Het dramatische conflict tussen de Tamil Tijgers en de regeringstroepen in Sri Lanka, het voormalige Ceylon haalt momenteel weer de krantenkoppen. Veertigduizend Srilankaanse soldaten zitten op het noordelijke schiereiland Jaffna in de val van de oprukkende rebellen die hun voormalig bolwerk in een spectaculaire opmars heroveren.
De oorsprong van de aanslepende strijd tussen de Tamil minderheid en de Singalese meerderheid op het eiland is terug te voeren tot etnisch-religieuze tegenstellingen, discriminatie, armoede en de erfenis van een koloniaal verleden.
Zoals voor andere gelijkaardige brandhaarden ligt een oplossing niet voor de hand, maar het recente aanbod van de Noorse diplomatie – met toch wel enige ervaring aan de tafel van de internationale vredesonderhandelingen – om mee te timmeren aan een vreedzame oplossing biedt nieuwe perspectieven.
De Boeddhistische Singalezen vormen met hun 80 % van de bevolking de overgrote meerderheid in Sri Lanka en wonen voornamelijk in het dichtbevolkte zuidwesten van het eiland. De Ceylon Tamils, afstammelingen van hindoeïstische Indiërs die tweeduizend jaar geleden van het vasteland overkwamen vormen zo’n 10 % van de bevolking en leven in het noorden en het oosten van het eiland. Daarnaast zijn er nog eens een 6 % Tamils in centraal Sri Lanka die door de Britse koloniale machthebbers vorige eeuw van uit India werden overgebracht om als arbeidskrachten te fungeren op de thee- en rubberplantages van de grootgrondbezitters.
Al bijna 20 jaar vechten de Tamil Tijgers (Liberation Tigers of Tamil Eelam – LTTE) gewapenderhand voor een onafhankelijke Tamilstaat in het noorden en oosten van Sri Lanka. De Srilankaanse regering van haar kant is altijd gedomineerd geweest door de Singalezen die zich verzetten tegen elke vorm van verder zelfbestuur voor de Tamils. De laatste jaren zijn een aantal voorstellen gedaan van regeringszijde en werden een aantal keren besprekingen met de rebellen opgestart, maar de bestanden bleken telkens te broos en het wantrouwen te diepgeworteld.
De Srilankaanse regering meent dat de Tamils geen interesse hebben in een vreedzame oplossing, terwijl de Tijgers de regering in Colombo beschuldigen van het niet nakomen van eerder gemaakte afspraken. De Tamils zijn van mening dat het conflict zijn oorsprong vindt in het Britse koloniale beleid.
In 1833 voerde de Britse koloniale overheid een gecentraliseerd bestuur in, waarbij ze voorbij ging aan de drie bestaande koninkrijken op het eiland. Deze gedwongen integratie veroorzaakte wrijvingen tussen de verschillende etnische groepen.
Verdeel en heers
De Britse (succesvolle) koloniale ‘verdeel-en-heers’-politiek leidde ertoe dat de spanningen nog verder opliepen in de daarop volgende decennia. Zo kreeg de Tamilminderheid bijvoorbeeld jarenlang de beste postjes in de koloniale administratie en werden er massaal Tamils uit India overgehaald om op de plantages te werken. Daardoor voelden de Singalezen zich nog meer bedreigd door de Tamils die in hun ogen kunnen rekenen op de volle steun van hun 50 miljoen volksgenoten in de provincie Tamil Nadu in het zuiden van buurland India.
Toen Ceylon in februari 1948 onafhankelijk werd poogden Singalese politici het evenwicht te herstellen door op een populistische manier de Tamils te discrimineren. Later datzelfde jaar stemde het nieuwe parlement – dat door de Singalezen werd gedomineerd – een wet op het burgerschap. Daardoor zouden de Tamils die gedurende het Britse koloniale bestuur overgebracht werden het grootste deel van hun burgerrechten verliezen en bijvoorbeeld niet langer kunnen deelnemen aan de verkiezingen.
In 1956, onder het premierschap van de Singalese nationalist Solomon Bandaranaike, werd het Singala uitgeroepen tot de enige officiële taal en gingen de Singalezen over tot een massale kolonisatie van traditionele Tamilgebieden. Dit leidde samen met enkele andere discriminerende maatregelen tot zware onlusten in de regio’s die door de Tamils werden bewoond. Om de gemoederen te bedaren sloot de regering een aantal akkoorden met de Federale Partij, die destijds opkwam voor het zelfbeschikkingsrecht van de Tamils. De akkoorden voorzagen in de officiële erkenning van de eigenheid van de Tamils en de invoering van een zekere mate van autonomie.
Concrete hervormingen bleven echter uit en de invoering van een nieuwe centralistische grondwet in 1972 deed de gemoederen opnieuw oplaaien. De Tamils voelden zich hierdoor namelijk nog meer bedreigd in hun rechten. De roep naar een onafhankelijke Tamilstaat in het noorden en het oosten van het eiland kreeg daardoor meer wind in de zeilen.
