Je zit die 2de juni meteen met een déjà-vu gevoel opgezadeld, als het bericht je ter ore komt dat Bukavu gevallen is. Ingenomen door rebellen. In het najaar van 1996 zet de inname van Bukavu en Goma in Oost-Congo, het sein op groen voor een opstand die een dik half jaar later Désiré Kabila aan de macht brengt in Kinshasa. Het einde van het Mobututijdvak dat zo’n 35 jaar geduurd heeft.
Het is ook in die twee steden in Kivu, dat er begin augustus 1998 een opstand uitbreekt tegen Kabila. Die rebellen, die zich Rassemblement Congolais Démocratique noemen, kortweg RCD, zijn in de loop van verleden jaar, samen met nog een stuk of wat ándere rebellenbewegingen en milities, in een overgangsregering gestapt. Die heeft als taak om het hereengemaakte Congo naar democratische verkiezingen te leiden. Telkens is de opstand, zowel die van Kabila als die van de RCD, telegeleid vanuit Rwanda. Ook nu weer loopt er vanaf de eerste dag vanuit betrouwbare bronnen informatie binnen, die op de betrokkenheid van Kigali wijst. Met de levering van wapens, logistieke steun én de inzet van troepen houdt Rwanda de rebellen een hand boven het hoofd.
Zelfs de aangehaalde redenen om naar de wapens te grijpen zijn dezelfde als bij de twee vorige gelegenheden. De rebellen, lichting 2004, beklagen zich erover dat er in Bukavu op grote schaal slachtpartijen plaatsvinden, met de Banyamulenge als slachtoffer. Dat zijn Congolese Tutsi, die sinds generaties in Zuid-Kivu wonen, maar het er vooral het laatste decennium lastig hebben om er zich door de rest van de bevolking te laten aanvaarden. In 1996 b.v. steekt Rwanda zich maandenlang weg achter gewapende Banyamulengegroepen die ze als het uithangbord van de opstand naar voren schuiven. Ook dan is in de beginfase, net als nu, een Banyamulenge het boegbeeld van de opstand. Toen Miller Ruhimbika, acht jaar later kolonel Jules Mutebusi, een militair die zijn opleiding in Rwanda gekregen heeft. Acht jaar terug blijkt de reden voor de opstand achteraf een voorwendsel te zijn voor Rwanda, dat erop uit is om in Kivu economische en politieke macht te verwerven. Ook nu is het vrij gauw duidelijk dat er van een genocide op de Banyamulenge geen sprake is. Mutebusi loopt er die dagen vanwege zijn schorsing malcontent bij. Hij is verdacht van poging tot moord op de nieuwe militaire bevelhebber van Bukavu, die de overgangsregering in Kinshasa hiërarchisch boven hem geplaatst heeft.
Het lijkt m.a.w. erop alsof we het allemaal al eens meegemaakt hebben, alsof in het oosten van Congo de geschiedenis zich tot in den treure herhaalt. Maar het nare gevoel dat je bekruipt bij de val van Bukavu gaat dieper. Zijn de gebeurtenissen in Bukavu, veel meer dan de actie van enkele losgeslagen Einzelgängers, het exponent van een diepe crisis? Luidt de rebellie de derde oorlog in Oost-Congo in? Is dit het einde van het moeizame overgangsproces? Staat Congo terug bij af, in een spel waar de kanskaarten op zijn, en de bank alleen nepgeld ter beschikking stelt? Dat zijn de vragen die rijzen en het is niet zeker dat de antwoorden optimistisch stemmen.
Rebellen tegen de overgang
De krijgsheren, die de inname van Bukavu op hun blazoen mogen schrijven, hebben zo hun eigen motieven om naar de wapens te grijpen. Generaal Nkunda b.v. – een Congolese Tutsi uit Noord-Kivu, ooit ingelijfd in het Patriottisch Front van Rwanda, die onmiddellijk Mutebusi vanuit Goma ter hulp gesneld is -, die Nkunda heeft zijn faam gevestigd in Kisangani. Twee jaar geleden was hij daar verantwoordelijk voor een bloedbad onder de inwoners van de stad, toen nog als generaal in het leger van de RCD. Voor hem is er normaal gesproken geen plaats weggelegd in het vredesproces.
Anderen die bij Mutebusi aansluiting zoeken, zitten in hetzelfde schuitje. Zo hebben de Maji Maji van de groep Mudundu40 zich jaren terug al voor de kar van Rwanda laten spannen. Voor dat soort collaboratie moeten ze niet op vergiffenis rekenen.
En er hangen in Zuid-Kivu ook politici rond, zoals de pas vervangen gouverneur, Ciribanya, ter dood veroordeeld voor de moord op president Laurent Kabila, voor wie er geen toekomst is in het nieuwe Congo. Volk genoeg dus dat de prille vrede wat graag af wil schieten.
