Hans von Sponeck, Saïd Bouamama, Prof. Günther, Pierre Piérart, Michel Collon, Pol De Vos. Irak, tien jaar embargo en oorlog, tien jaar verzet. Internationale Solidariteit, 25ste jaargang, nr. 155, augustus 2000. Kazernestraat, 68, 1000 Brussel. Tel. 02/513.53.86. 100 B.fr. (verzendingskosten inbegrepen) te storten op rek. 001-3178376-53.
Alain Michel en Fabien Voyer. Irak, la faute. Les Éditions du Cerf, Parijs, 1999.
J.-M. Benjamin. Irak, l’apocalypse.Éditions Favre, Lausanne, 1999.
Anthony Arnove. Iraq under Siege. Pluto Press, Londen, 2000.
Van journalisten wordt door “de autoriteiten” verwacht dat ze, tegen hun deontologische code in, in bepaalde omstandigheden de juiste vragen niet stellen maar meespelen als propagandisten van officiële standpunten. En vele journalisten doen dat ook bewust. Anderen beseffen het, uit domheid en/of onwetendheid, niet eens: dossierkennis speelt tegenwoordig immers in het nadeel van een journalist.
Kritische vragen mogen pas jaren later worden gesteld. Dat bleek nog eens in De Standaard toen Inge Ghijs in een gesprek met afscheid nemend VRT-journalist Herman De Prins (DS, 5-6.08.00) zonder problemen de vraag kon stellen: Kon een journalist toen meer kritiek ventileren dan in de jaren negentig? Tijdens de Golfoorlog werd toch in de eerste plaats het Amerikaanse standpunt vertolkt? Tien jaar geleden werd, zoals ook ondergetekende mocht ondervinden, kritiek en nuchtere analyse van de Golfoorlog nauwelijks geduld.
Herman De Prins beaamde de vraag: “Er is toen een grote propagandaoorlog gevoerd waarin Saddam werd zwartgemaakt. Maar diverse journalisten, en daar was ik één van, hebben toch geprobeerd dat proces in de westerse media te onthullen. Dat werd die journalisten niet altijd in dank afgenomen.”
Men zou denken dat de kwestie Irak nu openlijk zou kunnen worden besproken. Maar, onder meer in De Standaard, zijn er nog altijd zware taboe’s wat betreft de dramatische gevolgen van de oorlog die op 17 januari 1991 – net tien jaar geleden – startte en van de nog steeds van kracht zijnde sancties tegen Irak. Nochtans zijn twee voormalige coördinatoren van de hulp van de Verenigde Naties, Denis Halliday en Hans von Sponeck, na hun ontslag een kruistocht begonnen tegen de moordende sancties. Halliday spreekt zelfs onomwonden van genocide – een term die ook voorkomt in het rapport over sancties dat prof. Marc Bossuyt opstelde voor de subcommissie voor de Rechten van de Mens in Genève.
Niemand zal ooit kunnen zeggen “Wir haben es nicht gewusst”. Degenen die nu zwijgen zullen moeten toegeven dat ze het niet alleen geweten, maar ook gewild hebben. Er is de laatste jaren immers voldoende gepubliceerd over de systematische vernietiging van Irak door de “geallieerden” en over de nefaste en dodelijke gevolgen van de sancties.
Voor wie het kort wil houden heeft Internationale Solidariteit een dossier van 28 blz. gepubliceerd dat alle essentiële informatie bevat – tot een artikeltje over de Amerikaanse biologische oorlogvoering tegen Irak door de introductie in dat land van de boorwormvlieg (en volgens specialisten is dat niet de enige manier van Amerikaanse biologische oorlog).
Alhoewel het bestaat uit bijdragen van zeventien verschillende auteurs biedt Anthony Arnove’s “Iraq under Siege” in een 200-tal bladzijden een volledig, gedetailleerd en kritisch overzich van de kwestie. Ideaal voor wie wat meer wil dan een beperkt dossier.
Alain Michel en Fabien Voyer interviewden een twintigtal personen over de gevolgen van het embargo. De enige die geen enkel probleem heeft met de moorddadige gevolgen van de sancties – die volgens Unicef per maand aan zowat 5.000 kinderen het leven kosten – is de Israëlische politicus Shimon Peres. Een man die in 1994 de “Nobelprijs voor de vrede” kreeg.
De katholieke priester Jean-Marie Benjamin ten slotte spitst zijn werk, “Irak, l’apocalypse” vooral toe op het gebruik van het inmiddels berucht geworden verarmd uranium, dat in Irak (en nadien ook opde Balkan) tot een kankerepidemie heeft geleid, en op de catastrofale gevolgen van het economisch embargo op de gezondheid van de Irakezen. Als katholiek priester zal het niet verbazen dat hij ook de verwerping van het embargo door paus Joannes Paulus II dik in de verf zet. Deze paus zal nooit kunnen worden verweten dat hij heeft gezwegen over wat door specialisten als “oorlogsmisdaden” en zelfs als “genocide” tegen de Iraakse bevolking wordt bestempeld. Dit verwijt zal men wel kunnen maken aan minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel, die, althans in het publiek, zijn mond houdt alhoewel hij graag onderstreept dat zijn politiek op een etische leest geschoeid is.
Paul Vanden Bavière
(Uitpers, januari 2001)