Bij de verkiezingen van 1977 haalde het separatistische Verenigd Tamil Bevrijdingsfront (TULF) alle 18 zetels in de Tamilregio’s op basis van een programma dat voorzag in de oprichting van een onafhankelijke socialistische Tamilstaat. In dezelfde periode begon het gewapend Tamilverzet zich te organiseren en in 1983 begonnen de Tamil Tijgers hun militaire acties tegen de Singalese regering. In een reactie daarop organiseerden de Singalezen ware pogroms tegen gewone Tamils die in grote aantallen uit hun huizen werden gebrand en vermoord.
Het conflict heeft sinds dan zo’n 60.000 mensenlevens geëist en een stroom van vele duizenden vluchtelingen op gang gebracht. Veel Tamils zijn bijvoorbeeld naar India gevlucht om te ontsnappen aan het oorlogsgeweld en van daaruit organiseren ze mee de steun van de Tamils voor hun volksgenoten die vechten op het eiland.
Plan voor federale staat
De oorlog was dan ook dé inzet van de presidentsverkiezingen in 1994. Chandrika Kumaratunga, de dochter van de vermoorde oud-president Solomon Bandaranaike haalde een overtuigende overwinning met de belofte dat ze werk zou maken van een vreedzame oplossing van het conflict. Ze had daarvoor een plan klaar om Sri Lanka om te vormen tot een federale staat, het zgn. Devolution Plan.
In januari 1995 zouden nieuwe onderhandelingen van start gaan, maar daar kwam niets van in huis toen het voorlopig staakt-het-vuren nagenoeg onmiddellijk aan flarden werd geschoten. Kumaratunga had dan ook weinig andere keuzes dan haar militairen te volgen en ondertussen verder te werken aan haar federalisering.
De Verenigde Nationale Partij (UPN), de grootste oppositiepartij weigerde echter stemmen te leveren om het plan de noodzakelijke tweederde meerderheid te geven in het Parlement en ook de Tamil Tijgers zagen de voorstellen niet zitten omdat ze zich niet terugvonden in het ontwerp dat zonder hen werd opgesteld.
Het regeringsleger wist intussen grote delen van het noorden en het oosten van het eiland die gecontroleerd werden door de rebellen te heroveren. De escalatie, waarbij tot 15 procent van het staatsbudget werd opgeslokt door de oorlog en waarbij meer dan 100.000 soldaten werden ingezet tegen de nog geen 10.000 Tijgers, leidde nochtans niet tot een duurzame overwinning voor de regeringstroepen.
De Tijgers verlegde hun actieterrein tot meer terroristisch geïnspireerde aanslagen waarbij ze bommen tot ontploffing brachten in de hoofdstad Colombo of in het toeristische zuiden. Niet zelden werden daarbij zelfmoordcommando’s gebruikt en werden Srilankaanse toppolitici geviseerd. Zelfs vredesgezinde Tamilleiders zoals de parlementsleden van de intussen meer gematigd geworden TULF moesten eraan geloven.
De verbetenheid van de Tamilstrijders bleek nauwelijks grenzen te kennen. Om niet in de handen van de vijand te vallen pleegden ze zelfmoord met cyanide en steeds meer werden ze berucht om hun wreedheid. Van beide kanten werd het oorlogsrecht grof met voeten getreden. Bijna nooit werden er gevangenen gemaakt en de mensenrechten – ook voor de burgerbevolking -werden zwaar geschonden. De oorlog begon soms meer op een oog-om-oogverhaal te lijken: uit wraak voor luchtbombardementen tegen Tamildorpen in het noorden moordden Tijgercommando’s bijvoorbeeld hele dorpen uit in het oosten.
In 1997 en 1998 werden er opnieuw gesprekken aangeknoopt tussen de regering en de rebellen en waren er van regeringskant beloftes voor meer autonomie, maar de voorwaarde dat de guerrilla eerst de wapens zou moeten neerleggen vooraleer de echte onderhandelingen van start zouden kunnen gaan bleek niet haalbaar te zijn.
Nieuwe Tamil-opmars
Sinds de vorige herfst is het regeringsleger dan weer volop in het defensief gedrukt. In november 1999 heroverden de Tamil Tijgers in enkele dagen tijd nagenoeg alle gebieden waaruit ze zich vier jaar eerder hadden moeten terugtrekken.
Een zware slag voor de President die bij haar aantreden een vreedzame oplossing had beloofd en die tegen het einde van het jaar zich opnieuw aan het oordeel van de kiezer moest onderwerpen. Tijdens de verkiezingscampagne ontsnapte ze trouwens op het nippertje aan een moordaanslag. Op haar laatste verkiezingsmeeting blies een zelfmoordcommando zichzelf op. Er vielen 22 doden maar president Kumaratunga zelf werd slechts lichtgewond.
