De 150-jarige herdenking van de Parijse Commune is intussen achter de rug maar de stroom van publicaties en activiteiten rond die ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen in de Franse hoofdstad houdt niet op. Het Vive la Commune! is niet uit de lucht. Ook in België gingen er heel wat belletjes rinkelen. Onder andere in Antwerpen. Toen en nu. Dat verhaal doet historicus Theun Vonckx uit de doeken in een recent nummer van Knack. (1) ‘Toen de Commune losbarstte, zijn er Belgen vertrokken om mee te gaan strijden. Een belangrijke figuur is Victor Buurmans, de secretaris van het Antwerps Volksverbond. In Antwerpen ontstonden toen de eerste, embryonale vormen van vakbonden in de 4de wijk, de ‘Parochie van miserie’. Buurmans was al in 1870 tegen de Pruisen gaan vechten. Daarna sloot hij zich aan bij de communards. In De Werker, het blad van het Volksverbond, publiceerde hij zijn ooggetuigenverslagen over de Commune. Die berichten werden naar België gesmokkeld via een luchtballon. Een verrassende vondst was dat De Werker gedrukt werd door Jozef Jorssen, de betovergrootvader van Jessy Van de Velde.’
Antiquariaat Rossaert
Jessy is de vrouw van Ronny Van de Velde, de bekende kunsthandelaar met een belangrijke galerie in Knokke. Veel minder geweten is dat het kunstminnende Antwerpse tweetal in het havenkwartier ook een oude ‘klakkenwinkel’ ‘ Rossaert’ opkocht in de Nozestraat, vlak naast de Sint-Pauluskerk en binnen handbereik van de Veemarkt. Na een zeer zorgvuldige restauratie – over de drempel opent zich de sfeer van een ander tijdperk – begonnen de Van de Veldes met een zeer bijzonder antiquariaat van liefhebbers en voor liefhebbers. Kunst en cultuur op de vierkante centimeter. Mooi uitgemeten. Om te ontdekken, verdieping per verdieping. De steile trap draait behulpzaam met je mee. ‘Rossaert’ lijkt op een bonbonnière vol precieuze voorwerpen. Een huis(je) om van te genieten en dat doe je best met mondjesmaat. Daar in die mini ruimtes hebben de Van de Veldes de vorige jaren heel speciale tentoonstellingen gehouden, waaronder het kleinere werk van Camiel Van Breedam, maar ook het pikante Christal Palace (of het verhaal van een lege ciderfles in een champagne emmer) die nu nog loopt en – enkele jaren geleden – een tentoonstelling over – jawel – de Parijse commune: om van te smullen.
En daarmee ben ik terug bij het onderwerp en bij … Jessy Van de Velde, de eigenlijke curator die via tekst en beeld figuren als Hippolyte Prosper-Olivier Lissagaray, maar ook Louise Michel, Jules Vallès, Édouard Vaillant en nog zovele andere communards ten tonele voerde. Voor Jessy en Ronny Van de Velde was de Communekous daarmee niet af, want uitgerekend op dit ogenblik verschijnt er als Rossaert cahier een schitterend fotoalbum met tweetalige teksten respectievelijk van Xavier Canonne in het Frans en voor het Nederlands door Theun Vonckx. Het is een zeer precieus hebbedingetje met allure geworden dat de Van de Veldes in hun Rossaert met veel liefde hebben samengesteld en dat ze nu tegen de weggeefprijs van 40 euro aanbieden. (3)
