Doug Saunders, De trek naar de stad, De Bezige Bij, Amsterdam, 2010 blz. 416 blz. ISBN9789023458814, prijs 29,90 euro
Het boek van de Canadese journalist Doug Saunders krijgt veel aandacht in het Nederlandstalige gebied. Arrival city werd niet alleen vertaald, maar Yves Desmet van De Morgen haalde de auteur ook binnen op het nieuwe boekenevenement Mind the book.
De grote trek naar de stad is een thema dat planologen, geografen, historici en nu ook journalisten bezighoudt. De Canadees Doug Saunders, chef van de Globe and Mail, de grootste en meest gerespecteerde krant van Canada schreef daarover een zeer lijvig boek. Daarmee treedt hij in de voetsporen van de planoloog Jeb Brugmann die in zijn boek De stad 2.0 (zie Uitpers nr.123) de optimistische boodschap verspreidt dat steden de wereld kunnen veranderen. Zijn stedelijke strategie begint met het geloof dat progressieve transformaties in onze steden mogelijk zijn. Ook zijn geloof in de waarde van strategisch denken in verband met innovatieprocessen op microniveau die op termijn ook op macroniveau hun effecten kunnen hebben.
Steden van aankomst
Arrival city, in vertaling ‘steden van aankomst’ doet
denken aan Het land van aankomst van de Nederlandse stadssocioloog Paul Scheffer, maar over de mensen die al in de stad waren heeft Saunders het, anders dan Scheffer, niet. Het gaat hem erom hoe de nieuwkomers te zien en verder te helpen. Zoals Jeb Brugmann vertrekt Doug Saunders van het uitgangspunt dat de stad de plaats is waar alles kan veranderen als het maar goed wordt aangepakt. ‘Steden van aankomst’ zijn volgens Saunders ‘overgangsruimtes waar de grote economische en culturele hausse zich zal voordoen, of waar de volgende grote geweldsexplosie zal plaatsvinden’. De journalist is voor deze studie niet over één dag ijs gegaan. Hij heeft niet minder dan twintig van die steden van aankomst bezocht, zowel in het Noorden als in het Zuiden,om voorbeelden te geven van de veranderingen die steden en dorpen over de hele wereld ondergaan. Als een goede journalist vertrekt Saunders steeds van een concrete situatie: hij trekt zowel naar Chinese dorpen, als naar Tower Hamlets in Londen, Santa Marta in Rio de Janeiro, Parijs, Toronto en Chicago als naar Caracas, Kreuzberg in Berlijn als naar het Amsterdamse Slotervaart en de Bijlmermeer. Zijn actieradius is wereldwijd. Wat hij ‘steden van aankomst’ noemt, komt op de wereld voor onder verschillende benamingen: als de sloppen, favela’s, bustees, bidonvilles, ashwaiyyat, shantytowns, kampongs, urban villages, gecekondular en barrio’s van de ontwikkelingslanden, maar ook als de immigrantenwijken, etnische buurten, banlieus difficilles, Plattenbau-wijken, chinatowns, Litte India’s, Hispanic Quarters, sloppenwijken,slums en migrant suburbs van de rijke landen, die zelf jaarlijks twee miljoen mensen uit de ontwikkelingslanden opnemen – hoofdzakelijk dorpbewoners. Saunders noemt al deze plekken ‘steden van aankomst’ omdat volgens hem in het gangbare wetenschappelijke en ambtelijke taalgebruik hun dynamische karakter en hun functie als plaats van overgang wordt verhuld.Functies
Saunders onderscheidt vier belangrijke functies van de stad van aankomst: de eerste is de vorming en instandhouding van een netwerk dat het dorp, de stad van aankomst en de gevestigde stad met elkaar verbindt. In de tweede plaats fungeert de stad van aankomst als toegangsmechanisme. In een proces dat bekend staat als ketenmigratie haalt de stad van aankomst niet alleen mensen binnen, door te voorzien in goedkope huisvesting en in hulp bij het vinden van banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar maakt hij ook mogelijk dat er een volgende golf nieuwkomers arriveert: de stad van aankomst stuurt geld naar het dorp en voorziet dit van elementair krediet. In de derde plaats fungeert de stad van aankomst als stedelijk vestigingsplatform: hij voorziet in ‘zwarte’ middelen die de migrant uit het dorp in staat stellen om, nadat hij geld heeft gespaard en onderdeel van het netwerk is geworden, een huis te kopen. In de vierde plaats voorziet een naar behoren functionerende stad van aankomst in een traject van sociale mobiliteit naar de sociale middenklasse of de gelederen van de gesettelde, bezittende klasse van geschoolde arbeiders met vast werk.
Slum Dogs Millionaire?
Dat laatste kenmerk neemt een belangrijke plaats in in het denken van Saunders. Volgens hem moeten niet alle steden van aankomst per definitie arm zijn. ‘Naarmate het leven in deze enclaves beter wordt en er een migrantenmiddenklasse tot ontwikkeling komt, krijgen ze een magnetische aantrekkingskracht op mensen die uit de drukke binnenstad wegtrekken en vormt zich er een eigen welgestelde middenklasse. Saunders spreekt in zijn voorbeelden niet over El Alto, de bovenstad en stad van aankomst van La Paz, die op 25 jaar qua bevolking belangrijker is geworden dan La Paz zelf. Ik las dit boek echter op het ogenblik dat ik in La Paz en El Alto verbleef en het viel mij op dat een aantal van de functies die de stad van aankomst volgens Saunders vervult perfect opgaan voor El Alto. Mijn geloof in de liberale ondernemersgeest die volgens Saunders (en ook Brugmann) de motor moeten zijn om een bidonville uit het moeras van armoede te halen is bij mij veel minder groot. Saunders verwijst ook naar het belang van architectuur voor integratie van migranten in de nieuwe stad van aankomst en hij levert in dat verband zeer terechte kritiek op constructies à la Bijlmermeer die in het verlengde lagen van het denken van een Le Corbusier. Ondanks de naar mijn gevoel soms wat naïeve benadering – mensen zijn geen Slum Dogs Millionaire of Baronnen von Munchausens die zich aan de eigen haren uit het moeras optrekken – is ‘De trek naar de stad’ toch een inspirerend en zeer goed gedocumenteerd boek over de allicht grootste uitdaging waarmee de wereld in deze eeuw zal worden geconfronteerd. Het is goed dat er een Nederlandse vertaling bestaat van dit boek, maar ze had naar mijn gevoel beter gekund.
(Uitpers nr. 132, 12de jg., juni 2011)