Sinds dan is voor de regeringskant de oorlog een ware calvarietocht geworden. Begin mei van dit jaar heroverden de Tijgers de militaire basis nabij de Olifantenpas die toegang geeft tot het schiereiland Jaffna, waardoor de weg naar hun oude bolwerk terug open lag.
De regering zag zich genoodzaakt de oorlogstoestand af te kondigen en uitgebreide volmachten naar zich toe te trekken. Ongeveer alle burgerrechten werden opgeschort, de avondklok werd ingesteld, het leger mag willekeurig transportmiddelen opeisen, de al zwaar gecontroleerde pers werd volledig aan banden gelegd, betogingen en stakingen zijn verboden en buitenlandse journalisten worden volledig uit het conflictgebied geweerd.
De verbloemde berichten over “succesvolle strategische terugtochten” kunnen echter niet verhullen dat er een ware crisissituatie is ontstaan op het eiland. De hoofdstad Colombo is omgebouwd tot een versterkte burcht met overal militaire controleposten en uit het noorden worden de doden en gewonden met hele vrachten afgevoerd.
Momenteel zijn zo’n dertigduizend regeringssoldaten door de Tamil Tijgers ingesloten in het noorden van de stad Jaffna. Hun evacuatie zou wel eens op het Duinkerken van de Indische Oceaan kunnen gaan lijken. Vermits de Zeetijgers de omliggende wateren controleren zal deze operatie waarschijnlijk volledig via een luchtbrug moeten verlopen. De regering heeft een tijdelijk bestand van de Tamils echter afgewezen. Dit bestand hield in ruil voor de overdracht van Jaffna aan de Tamils een tijdelijk staakt-het-vuren in, zodat de ontruiming zonder verder bloedvergieten zou kunnen gebeuren..
Colombo heeft militaire steun gevraagd aan het buurland India om de omsingelde soldaten te ontzetten en Srilankaanse diplomaten hebben ook India’s erfvijand Pakistan aangesproken voor militaire bijstand. Ook met Rusland werden de banden aangehaald en de diplomatieke betrekkingen met Israël werden na dertig jaar onderbreking weer aangeknoopt in het vooruitzicht van uitgebreide wapenleveringen.
Het zou niet de eerste keer zijn dat Indische troepen in Sri Lanka tussenkomen. Tussen 1987 en 1990 waren als eens 60.000 Indische ‘vredessoldaten’ gestationeerd op het eiland. Bij aanvang zouden ze zich neutraal opstellen tussen de vechtende partijen, maar al gauw raakten ze betrokken in de strijd tegen de Tamils. Uit wraak hebben de Tamil Tijgers destijds de Indiase premier Rajiv Gandhi omgebracht.
Toerisme in gevaar
Voor het eens zo paradijselijke vakantie-eiland dreigen echter nog ander problemen. Het toerisme dat de derdegrootste bron van inkomsten vormt van het eiland, dreigt volledig tot stilstand te komen. Enkel nog het centrale binnenland en zuidelijke kusten waar slechts sporadisch bomaanslagen worden gepleegd komen nog in aanmerking, maar een trekpleister als de historische ruïnes van Anuradhapura liggen te dicht bij het frontgebied. De regering prijst zich gelukkig dat het toeristisch seizoen dat zich vooral concentreert van december tot april net achter de rug is.
Een militaire oplossing lijkt verder weg dan ooit, maar de Singalese publieke opinie wil niet toegeven aan de terroristen. Een politieke oplossing wordt daardoor moeilijker en de Tamil Tijgers van hun kant vertrouwen de regering niet en verkeren in een ware overwinningsroes.
In de hoop tot een vreedzame oplossing te komen zijn in mei dit jaar Noorse diplomaten naar Sri Lanka afgereisd. Ze zullen trachten nieuwe onderhandelingen tussen de regering en de Tijgers tot stand te brengen. De Noorse Staatssecretaris voor buitenlandse Zaken, Raymond Johansen heeft o.m. een reeks gesprekken met de Srilankaanse Minister voor Buitenlandse Betrekkingen, Lakshman Kadirgamar en met UNP-oppositieleider Ranil Wickremesinghe op zijn agenda staan. De eerste besprekingen vonden plaats op 22 mei, op het moment dat de regering een grootscheeps militair tegenoffensief aankondigde op het Jaffna schiereiland.
De Noorse topdiplomaten zullen ongetwijfeld al hun ervaring moeten aanwenden indien ze tot een duurzame oplossing van het steeds verder escalerend conflict willen komen. En op korte termijn zal ongetwijfeld een bestand noodzakelijk zijn om een bloedbad rond Jaffna te voorkomen.
Meer informatie over het conflict in Sri Lanka en over de Tamils is te vinden via de webstek van eLandnet: http://www.eLandnet.org/links/nl/Azie/Tamil/