Via Theun Vonckx is er een rechtstreekse lijn met Luik want hij is de curator van een tentoonstelling die daar nu in het musée Grand Curtius loopt. (2) De voornaamste foto’s, objecten en documenten uit de collectie van Ronny en Jessy Van de Velde worden er tot midden juli geëxposeerd. De rol die de Parijse vrouwen speelden wordt belicht in een uitgebreid artikel door Theun Vonckx, die ook coördinator is van Dacob, het archief en de bibliotheek voor de studie van het communisme. Als historicus heeft Vonckx zich verdiept in de geschiedenis van de Parijse commune. ‘Het vroegste boek over de Commune, geschreven door de communard Prosper-Olivier Lissagaray, werd in 1876 gepubliceerd door de Brusselse uitgever Henry Kistemaeckers en ook gedrukt door Jozef Jorssen. Kistemaeckers was in Londen met gevluchte communards in contact gekomen en wilde ze aan het woord laten. Hij was een notoir vrijmetselaar die graag flirtte met mogelijke censuur en veroordelingen, maar dergelijke boeken kon publiceren omdat in België een ruime persvrijheid bestond. De vroegste geschiedschrijving over de Commune gebeurde dus door de verliezers, niet door de overwinnaars. Lissagaray baseerde zich op de feiten: dat maakt zijn boek nog steeds onontbeerlijk. Onvermijdelijk is het gekleurd: hij heeft het over 70.000 slachtoffers, wat ruimschoots overdreven is. Maar tot op de dag van vandaag twisten historici nog steeds over de juiste aantallen slachtoffers.’ (4)
Bloed en barricaden
En die laatste opmerking brengt me naadloos bij het boek dat ik nu ademloos aan het lezen ben en dat ik bij deze alvast bestempel tot wat, althans volgens mijn lectuurervaring, tot het beste behoort dat in het Nederlands over de Commune van Parijs werd geschreven. Inderdaad, rond de Commune zijn bibliotheken volgeschreven waardoor er een beeldvorming is ontstaan, zowel ter linker- als ter rechterzijde, die in veel gevallen nog weinig met de werkelijke gebeurtenissen te maken heeft. Dat is het thema van ‘Bloed en barricaden’, de dikke kanjer – 750 dicht opeengepakte pagina’s – die enkele jaren geleden geschreven werd door de Nederlandse historicus Dennis Bos en die nu pas door mij ontdekt werd. (5) Bos promoveerde in 2001 als historicus op een dissertatie over het vroege socialisme in Amsterdam. ‘Bloed en barricaden’ gaat echter niet over de Commune zelf, maar over de wijze waarop die in linkse kringen door de jaren heen is herdacht en over de mythes die eromheen ontstonden. Hij onderzoekt de vraag hoe de socialistische bewegingen in al hun uitingsvormen de herinnering aan de Commune van Parijs levend hield, waarom ze dat deed en hoe de collectieve herinnering aan een gebeurtenis die al snel mythische proporties kreeg aangemeten, bijdroeg aan de ontwikkeling van een eigen, grensoverschrijdende strijdcultuur. Centraal in het boek staat de totstandkoming en het functioneren van de legende van de Commune zoals die internationaal door diverse stromingen van het socialisme werd ontwikkeld en gekoesterd. Nadat Bos de ontwikkelingen in de herdenkingscultuur rond de Commune heeft beschreven, komt hij met een inhoudelijke analyse van de mythologie die rond de bloedige opstand is ontstaan. De Commune was namelijk niet alleen een bron van hoop en inspiratie, maar maakte ook erotische fantasieën los en speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van gruwelpropaganda, waarmee vooral de wraakzucht en de bloeddorst van allerlei communistische stromingen gelegitimeerd werden.
