Rik Pinxten, De strepen van de zebra, naar een strijdbaar vrijzinnig humanisme, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2007, 220 blz. ISBN 978-90-5240-965-8
Rik Pinxten is naast gewoon hoogleraar antropologie en religiestudies aan de Gentse universiteit ook voorzitter van de Vlaamse Humanistische Vrijzinnige Vereniging (HVV). Het is alleen vanuit die dubbele hoedanigheid – de reflexieve professor en de actieve op maatschappelijke actie gerichte vrijzinnige humanist – dat een boek als “De strepen van de zebra” kon geschreven worden.
In een tijd waarin een oprukkend godsdienstig fundamentalisme op gespannen voet leeft met de uitgangspunten van de Verlichting komt Pinxten met een moedig en genuanceerd pleidooi voor de dag om de basisaanspraken en idealen van deze westerse beweging kritisch te bekijken en te actualiseren.
In “De strepen van de zebra” bouwt Pinxten voort op eerder Nederlandstalig werk van hem, voor een groter publiek bedoeld en verschenen bij de Antwerpse uitgever Houtekiet. (Culturen sterven langzaam (1994), Cultuur en macht (1998, samen met Ghislain Verstraeten), Goddelijke Fantasie (2000), De artistieke samenleving (2003) en De culturele eeuw (2006, samen met Koen de Munter).
“De strepen van de zebra” vormt de neerslag van een lessenreeks die Pinxten tijdens het academiejaar 2006-2007 aan de Vrije Universiteit Brussel verzorgde in het kader van de Leerstoel Willy Calewaert. “De enige werkelijke tegenstelling is die tussen redelijkheid en fanatisme, tussen filosofie en ignorantie, literatuur en realiteit. Wij kunnen kiezen tussen de dood en de dialoog. Hierbij vallen oost en west in het niets.” Dit openingscitaat van de Palestijns Antwerpse stadsdichter Ramsey Nasr is een mooie aanslag op dit, zonder meer, zeer rijke boek dat niet alleen theoretisch zeer interessante beschouwingen brengt, maar ook ‘activististische’ intenties heeft.
Het zebramodel
“De strepen van de zebra” is de oproep van een erudiet en moedig man die zich op maatschappelijk zeer glad ijs begeeft om het westerse ideeëngoed van de Verlichting te actualiseren. Het is tevens een invitation à la danse niet alleen gericht aan vrijzinnige humanisten uit het Westen, maar ook aan godsdienstig geïnspireerden van overal ter wereld die bereid zijn op zoek te gaan naar wat mensen intercultureel scheidt en universeel bindt. Om die spanning tussen universaliteit en particulariteit eenvoudig weer te geven hanteert hij het zogenaamde zebramodel. Zebra’s zijn geen paarden, ondanks hun manen, hun ‘paardenkop’ en ‘paardenlijf’. Op het eerste gezicht hebben zebra’s een uniform patroon van strepen op het lijf, maar bij nader toezien hebben ze individueel verschillende strepen. Wat universeel lijkt voor de waarnemer, besluit Pinxten, is subtiel individueel verschillend. Hij gebruikt dat zebramodel om over menselijke diversiteit te spreken. Het zegt dat alle mensen in zeer hoge mate één zijn, maar toch lichtjes verschillen. De boodschap van Pinxtens boek is om het zebragehalte in de mens te erkennen en via een nieuwe praktijk van actief pluralisme ook leefbaar te maken. Diversiteit kan alleen maar verrijkend zijn. Daarom verzet de auteur zich tegen elke monoculturele benadering. “Alle vormen van rabiaat uniformisme of onverdraagzaam omgaan met wie anders is, passen dan ook niet in een open en pluralistische visie op vrijzinnig humanisme. Ze willen klonen van die ene individuele zebra maken, en niet de zebrasoort als relatief divers aanvaarden.” (p. 197) Als men dat wel doet volgen automatisch de grote vragen: Wie is er nog wel zebra en wie niet? Is de Mondriaan-variant aanvaardbaar of niet? Dan zitten we op het terrein van interculturele verkenning en onderhandeling en daar moeten we volgens de auteur naartoe.