Zo gezien kun je de nieuwbakken rebellen hun operatie afdoen als een wanhoopspoging van wat dan de laatsten der Mohikanen zijn, een stel geïsoleerde renegaten die de overgang stokken in de wielen steken maar hem uiteindelijk niet tegen kunnen houden. Niets is minder zeker.
Altijd op de achtergrond : Rwanda
Rwanda heeft als gevolg van grote internationale druk in het najaar van 2002 dan wel officieel zijn troepen teruggetrokken uit het oosten van Congo, en enkele maanden later is de RCD – die je grotendeels als een marionettenbeweging kunt beschouwen, over de hele lijn schatplichtig aan Kigali – in de Congolese overgangsregering gestapt, maar dat wil niet zeggen dat president Kagames regerende Patriottisch Front Kivu prijsgegeven heeft. Het tegendeel is waar.
Rwanda heeft sinds het Kivu ontruimd heeft, er zijn militaire aanwezigheid op een andere manier georganiseerd en nieuwe bondgenoten gezocht. Het Tutsileger van het Patriottisch Front rekruteert onder de teruggekeerde Hutuvluchtelingen en stuurt de nieuwelingen weer de grens over, niet noodzakelijk in een Rwandees uniform.
Een uit de overgang gehouden militie als Thomas Lubanga’s Union Patriottique Congolaise heeft tijdens de gevechten rond Bunia verleden jaar, ten noorden van Kivu, op Rwandese steun kunnen rekenen.
Datzelfde geldt voor Congolese politici in Kivu, als de gouverneur van Goma, Serufuli. Hij is een Congolese Hutu, van wie bekend is dat hij zijn machtsbasis gewapenderhand verdedigt, en zijn mannen zijn niet ingeschakeld in het vredesproces dat de RCD waarvan hij deel uitmaakt, op papier onderschrijft.
Zommige Maji Maji groepen maken gemene zaak met Rwanda. Ook al is de boom van coltan al een tijd achter de rug, verlenen ze hand- en spandiensten bij de voortdurende exploitatie van grondstoffen.
Als je een en ander op een rijtje zet, ontsnap je niet aan de conclusie : Rwanda is there to stay, om het in de voertaal van de machthebbers in Kigali te zeggen. Mag het Banyamulengeverhaal dan een voorwendsel zijn, en is ook de Interhawmestory dat grotendeels – er zwerven nog wel gevluchte Hutumilities uit de tijd van de genocide rond in Oost-Congo, maar ze zijn niet meer in aantal of in staat om een werkelijke bedreiging te vormen voor het Patriottisch Front -, er zijn zwaarwichtige motieven genoeg voor Rwanda om de gang van zaken in Kivu naar zijn hand te zetten. De grondstoffen in de eerste plaats, goud en diamant, waarvan de opbrengst het mogelijk maakt om een leger van 75.000 manschappen op de been te houden, sinds bijna vijftien jaar onoverwinnelijk in het gebied van de Grote Meren. De Lebensraum ook, want Kivu is leeg genoeg om als voor de hand liggende pleisterplaats te dienen, voor de Rwandezen die wegens de chronische overbevolking van hun land er te geringe overlevingskansen hebben. De opeenvolgende migraties van de voorbije eeuw, vanuit Rwanda naar Kivu, om economische e.a. redenen, die er de bevolkingsgroep van de Banyamulenge gecreëerd hebben, moeten vanuit die gezichtshoek een permanent vervolg krijgen.
Om al die beweegredenen samen, laat Rwanda Kivu niet los, en zal het er te allen prijze zijn invloed laten gelden. Is het niet door een directe militaire ingreep, dan toch par personne interposée – in het geval van Mutebusi, Nkunda en consorten, par guerrier interposé – of minstens door zich de vruchten van ’s lands economie toe te eigenen. De kenner bij uitstek van het Grote Merengebied, de Amerikaanse hoogleraar, René Lemarchand, beschrijft in een reactie heet van de naald, de inzet van de Rwandese politiek in de Democratische Republiek Congo (RDC) als volgt : “Faire en sorte que la RDC se conforme le moins possible à l’image du slogan colonial, “Congo uni, Congo fort !””
Het kan best dat westerse diplomatieke druk achter de schermen – of zoals in het geval van Louis Michel, op het scherm – geholpen heeft Rwanda ertoe te bewegen een stap terug te zetten, en zijn Congolese bondgenoten aan te sporen om zich uit Bukavu terug te trekken. (Mutebusi is met zijn groep gewoon vanuit Bukavu de grens overgetrokken naar Cyangugu !) Exact een week nadat dissidente rebellen Bukavu ingenomen hebben, de 9de juni, nemen troepen die trouw zijn aan het centrale gezag in Kinshasa de stad weer in handen.
