Spanje staat voor een spannende stembuslente met gemeente- en deelstaatverkiezingen op 28 mei. De uitslagen van mei worden een barometer voor de hoofdschotel, de parlementsverkiezingen in december. Houden de huidige linkse regeringspartners stand, is de grote vraag.
De verkiezingen beloven een grote uitdaging voor progressief Spanje. De linkerflank krijgt veel tegenwind en ook intern rommelt het. Makkelijk wordt het in ieder geval niet. Dat zegt ook Enric Juliana, één van Spanjes beste politieke analisten. Hij noemde de komende verkiezingen een emotioneel politiek gevecht waarvan de uitslag onzeker is.1 Juliana legt de sleutel in de Levante, de streek aan de Middellandse Zee en traditioneel links. Als rechts erin slaagt de Valencianen te bekoren, is het alea iacta est voor heel Spanje, meent hij. Dat de linkse burchten inneembaar zijn, bewees een andere electorale gigant vorige zomer. De conservatieve Partido Popular behaalde in Andalusië een historische overwinning na decennialange socialistische oppermacht. Of één rechtse dominosteen volstaat om alle linkse fronten te breken, zal dit verkiezingsjaar 2023 blijken. Maar progressief Spanje moet ook waakzaam blijven voor rebellen in eigen linies en voelt altijd de verzuchtende adem van de nationalistische regiopartijen.
EEN ZWAAR EXAMEN IN HET PROGRESSIEVE BARCELONA
Op 28 mei kunnen 35 miljoen Spaanse burgers hun huidige gemeentebesturen van de troon werpen of nog dieper in het zadel laten zakken. Vooral in Barcelona wordt de strijd om de gemeentescepter een ware slag tussen de links progressieve entourage van de zetelende burgemeester Ada Colau (En Comú Podem) en haar belangrijkste belagers, de socialisten en liberale nationalisten, die de stad weer op rails willen zetten van de kapitalistische logica economy first. De voormalige linkse activiste voerde de voorbije acht jaar een titanenstrijd tegen de neoliberale uitwassen die de eigen middenklasse uit de stad weg heeft gejaagd en Barcelona tot een modernistische façade heeft gereduceerd, overstelpt met toeristen en bevolkt door steeds meer zongierige rijke buitenlanders. Haar groene beleid en handrempolitiek op lucratieve toeristenappartementen maakten meer vijanden dan vrienden. Het probleem van Colau is dat ze vat heeft op de creatie van illes verdes (groene eilanden), maar niet op haar grootste ambitie, het sociale. Er wordt haar dan ook verweten dat ze haar activistische mantel heeft ingeruild voor de institutionele en de zuurstof die ze aan de stad gaf alleen zal worden ingeademd door een beperkte kring. Als Barcelona valt, verliest Spanje haar progressieve metropool.
HET IS OOK SPANNEND IN MADRID
Diezelfde zondag mogen alle kiesgerechtigde Spanjaarden in twaalf autonome gemeenschappen nog een tweede papiertje in de bus laten vallen, al doen Andalusië, Catalonië, Galicië en Baskenland niet mee. De regio Valencia – nu nog links – zal vermoedelijk de toon zetten, maar het is ook spannend in de Comunidad de Madrid. Daar wacht een belangrijk examen voor de conservatieve minister-president Isabel Ayuso (Partido Popular), razend populair in coronatijden omdat ze de Madrileense bars openliet, maar nu zwaar onder druk door de abominabele toestand van de openbare gezondheidszorg. Terwijl de Madrilenen zich laafden aan hun geliefde caña y tapa en de stad een discotheek werd voor wanhopige Europese jongeren, stapelden de lijken zich op in de ijsschaatspistes en verzoop de gezondheidssector. (x) Madrid is zelden angstig voor de economy first, maar Ayuso zou wel eens de rekening kunnen betalen van een enorme covid-kater.
