Gevechten tussen militairen die vanuit de hoofdstad Kinshasa afgezakt zijn, en laten we ze maar opstandige of muitende rebellen noemen, die trouw gebleven zijn aan het RCD, het Rassemblement Congolais pour la Démocratie, een van de bewegingen die deel uitmaken van de overgangsregering. Het was weer prijs in het oosten van Congo, half december.
Telkens opnieuw bekruipt je dat déjà-vu gevoel, ware het niet dat het opflakkerende geweld zich deze keer voorgedaan heeft rond Kanyabayonga, een stadje een eind ten noorden van Goma, dat nog nooit in zijn geschiedenis de twijfelachtige eer gehad heeft om het wereldnieuws te halen. Deze keer is Kanyabayonga dus het strijdtoneel geweest, en niet Bukavu, een eind ten zuiden van Goma, waar we een maand of zes geleden identieke taferelen meegemaakt hebben. Maar de oorzaken, die maken dat de burgeroorlog in het oosten van Congo nu weer in Kanyabayonga en omgeving oplaait, zijn krek dezelfde als die in juni in Bukavu het vuur aan de lont gestoken hebben. Laten we het geheugen opfrissen.
Wie RCD zegt, spreekt feitelijk van Rwanda. De Congolese rebellenbeweging die op het hoogtepunt van de oorlog Kivu in handen had, met Goma als uitvalsbasis, dankt haar bestaan aan Rwanda. Als soldaten van het RCD ten oorlog trekken, dan moeten we ons afvragen wat de motieven van Rwanda zijn om het offensief te steunen. De Monuc, de vredesmissie van de Verenigde Naties die als opdracht heeft om het overgangsproces in Congo in goede banen te leiden, heeft na de inval in Bukavu geen doekjes erom gewonden: Rwanda zat toen achter de operatie, waarvan de afvallige RCD-generaal Nkunda het uithangbord was. Dezelfde vaststellingen hebben de blauwhelmen ook nu weer gemaakt: Rwandese militairen zijn met gloednieuw wapentuig de grens overgetrokken, de dissidente rebellen hebben versterking en wapens gekregen, afkomstig van het buitenland. Duidelijker kun je het haast niet zeggen.
Net in de periode dat de gevechten in en rond Kanyabayonga uitbreken, brengt in de hoofdstad Kigali de Rwandese regering de buitenlandse donoren ervan op de hoogte, dat het land weer invallen te verduren heeft van de Interahamwe, de moordzuchtige milities die tien jaar terug voor de uitvoering van de volkerenmoord gezorgd hebben. Dat argument haalt ze sinds 1996 uit de kast, telkens het haar goed uitkomt om een gewapende actie in het oosten van buurland Congo goed te praten. Maar in een recent rapport maakt de betrouwbare denktank, die de International Crisis Group is, brandhout van het Rwandese scenario. De FDLR, zoals de in Congo opererende, gewapende Rwandese bendes zich tegenwoordig noemen, wat staat voor Forces Démocratiques pour la Libération du Rwanda, hebben sinds een jaar of vier geen aanval van enige betekenis op Rwanda meer uitgevoerd. Hooguit vuren ze af en toe van op Congolees grondgebied wat granaten af, die weinig slachtoffers maken en weinig schade aanbrengen, schrijft de ICG.
Zijn de redenen – of moeten we gewoon van voorwendsel spreken? -, die Rwanda aanhaalt om een militaire operatie in Oost-Congo te verantwoorden, identiek aan wat het bij voorgaande acties aangegeven heeft, gaat het land op een vergelijkbare manier te werk – door versterkingen de grens over te sturen en wapens te leveren, wat het voor de attent toekijkende buitenwereld toch steevast ontkent -, de streek waar een en ander zich afspeelt, is nieuw. Nieuw, maar voor de hand liggend.
Noord-Kivu, waarvan Goma de hoofdstad is, is de enige regio waar er nog geen samensmelting van het regeringsleger met de formaties van het RCD plaatsgevonden heeft. Het is m.a.w. de enige plek waar de gewezen rebellen, en dus ook Rwanda, nog voluit hun macht kunnen laten gelden, niet te veel gehinderd door het overgangsproces. In het gebied ten noorden van Goma, waar Kanyabayonga te situeren is, vormen Banyarwanda, Kinyarwandasprekende Congolezen, Hutu en Tutsi door elkaar, bovendien zo niet de meerderheid, dan toch een belangrijk deel van de bevolking. Een gevolg van de geschiedenis, die de koloniale grenzen niet altijd samen heeft laten vallen met bevolkingsgroepen, en van migratiegolven en vluchtelingenstromen tijdens de voorbije decennia. Rwandese militairen gedragen er zich bijgevolg als een vis in het water. Het wemelt die dagen van de gevechten in Kanyabayonga van de Kinyarwandasprekende soldaten. Onderscheid maken tussen wie er afkomstig is uit Rwanda en autochtone Banyarwanda is zo goed als onbegonnen werk.
