aan de beweging. Dat betekent dat we een combinatie nodig hebben van sensibiliserende activiteiten, betogingen en marsen, stakingen en burgerlijke ongehoorzaamheid. Deze verschillende elementen moeten mekaar kunnen ondersteunen, en geen van hen mag op zich bedoeld zijn om de andere te ondermijnen, zeggen Shalom en Albert.
En in de VS zijn deze tendensen duidelijk aanwezig. Er zijn groepen die op zoek zijn met alle middelen de oorlog te stoppen. Ze werken via burgerlijke ongehoorzaamheid, en acties die inspelen op het economisch leven. Naar verluidt putten zij vooral uit de reeds eerder geradicaliseerde jongeren van de antiglobaliseringsbeweging. Ze hebben de "oorlogsprofiteurs" in het vizier, die zowel van het conflict op zich profiteren, maar die ook het conflict hebben mogelijk gemaakt: de multinationals als Bechtel, Citigroup, Carlyle Group, Chevron-Texaco. Vorige week hebben ze in San Francisco directe acties van burgerlijke ongehoorzaamheid georganiseerd, hebben ze het centrum van de stad geblokkeerd. 2300 activisten werden gearresteerd.
Anderen zijn iets minder tegen het systeem als dusdanig, maar hebben het vooral gemunt op de haviken rond G.W.Bush die de heerschappij van de VS over de wereld willen installeren. Zij zoeken vooral de publieke opinie te beïnvloeden, de oppositie tegen president Bush te vergroten en zijn herverkiezing tegen te houden.
Nu de oorlog in alle hevigheid is begonnen, is er in de brede Amerikaanse samenleving een reflex om de rangen te sluiten, en achter ‘onze jongens’ te gaan staan. En toch blijft de vredesbeweging sterk. In New York betoogden zeker 250.000 vredesmanifestanten.
Er is vandaag duidelijk een zeer ruime waaier aan opinies vertegenwoordigd in die brede Amerikaanse vredesbeweging. Een enorme veelheid aan groepen, initiatieven, acties toont de brede basis van de anti-oorlogsgedachte. De diversiteit viert hoogtij: de brede beweging heeft klaarblijkelijk geen algemeen erkende leiders. Maar de roep "geen oorlog om olie" lijkt toch wel een absolute gemene deler. De grote betogingen in februari en maart brachten iedereen samen: ze telden zowel conservatieven, (zeer veel) mensen uit religieuze gemeenschappen als anti-kapitalistische krachten, ex-soldaten van de Vïetnamoorlog, pacifistische groepen uit de Vietnamtijd en andere progressieven.
"En," menen Shalom en Albert "De oorlog moet onmiddellijk stoppen. (…) Maar we moeten er ook blijven op hameren dat de VS geen recht hebben op Irakese olie, dat heeft alleen het Irakese volk; de VS moeten dan ook hun troepen terugtrekken: elke militaire basis of bezetting is onaanvaardbaar."
(Uitpers, nr. 41, 4de jg., april 2003)