Het linkse activisme staat er stevig in de schoenen, maar is niet sterk genoeg voor electorale winst. Bij de laatste regioverkiezingen haalden Más Madrid en Podemos-Izquierda Unida samen 34 zetels van de 136, onvoldoende om een progressieve meerderheid te vormen met de socialistische partner. De rode stadsrand erodeert, kopte El País toen.2 De hele hoofdstedelijke regio kleurde diepblauw. In Spanjes eerste metropool is het niet de vraag of links nog enige kans maakt, dan wel wat Ayuso gaat doen als ze een coalitiepartner moet zoeken. Dat zou wel eens een handdruk kunnen betekenen met het extreemrechtse VOX, die in 2019 buit maakte in de Madrileense satellietgemeenten.
HEEFT HET HUIDIGE PROGRESSIEVE PROJECT EEN TOEKOMST?
Hoewel bij lokale verkiezingen persoonsgebonden voorkeuren of afrekeningen een grotere rol spelen, kijk maar naar Colau en Ayuso, zal 28 mei een indicator zijn voor de parlementsverkiezingen in december, het grote examen voor de linkse coalitie PSOE-Podemos onder leiding van Pedro Sánchez. De Spaanse premier is een welbespraakt tacticus met goede vrienden in de EU, bij wie hij 140.000 miljoen euro lospeuterde voor de Spaanse koek van het Fonds Next Generation, maar binnenshuis heeft hij veel energie verspild aan ethische kwesties, de moeilijke dialoog met Catalonië, de barsten bij de linkse coalitiepartner en de goedkeuring van de begroting. In Spanje lijkt ieder verstandshuwelijk – en dat zijn ze in de politiek allemaal – op de rand van scheiden te staan telkens er een nieuwe belangrijke wet gestemd moet worden.
De Spaanse Villa Politica was de laatste jaren te vaak een huis van slaande deuren en scheldcultuur. De extreemrechtse ultra patriottische en xenofobe partij VOX concentreerde zich op het rotte deel en oogstte de maden: 52 parlementszetels in 2019. Progressief Spanje heeft onvoldoende voeling met de kiezers van VOX. Deze verguisde groep wil daden. Kan links daar nog wel een antwoord op bieden? Dat zal niet gebeuren met een doorgedreven pedagogie, waar de hele Spaanse rechterflank lak aan heeft.
DE TWEE SPANJES
De Spanjaarden laten zich vaak de term las dos Españas ontglippen. Daarmee verwijzen ze naar de diepe verdeeldheid tussen een progressief en een conservatief Spanje dat dateert uit het 18e eeuwse verlichte despotisme. Van links-rechts was toen geen sprake, wel van een liberale meer Europees-gezinde stedelijke opkomende burgerij en een conservatieve traditionalistische landelijke elite, tot diep in de 19e eeuw een economisch en demografisch zwaargewicht. Weinig gekend is dat de Spanjaarden dit interne maatschappelijke conflict in de 19e eeuw drie keer uitvochten in de zogenaamde Carlistische burgeroorlogen. De liberalen trokken telkens aan het zeel, maar slaagden er nooit in hun tegenstander ook moreel te overwinnen.
De Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) werd de ontknoping van die slepende tegenstellingen en werd bepleit in het voordeel van het gesloten en dictatoriale Spanje. Op dat moment was wel al sprake van een links Spanje, dat ontstaan was in de schoot van de industrialisering, de eerste massale migratie naar de metropolen en de enorme groei van de arbeidersbevolking en -bewegingen. Dit linkse Spanje kende in februari 1936 een absoluut hoogtepunt bij de laatste democratische verkiezingen van de Tweede Spaanse Republiek (1931-1939). Zij vormden el Frente Popular. Enkele maanden later, op 18 juli, pleegde generaal Franco een staatsgreep tegen de republiek en dit volksfront, maar die mislukte. Het gevolg was drie jaar broederoorlog, een half miljoen doden, een half miljoen bannelingen en 39 jaar nationaal-katholicisme tot de dictator zijn laatste adem uitblies. Maar ook Franco slaagde er niet in het moreel van de tegenstand helemaal dood te knijpen. De activistische clandestiene én passieve maar aanwezige oppositie tegen het regime kleurde voornamelijk rood.