Marx en Lissagaray
In een belangrijk hoofdstuk met de sprekende titel ‘canonisering’ heeft Bos het over twee spraakmakende boeken die tot op vandaag een belangrijke rol spelen in de beeldvorming rond de Parijse Commune. Het belangrijkste en waarschijnlijk meest geciteerde is ‘De burgeroorlog in Frankrijk’ dat Karl Marx in opdracht van de Internationale vanuit Londen schreef over de Parijse Commune. Bos is zeer kritisch voor deze publicatie die voor vroege socialisten in Europa en de VS tot een canonieke, gemeenschappelijke visie op de gebeurtenissen heeft geleid. Hij schrijft onder meer: ‘In Marx’ tekst worden serieuze politieke analyses en schijnbaar gedegen onderzoek regelmatig gelardeerd met gepeperde scheldkanonnades en flarden onmiskenbare schandaaljournalistiek.’ (p. 128)
Heel anders is zijn beoordeling van het veelgelezen werk van Prosper-Olivier Lissagaray ‘Histoire de la Commune’, een ooggetuige én communard, dat, zoals al vermeld, vijf jaar na de gebeurtenissen gepubliceerd werd door de Brusselse uitgever Henry Kistemaeckers en ook gedrukt door Jozef Jorssen, de betovergrootvader van Jessy Van de Velde. In 1894 verscheen daarvan een Nederlandse vertaling, ingeleid door Domela-Nieuwenhuys, en gemaakt door de Gentse drukker Jan Foucaert, een ex-katoenwerker die binnen de Gentse coöperatie ‘De Vooruit’ een vooraanstaande rol speelde. Ik heb daarvan ergens tweedehands een vergeeld exemplaar op de koop kunnen tikken. Er is echter iets merkwaardig aan de hand met deze publicatie. Op de eerste bladzijde staat in stevige letters: ‘Geschiedenis der Commune van Parijs’ en dan kleiner ‘van 1897 naar het Fransch van Lissagaray en den burgeroorlog van 1871 van Domela-Nieuwenhuys’. Hier klopt iets niet. Wie is nu eigenlijk de vertaler uit het ‘Fransch’? Is dat Domela Nieuwenhuis? ‘Neen,’ schrijft Dennis Bos in ‘Bloed en barricade’, ‘het boek in kwestie was niet meer of minder dan een integrale vertaling van Lisagarays Frans origineel en van Domela-Nieuwenhuis’ boek ‘De Fransche Burgeroorlog van het jaar 1891’ is in de tekst niet het geringste spoor terug te vinden. De toevoeging van Domela-Nieuwenhuis als tweede auteur en van diens boek uit 1881 als tweede bron berust dan ook geheel op fantasie van de uitgever. Die lijkt op deze manier te hebben willen speculeren op de toenmalige populariteit van de Nederlandse voorman onder de Vlaamse geestverwanten.’ (p. 284) Hoe een uitgever en drukker de lezer op een verkeerd been kan zetten. Ik moet mijn historisch document ineens met andere ogen bekijken, althans het titelblad ervan. Historische kritiek is meer dan ooit nodig. Ook als het over de Parijse Commune gaat. En dat doet Dennis Bos uitstekend. Toch spreekt hij in zijn boek met veel respect over het werk van Lissagaray.Volgens hem bedreef Lissagaray een nieuw soort van revolutionaire frontjournalistiek door zich toe te leggen op een chronologisch geordend, levendig en meeslepend geschreven verslag van concrete gebeurtenissen tijdens de straatgevechten. ‘Socialistische historici wier werk bedoeld was om revolutionaire mythen in stand te houden, begingen volgens Lissagaray een misdaad, vergelijkbaar met die van de cartograaf die schepelingen met ondeugdelijke kaarten het zeegat laat kiezen.’ (p. 215) Lissagarays boek is inderdaad allesbehalve een kritiekloze lofzang. Onderlinge tegenstellingen in het revolutionaire kamp, gebrek aan daadkracht, politieke en militaire stommiteiten, ijdelheid en loze woordkramerij worden op soms genadeloze wijze aan de kaak gesteld. Ondanks zijn andere, ideologische benadering, van op afstand in Londen en niet gebaseerd op precieze kennis van de gebeurtenissen, zag Karl Marx toch wel in hoe waardevol het boek van Lissagaray was en hij aarzelde dan ook niet om het aan te raden en dat ondanks het feit dat vader Marx helemaal niet opgezet was met zijn dochter Eleonore die niet alleen het werk van Lissagaray naar het Engels vertaalde maar bovendien stapelverliefd werd op de Franse communard van Baskische afkomst die dubbel zo oud was als zijn dochter. Dat vond Karl Marx maar niks … maar dan belanden we in de petite histoire die echter ook zeer leerrijk kan zijn.
(1)Eric Rinckhout, Parijzenaars op de barricade. Knack van 28 april 2021
(2) www.grandcurtius.be
(3)La Commune Paris-Parijs 1871, Ronny Van de Velde, Cahier Rossaert, Ludion, 2021, prijs : 40 euro
(4), Eric Rinckhout, ibidem
(5) Dennis Bos, Bloed en barricaden, de Parijse Commune herdacht, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2014, 29,90 euro