Ten slotte zijn in Noord-Kivu zowel de politieke als de militaire macht in handen van Kinyarwandasprekende Congolezen, op wie Rwanda staat kan maken. De gouverneur, Serufuli, is een Hutu, die zijn eigen milities ingezet heeft in de slag van Kanyabayonga. Generaal Obedi, tot voor kort de militaire bevelhebber van de regio en ook een Kinyarwandasprekende Congolees, is een vertrouweling van Rwanda. Dat geldt ook voor de huidige commandant, generaal Amisi, die hem recent opgevolgd heeft. Amisi is genoemd als een van de aanstokers van het bloedbad in Kisangani in 2002, wat ook het geval is voor de Banyarwanda Nkunda, die afgelopen zomer de opstand in Bukavu aangevoerd heeft. Verscheidene bronnen wijzen erop dat Nkunda half december zijn actieterrein, is het dan niet naar Kanyabayonga zelf, dan toch naar het noorden van Kivu verlegd heeft.
Voor geen van de twee, Nkunda en Amisi, is er toekomst in het vredesproces in Congo. Dat is een belangrijk gegeven. Er zwaaien, in de streek van Goma, militairen de scepter, die in de overgang geen heil zien. Zowel de legitieme vertegenwoordiger van het centrale gezag in Kinshasa, Amisi, is in dat geval, als de bevelhebber van een bende rebellen, Nkunda, die aan geen god of gebod gehoorzaamt, tenzij hij stemmen uit Kigali hoort. Er is maar één interpretatie valabel om de gebeurtenissen in Kanyabayonga te duiden: dit is het werk van wie er de overgang wil kelderen, van geen kanten voor vrede geïnteresseerd is en te allen prijze de geplande verkiezingen van half 2005 wil boycotten.
Rwanda wil m.a.w. zijn greep op Oost-Congo behouden, al brengt het dat beleid ten uitvoer op een minder transparante manier dan toen het er nog openlijk militairen aanwezig had. Het wil zijn grote politieke en economische belangen in dat gebied veilig stellen. Omdat die in het gedrang komen, als de transitie daar doordringt, mag die niet slagen. Rwanda heeft hoegenaamd geen baat bij een eengemaakt Congo, met een versterkt, centraal geleid bestuur, dat eindelijk werk zou maken van een minimum aan staatsstructuren, die er jarenlang niet geweest zijn, ook niet toen Congo nog als Zaïre op de kaart stond. Als het aan Rwanda ligt, ontstaan er de komende weken twee, drie en meer Kanyabayonga’s.
De gevolgen van dat ene Kanyabayonga zijn desastreus. Nog voor het noorden van Kivu het heetst van de strijd ingaat, maakt de Amerikaanse ngo International Rescue Committee gewag van duizend doden per dag in Congo. Hoe hoog dat cijfer nu ligt, is niet in te schatten. Vlak voor kerstmis stuurt Human Rights Watch het bericht de wereld in dat de gebeurtenissen van Kanyabayonga 180.000 Congolezen op de dool gejaagd heeft. Congo zit alweer volop in een politiek-militaire crisis met een grote humanitaire reikwijdte. De zoveelste van de voorbije tien jaar.
Adequaat reageert de internationale gemeenschap niet. De buitenlandse donoren ventileren in Kigali wel hun ongenoegen over de gang van zaken, maar de ontwikkelingen op het terrein in Congo hebben tot dusver geen financiële gevolgen voor Rwanda. Niemand heeft er sancties getroffen, op Zweden na. Dat land heeft de begrotingssteun bevroren, die het pas in november aan Rwanda toegezegd heeft, een bedrag van 40 miljoen €, een derde van wat Zweden aan ontwikkelingssamenwerking spendeert in Rwanda.
Toch rijzen er binnen de donorgemeenschap vragen over de houding van Rwanda. Zo heeft het een contingent militairen afgevaardigd naar Darfur, in Soedan, als een onderdeel van de vredesmissie die de Afrikaanse Unie er op touw gezet heeft. Handig om op die manier overtollige soldaten onder te kunnen brengen. Maar bij de donoren gaat het verhaal, dat Rwanda de som die het daarvoor als vergoeding opstrijkt, gebruikt om de oorlog in het oosten van Congo aan te wakkeren. Het woord machiavellisme is in Kigali nooit ver weg.
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)