OF ZIJN HET DE DRIE SPANJES?
In de historische regio’s, zoals Catalonië en Baskenland, vonden ook de conservatieve christendemocratische nationalisten aansluiting bij de antifranquistische oppositie. Catalaanse nationalistische intellectuelen hebben het daarom liever over las tres Españas. Politiek wetenschapper Ferran Requejo publiceerde in maart in de Catalaanse krant Ara het artikel ‘Les tres Espanyes i Carl Schmitt‘3, waarin hij het Spanje, geaard in conservatieve waarden, belangen en traditionele identiteitsbuilding tegenover het Spanje gelinkt aan een liberale en laïciserende ideologie, republikeins en sociaalvoelend van inborst plaatst, maar ze beide verdedigers vindt van een uniformiserend (Spaans) nationalisme naar Jacobijns model, een tandem die met man en kracht dat derde Spanje probeert dood te knijpen, dat van de minderheidsnaties. Dat tweede progressieve Spanje, stelt de politicoloog, és una Espanya frontissa, een borderline-Spanje dat bij de andere aanschurkt naargelang het eigenbelang. Hoewel Requejo, als independentista, een politieke uitspraak doet, is de frontlijn natiestaat versus niet verwezenlijkte naties bij iedere verkiezing een feit.
Het nationalistische stemgedrag in Catalonië en Baskenland bepaalt de blauwdruk van de Spaanse politiek. In 2019 waren ze goed voor 34 zetels. Ze zijn onmisbare partners, maar als ze tegenwerken, zit de bevoegde regering in Madrid met een probleem. Daarom had Pedro Sánchez in 2021 weinig andere keuze dan de opgesloten Catalaanse onafhankelijkheidsleiders gratie te verlenen. Het was de prijs voor de steun van de links republikeinse catalanisten, Esquerra Republicana, om Spanje uit rechts vaarwater te houden. Wat Requejo ontwijkt is dat de Catalaanse liberale nationalistische christendemocraten tussen 1980 en 2003 met enthousiasme pragmatische pacten sloot met de twee andere Spanjes zolang Catalonië er maar wel bij voer. Die opportunistische handdruk werd onmogelijk door de wending van het Catalaanse nationalisme naar independentisme, het referendum van 2017 en de Spaanse repressieve reactie op dat ongehoorzame Catalonië. Een verzoening tussen het derde en eerste Spanje is ondenkbaar. En met het tweede? Laat een ding duidelijk zijn: een linkse nationalist is geen Spaanse progressist. Hun steun aan Madrid is als een huurcontract zonder geborgenheid, voorwaardelijk en tijdelijk.
NOG EEN VERKIEZINGSFRONT: GROOTSTAD VERSUS ACHTERLAND
Er is nog een derde verkiezingsfront, die tussen de grootstad en het Spaanse achterland met zijn kleine provinciesteden en talrijke dorpen, dat vooral in de noordelijke helft van het land conservatief gezind is. Het Spaanse binnenland heeft dan wel een tanende demografische en economische impact, politiek heeft het nog steeds slagkracht. Dat komt door het kiessysteem D’Hondt, genoemd naar een Gentse 19e eeuwse jurist, dat bepaalt dat dunbevolkte regio’s gecompenseerd moeten worden door in de zetelverdeling rekening te houden met proportionaliteit. Zo kunnen enkele duizenden conservatieve plattelandsstemmen evenveel waard zijn als een meervoud progressieve stemmen in de dichtbevolkte steden.
Gemeenteraads- en parlementsverkiezingen zijn op het platteland communicerende vaten, waar nationale politici best oog voor hebben. Een geliefd plattelandsburgemeester staat vaak garant voor een nationale partijstem, die er altijd meer dan één waard is. Hoewel de stemmen van 2019 netjes verdeeld kunnen worden over 12 miljoen progressieve en 12 miljoen conservatieve Spanjaarden, kreeg de eerste 179 zetels. Maar dat voordeel kan omslaan naargelang winst of verlies in dunner bevolkte regio’s. Links is verplicht het platteland met zijn oudere bevolking mee te nemen in de verkiezingscampagnes. De Spaanse socialisten hebben genoeg ervaring, maar voor Podemos – een partij met een stedelijk, intellectueel en jonger profiel – is het veel moeilijker aarden tussen de olijfgaarden, akkers en varkensstallen.