Het incident is dus van korte duur geweest. Maar de noodkreet die 11.11.11 begin mei slaakt, als minister van ontwikkelingssamenwerking Verwilghen in Rwanda een nieuw akkoord ondertekent dat de hulp aan het land fors laat toenemen, zindert na. Moet een grote donor als België, maar ook de Europese Unie overigens, zich niet dringend bezinnen over de vrije baan die het Rwanda geeft in Centraal-Afrika? De vraag rijst of Michel én Verhofstadt ziende blind zijn, als het erop aankomt om de rol van Rwanda in dat deel van het continent juist in te schatten. Nog eens Lemarchand : “Malgré les dénogations de Kigali, il est inconcevable qu’une décision aussi lourde de conséquences qu’une insurrection armée contre le gouvernement de Kinshasa ait été prise sans le consentement du Rwanda.“
Stapelwolken boven Kinshasa
Hoe kortstondig het verblijf van Mutebusi’s en Nkunda’s troepen er ook geweest is, de val van Bukavu heeft aangetoond dat het spookbeeld van een derde oorlog in Kivu om de hoek loert. Misschien spreken we beter van de derde fase van een aanslepend conflict, dat nu al bijna acht jaar altijd dezelfde protagonisten om altijd dezelfde beweegredenen tegenover elkaar zet. Geen enkele gebeurtenis had beter aan kunnen geven hoe erg Rwanda erop gebrand is om het overgangsproces in Congo te dwarsbomen, en hoe makkelijk het erin slaagt om te kapitaliseren op de tweespalt binnen de bijgedraaide rebellen van de RCD over wat sommigen van hen als een capitulatie beschouwen, die ten koste van hun materiële en politieke belangen gaat.
Voor wie nog niet ervan overtuigd was: de overgangsinstellingen in Kinshasa zijn te broos om het gewicht van de bedreigde vrede te dragen. Kivu blijft een onstabiele en gemilitariseerde regio, met bovendien, vlak over de grens, een buur die wat graag voor stokebrand speelt. De Monuc, de waarnemersmissie van de Verenigde Naties, heeft meer dan zijn neus geschonden aan de strijd om Bukavu. Hoewel de Uno meer dan tienduizend blauwhelmen op de been heeft, en sinds verleden jaar met een uitgebreid mandaat op kan treden, is ze zonder verweer gebleven. Dat heeft kwaad bloed gezet bij flink wat bewuste Congolezen, die in verscheidene steden betoogd hebben tegen de VN en niet nagelaten hebben hun woede te koelen op hun hoofdkwartier en magazijnen. In Kinshasa ook op zowat alle partijhoofdkwartieren, wat aangeeft qu’ils en ont marre, dat ze het gedoe van de politici, hun onmacht en gebrek aan realisaties, hun drang naar persoonlijke verrijking en hun onderlinge vetes, wat het gros van de Congolezen geen stap dichter bij een normaal bestaan brengt, meer dan kotsbeu zijn.
Ruim dertig jaar Mobutubewind en nu ook al acht jaar oorlog, of minstens een toestand die daarvan veel weg heeft, heeft niet Congo’s beste zonen en dochters het bestuur van het land in handen gegeven maar een groep mensen van wie de macht uit de loop van een geweer gekomen is. Misschien heeft dat in andere landen voor een maatschappelijke omwenteling gezorgd, maar in Congo leidt dat stilaan maar zeker tot een hoe langer hoe uitzichtslozere chaos.
Epiloog 1
Tijdens de ochtenduren van de 11e juni, neemt majoor Eric Lenge het woord op de Congolese radio. Lenge is lid van de president Joseph Kabila’s presidentiële wacht. “Vous avez constaté vous-même, que cette transition n’a pas d’avenir … Les politiciens, il y a 60 ministres au gouvernement, un président et les vices, ils ne font rien du tout »
Is dat een soort van aangekondigde en vooraf tot mislukking gedoemde staatsgreep, uitgaande van de hardliners rond Kabila, om hem diets te maken dat ze geen heil meer zien in de overgang, ook zij niet ?
Epiloog 2
Op de 20ste juni breken er in Kamanyola, een stad op de grens tussen Congo en Rwanda, niet ver van Bukavu, gevechten uit tussen regeringstroepen en de dissidente rebellen van Mutebusi. De regering stuurt 10.000 man extra naar het oosten. De RCD-rebellen in Kinshasa maken gewag van een nakende krachtmeting. De Monuc laat weten dat er in mei, bij het begin van de vijandelijkheden, achtendertig boten vanuit Rwanda de dissidenten zijn komen bevoorraden met wapens en munitie. Is de kurk van de fles?
(Uitpers, nr. 55, 5de jg., juli-augustus 2004)