Sami Zemni, Het Islamdebat ,EPO, Berchem, 2009, 220 blz. ISBN 9789064455483
Een scherpe geest, een goede pen en een meer dan behoorlijke gedrevenheid, zeker dan voor een academicus. Het is een combinatie die niet zo vaak voorkomt. Sami Zemni bewijst met Het islamdebat andermaal dat hij uit het zeer goede hout is gesneden.
Het is niet de eerste keer dat we met Uitpers aandacht besteden aan het werk van Sami Zemni. Dat deden Koen Stuyck en Wim De Neuter al eerder (zie Uitpers nr 83) met hun enthousiaste bespreking van het in 2006 verschenen Islam, 9/11 en jihad. Zemni is een intellectuele’ tussenfiguur’: hij is van Tunesisch-Gentse ouders en als professor verbonden aan de vakgroep Derde Wereld van de Universiteit Gent. Hij leidt er ‘The Middle East and North Africa Research Group (MENARG) en is stichtend lid en oud-voorzitter van het ‘Centrum voor islam in Europa’.
Links seculier denkkader
Hij presenteerde zijn nieuw boek in een overvolle kelder van de Antwerpse Groene Waterman waar hij in debat ging met de Nederlandse stadssocioloog Paul Scheffer. Beide heren gingen vanuit hun gemeenschappelijke linkse achtergrond niet echt in de clinch met elkaar. De auteur van “Het land van aankomst” betoonde tijdens het gesprek duidelijk respect voor het werk van Zemni die, evenals hij, vertrekt vanuit een seculier links denkkader.
“Ik wens niet aangesproken te worden als moslim,” was een van de eerste statements van Zemni. Hij bekent dat hij dit boek liever niet geschreven had, maar dat hij er bijna toe verplicht werd omdat hij zich fysiek onwel voelde door de manier waarop het islamdebat in onze contreien gevoerd wordt.
Hij constateert dat in een tijdspanne van ongeveer vijftien jaar het idee van een botsing van beschavingen – en dan vooral de uitdaging van de islam – een centraal aandachtspunt is geworden van politiek bedrijf en media. Vanaf 9/11 veranderden de parameters van het publieke debat. Extreemrechtse en populistische partijen kregen de wind in de zeilen en gebruikten de begrijpelijke schok in de westerse wereld om hun verbale aanval op de migranten duidelijker te omschrijven. Het doelwit werd de islam en de moslims. Er is een vlucht uit de rationele wereld van de politiek naar de virtuele wereld van identiteiten, essenties en culturen. Dat is fout volgens Zemni. Het publieke debat over de islam zou eigenlijk het debat over de plaats en de rol van de religie in de 21ste eeuw moeten zijn. In vraagvorm gesteld: welke rol kan en mag religie in onze maatschappelijke orde toebedeeld krijgen? Hoe kunnen we met z’n allen een nieuw burgerschap en een nieuwe politieke gemeenschap verbeelden zonder de basisingrediënten van de democratische ordening te loochenen?
Grote betrokkenheid
In zeven hoofdstukken analyseert Zemni achtereenvolgens het huidige (ondermaatse) mediadebat, het belang van de Verlichting en haar limieten, de islamofobie, de paradox van de alomtegenwoordige maar onzichtbare moslim, de relatie tussen religie en democratie in de 21ste eeuw, de krijtlijnen voor een linkse aanpak van de diversiteitsproblematiek en tenslotte een hoofdstuk over de islam, islamisme, herislamisering en jihad.
Een detailbespreking van dit boek zou ons te ver voeren, want elk hoofdstuk is eigenlijk een goed opgebouwd essay. Zemni hanteert niet de rustige formulering van een academicus die zijn onderzoekterrein van op een afstand in alle richtingen bekijkt. Je voelt voortdurend de aanwezigheid van een zeer betrokken auteur die bewust géén afstand wenst te nemen, maar zich met stevige standpunten positioneert in het maatschappelijke debat rond de islam.
“Door continu de islam te verengen tot enkele ahistorische en ongenuanceerde oneliners creëren we de illusie van een eigen maagdelijkheid. Hoe meer we stellen dat de islam vrouwen onderdrukt, des te meer we bedoelen dat wij voor de gelijkheid van man en vrouw zijn.” (p. 33)
En wat vind je van deze uithaal? “De Andere kan alleen maar anders zijn; de moslim kan alleen maar moslim zijn, tenzij …hij zoals ‘wij’ wordt.” (p. 80) Zemni verwijst naar het Vlaamse islamdebat en vermeldt uitdrukkelijk publicisten als Wim van Rooy, Geert Van Istendael en Benno Barnard ‘die geen kans onbenut laten om de islam gelijk te stellen met achterlijkheid, fanatisme of fascisme” (‘p. 84).
Politiek en sociale kwestie
Je voelt de ingehouden woede van de auteur, maar toch slaagt hij erin om genuanceerd te blijven formuleren, zoals hier bijvoorbeeld: “Dit werk is een pleidooi tegen een universalisme, dat elke vorm van diversiteit als een afwijking ziet en een wil tot eenheidsdenken en homogenisering toont. Maar het is tegelijk een pleidooi tegen het relativisme, dat in alle sociale praktijken een gelijkwaardigheid ziet.” (p. 20-21) In vraagvorm luidt het dan: hoe kan men een evenwicht vinden tussen de welgemeende idealen van het universalisme en de praktische beslommeringen van het particularisme?
Zemni eindigt met ‘de truc met de moslim’. Waar komt die truc op neer? De ideale voedingsbodem voor die truc is de vlucht in de virtuele wereld van ‘identiteiten’, ‘essenties’ en ‘culturen’. Wat is het recept daarvoor? “Meet jezelf een positieve identiteit aan door de moslim te beladen met het negatieve spiegelbeeld ervan.” Zoals ook Ico Maly van KifKif – zie zijn Culturenpolitiek – wijst Zemni op het grote gevaar van de culturalisering van maatschappelijke problemen. Niet alleen de culturele achtergrond bepaalt iemands maatschappelijke positie. Ook de sociaal-economische positie mag zeker niet over het hoofd gezien worden. De politieke en sociale kwestie moet opnieuw centraal gesteld worden in het islamdebat. Dat doet Zemni zeer uitdrukkelijk in dit boek: met veel eruditie, maar ook met veel passie.
(Uitpers nr. 118, 11de jg., maart 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=914362&refsource=uitpers