De Verlichting herbekeken
Dat is de filosofische achtergrond van deze naar mijn gevoel zeer geslaagde vergelijking. Het eenvoudige model geeft ook de kern van “De strepen van de zebra” weer, maar het zou de auteur onrecht aandoen om het hier als recensent bij te laten. Het boek is veel rijker dan dat en vraagt om een aandachtige lezing met potlood in de aanslag. In plaats van op elk hoofdstuk apart in te gaan haal ik enkele krenten uit de intellectuele taart die Pinxten voor ons gebakken heeft.
In een tijd waarin een oprukkend godsdienstig fundamentalisme op gespannen voet leeft met de uitgangspunten van de Verlichting komt Pinxten met een moedig en genuanceerd pleidooi voor de dag om de basisaanspraken en idealen van deze westerse filosofische beweging kritisch te bekijken en te actualiseren. Drie punten zijn en blijven voor hem fundamenteel in het Verlichtingsdenken. Ten eerste is er de kritiek als intellectueel wapen. De Verlichting heeft bij uitstek, in navolging van de renaissancehumanisten, de kritische rede een ereplaats toebedacht. Dus, zegt hij, is elke beate verering van Voltaire, Diderot of andere achttiende-eeuwers een bizarre ontkenning van die unieke creatieve kritische traditie. Die kritische instelling heeft de auteur natuurlijk niet alleen ten aanzien van les philosophes, ook monumenten uit de filosofie als Plato (zijn twijfelachtige idealistische metafysica) en Jean-Paul Sartre (morele verontwaardiging alleen is niet genoeg) ontsnappen niet aan zijn kritiek. Ten tweede benadrukt hij voorstander te zijn van het nogal sloganeske motto van de Franse revolutie vrijheid, gelijkheid en broederschap dat hij echter liever vertaalt als ‘vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit’. Hij noemt de combinatie van die drie principes en vooral ook hun institutionele vormgeving het Europees project.
Een derde punt is de twijfel als fundamenteel onderdeel van de menselijke conditie. Mensen moeten steeds het beste betrachten, maar ook aan elk voorstel durven twijfelen. Pinxten beseft dat het leven met twijfel niet past binnen de opvatting van wat hij de boekgodsdiensten (christendom, jodendom en Islam) noemt. “Godsdiensten van het monotheïstische type met hun koppeling aan de geopenbaarde tekst blijven vastzitten in hun pretentie van kennis (wereldbeeld), verbonden met waarden (levens- of wereldbeschouwing).”
Als antropoloog en vergelijkende godsdienstwetenschapper is Pinxten goed thuis op dit terrein en hij trekt dan ook het plaatje breder open dan het Middellandse Zeegebied. “We kennen vele honderden – de antropoloog zal zeggen 4000 – particuliere invullingen van een algemene manier van religieus menselijk bezig zijn, maar geen van die particuliere invullingen is op zichzelf universeel of geldig voor alle mensen.” (p. 28) Die ‘universalisering van de eigen particulariteit’ ontbreekt volgens hem totaal bij verschillende andere tradities in de wereld. Pinxten meent min of meer gelijkgezinde tradities te onderscheiden bij sommige niet-westerse tradities zoals het taoïsme en verschillende orale tradities. “De levenshouding die we in het Westen ook filosofisch uitgewerkt vinden in het Verlichtingsdenken kan vermoedelijk in een minder theoretische vorm in enkele niet-westerse tradities herkend worden.” (p. 24) Dat stemt hem hoopvol zeker in een tijd waarin de godsdienstige fundering weer zo sterk op de agenda wordt gezet.