DE GROOTSTE UITDAGING ZIT IN HET EIGEN HUISHOUDEN
Een eeuwenoude diepgewortelde vete tussen de twee Spanjes, de blijvende kiespijn van een Spanje dat het eigenlijk niet wil zijn en de tegenstellingen tussen stedelijk en landelijk gebied, zijn lastige materie voor het progressieve corpus, maar is geen nieuwe challenge, integendeel. Misschien zit de grootste uitdaging hem eerder in het eigen huishouden.
De linkse coalitieregering van 2019 was de eerste sedert de Frente Popular van 1936, en leed duidelijk aan kinderziektes. Beide brachten elkaar meermaals in verlegenheid. De recente feministische wet Sí es Sí, die vrouwen nog meer wil beschermen tegen iedere vorm van seksueel geweld, moest het paradestuk van Podemos-minister van Gelijkheid Irene Montero worden, maar vertoonde ongelukkige juridische gebreken die in het voordeel bleken van de aanranders die nu al in de cel zitten. Een vergeeflijke beginnersfout of pure trots? Voor de oppositie was het likkebaarden. Maar Podemos worstelt ook intern met dissidentie. In 2019 wrikte Iñigo Errejón zich al los van de charismatische maar dominante leider Pablo Iglesias. Recent heeft Minister van Arbeid, Yolanda Diaz, verklaard met de eigen lijst Sumar naar de kiezer te stappen. De kranten speculeren vrijuit over een persoonlijke strijd tussen de linkse Amazonen, en de achterban morrelt. Meningsverschillen en touwgetrek horen bij het groeiproces van een onervaren partij, maar het is twijfelachtig of de onbesliste kiezer vindt dat deze vorm van meerstemmigheid de democratie siert. Elke thuisblijver is voor links een verloren stem.
In 2019 opende de politieke waaier zich zowel naar uitgesproken links als naar extreemrechts. PSOE werd de grootste partij, mét voorsprong. Maar de Spanjaard verloor wel zijn schroom om uit het centrum te stappen. Dat levert vandaag een rijk electoraal aanbod, maar dwingt tot coalitievorming eens de stemmen geteld zullen zijn. Het land van de eeuwige zon heeft een beladen politieke erfenis en de verschillende verkiezingsfronten zijn niet min. Wil progressief Spanje nog eens vier jaar zetelen in de politieke burcht La Moncloa, dan zal het vele handen moeten reiken binnen én buiten de eigen wandelgangen. De Spaanse socialisten zullen proberen de kruimels te rapen van hun verbrokkelde partner. Als ze in december de nek-aan-nekrace met de Partido Popular winnen, kunnen ze opnieuw aan zet. Maar om te kunnen regeren, zullen ze heel wat monden moeten voeden.
(x) Madrid moest in het begin van Covid beroep gedaan worden op ijsschaatspistes om de lijkkisten te bewaren, wegens plaatsgebrek in de gewone tanatoria. Ayuso haar beleid was echter zeer flexibel: ze hield de cafés open (behalve de 8 weken absolute lockdown), tot grote vrede van de horeca en een deel van de bevolking.
EINDNOTEN
- Juliana, Enric, ‘El futuro político de España se va a dirimir en Valencia a finales de mayo’, La Vanguardia, 9/4/2023.↑
- ‘El mapa con los resultados de las elecciones en Madrid por municipios y distritos: el auge de la derecha, la erosión del cinturón rojo y otras claves electorales’, El País, 5/5/2021.↑
- Requejo, Ferran, ‘Les tres Espanyes i Carl Schmitt’, Ara, 18/3/2023.↑
(Dit artikel verscheen eerder op Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 5 (mei), pagina 56 tot 60)