Strijdbaar, vrijzinnig humanisme
De ondertitel van “De strepen van de zebra” luidt ‘Naar een strijdbaar, vrijzinnig humanisme’. Pinxten laat er geen twijfel over bestaan vanuit welke visie hij zijn boek geschreven heeft. In navolging van de filosoof Ronald Commers onderscheidt hij twee soorten vrijzinnige humanisten. De ‘arrogante vrijzinnigheid’ en ‘domme atheïsten’, die een eng sciëntisme hanteren – de autoriteit van de wetenschap – en de groep die Commers ‘de progressistische humanisten’ noemt. Zoals al in eerder werk verwoord (zie “Goddelijke fantasie”) benadrukt Pinxten dat je perfect spiritueel en zelfs religieus bezig kunt zijn en, omgekeerd, dat je als gelovige persoon uiteraard zoekend en in die zin vrijzinnig kunt zijn. God is niet nodig om religieus bezig te zijn, zegt hij, en daarvoor verwijst hij o.m. naar Apostel, Ferry en Comte-Sponville. “Ben ik als vrijzinnige humanist een ‘nestbevuiler’ wanneer ik dat schrijf?” (p. 53) vraagt Pinxten zich retorisch af. Maar zijn antwoord – ook in vraagvorm – laat aan duidelijkheid niets te wensen over. “Is het niet toegelaten om de kritiek, die we als een edele kunst van de menselijke rede beschouwen, toe te passen op het eigen groepsdenken?” En wat te denken van een vraag als: Kan vrijzinnig humanisme nog steeds in een zuilstructuur bestaan, en wel als aparte zuil?
Het komt me voor dat Pinxten in zijn hoedanigheid van huidige voorzitter met zulke vragen zeer bewust een flinke knuppel in het humanistische hoenderhok werpt. Het lijkt me ook niet toevallig dat Pinxten dit boek opdraagt aan Jaap Kruithof (‘om zijn gevoelig begrip voor de medemens, gekoppeld aan een vlijmscherpe geest’) die hij uitvoerig citeert, evenals Ronald Commers met wie hij zich naar eigen zeggen verwant voelt in zijn denken.
“De strepen van de zebra” is een erudiet, polemisch en vandaar ook strijdbaar boek geworden, dat niet alleen aanzet tot mee-denken maar ook mee actie ondernemen zonder naar het pamflettisme over te hellen. Daar zorgt de synthetische geest van de man die het pennetje vasthoudt wel voor. Met gemak en soms wel enige intellectuele gêne (‘mijn relaas zal weer kort en generaliserend zijn’ p. 109) waagt hij zich verschillende terreinen – als antropoloog, filosoof, ethicus en socioloog, maar vooral als vrijzinnig humanist van de nieuwe stempel. “Na een onverantwoord vereenvoudigde vogelvlucht door de geschiedenis” (p. 61) eindigt hij op p. 61 een historisch overzicht. Ik heb er in de kantlijn met potlood bij geschreven: ‘maar toch goed’. Misschien schuilt daarin juist de kracht van dit boek: de gebalde manier waarop Pinxten lijnen trekt vanuit de disciplines die hij aanspreekt. Dat kun je alleen als je een expliciete visie hebt en die is zeker aanwezig. Misschien had het boek nog even meer als boek kunnen geschreven worden, want als lezer voel je dat de ruggengraat uit een cyclus van lezingen bestaat die elk op zich een geheel vormen en niet in de eerste plaats als hoofdstukken van één geheel. Deze kritiek vervalt echter grotendeels wanneer ik in het laatste hoofdstuk Pinxtens “actiestrategieën voor een humanistisch-vrijzinnige vernieuwing” lees. Wat ik in zijn vorig boek “De culturele eeuw” een beetje miste – de concrete vertaling naar de huidige maatschappelijke context en de manier om daarin in te grijpen – is nu volop aanwezig.
“De strepen van de zebra” moet ook gelezen worden als een oproep. Pinxten eindigt zijn boek met: “Ik hoop dat vele vrijzinnige humanisten deze uitnodiging willen opnemen en voorstellen zullen uitwerken die een actualisering van het Verlichtingsdenken kunnen invullen, omdat ik oprecht denk dat daarin de meest beloftevolle samenlevingsregels voor de mensheid zullen gevonden worden.” (p. 212) Dat hoop ik ook.
(Uitpers, nr. 92, 9de jg., december 2007)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=643100&refsource=uitpers