Terwijl de ogen van de wereld gericht zijn op Oekraïne en Gaza, wordt de Soedanese bevolking al bijna een jaar geplaagd door een dodelijke burgeroorlog en zijn zware humanitaire gevolgen. Meer dan 7 miljoen Soedanezen zijn op de vlucht geslagen en zeker 25 miljoen mensen worden geconfronteerd met voedselonzekerheid, waarvan 18 miljoen acuut.
Voorgeschiedenis
Na drie decennia aan de macht werd de Soedanese president Omar Hassan Al-Bashir in april 2019 -na maanden van aanhoudend straatprotest tegen zijn autoritair bewind- afgezet door een militaire staatsgreep. Er werd een Militaire Overgangsraad geïnstalleerd die enkele maanden later een politieke overeenkomst sloot met de Krachten van Vrijheid en Verandering (KVV), de brede politieke coalitie van Soedanese maatschappelijke organisaties, prodemocratische activisten, vakbonden en verzetsgroepen die het burgerprotest tegen Al-Bashir had geleid en op straat bleef komen na de militaire staatsgreep. De uitvoerende macht zou volgens deze overeenkomst verdeeld worden tussen militaire en civiele leiders tijdens een 39 maanden durende overgangsfase, waarin Soedan de nodige instellingen en procedures zou creëren voor een terugkeer naar een civiele democratie.
Het democratiseringsproces onder de civiele eerste minister Abdalla Hamdok werd echter bruusk onderbroken in oktober 2021 door een nieuwe militaire staatsgreep onder leiding van generaal Abdel Fattah al-Burhan, gesteund door de paramilitaire leider Mohamed Hamdan Dagalo, beter bekend als Hemedti. (Het was Hemedti die in juli 2019 nog het akkoord voor een 39 maanden durende democratische transitie had getekend in naam van de Militaire Overgangsraad.) Hamdok en het grootste deel van zijn kabinet werden gearresteerd, samen met een hele rits aan leden van politieke partijen, advocaten, activisten uit het maatschappelijk middenveld, journalisten, mensenrechtenverdedigers en protestleiders.
Belangrijke burgergroeperingen, waaronder de Krachten van Vrijheid en Verandering, riepen de bevolking op om te protesteren tegen deze militaire staatsgreep. De Afrikaanse Unie schorste Soedan en de westerse regeringen bleven Hamdok erkennen als de grondwettelijke leider van de overgangsregering. Geconfronteerd met deze hevige interne en internationale weerstand zag Al-Burhan zich verplicht om Hamdok opnieuw te installeren als premier. Beide mannen ondertekenden samen een 14-puntenakkoord dat de zaken moest terugdraaien naar de situatie van voor de staatsgreep van oktober 2021.
De KVV en een aantal andere burger- en verzetsorganisaties verwierpen de deal omdat ze geen machtsdeling meer wilden met het leger. Het aanhoudend volksprotest deed Hamdok op 2 januari 2022 besluiten om af te treden. Sindsdien heeft het land geen civiele regering meer. Al-Burhan en zijn bondgenoot Hemedti kwamen terug stevig aan het roer te staan.
In deze context van politieke turbulentie, in combinatie met een economische crisis, namen de botsingen tussen gemeenschappen (o.a. omwille van onopgeloste grond- en waterconflicten), de politieke grieven en het gewapend geweld in het land toe. Daarbovenop brak er midden april 2023 een burgeroorlog uit tussen de twee facties van de militaire junta: de Soedanese gewapende strijdkrachten -het Soedanees leger- van Al-Burhan en de paramilitaire Snelle Steuntroepen (SST) van Hemedti.
De Snelle Steuntroepen zijn voortgesproten uit de Janjaweed-milities die gedurende het conflict in de zuidelijke Soedanese regio Darfoer (2003-2020) namens de regering vochten tegen de rebellen van het Soedanees Bevrijdingsleger en de Beweging voor Rechtvaardigheid en Gelijkheid. Deze groepen waren in opstand gekomen tegen de politieke en economische marginalisatie van hun regio door de centrale regering. De Janjaweed geraakten berucht om de wreedheden die ze pleegden tegen de lokale bevolking in Darfoer.
Vandaag
Op 15 april, nadat er een aantal onenigheden waren opgedoken tussen Al-Bhuran en Hemedti -in de eerste plaats over de integratie van de Snelle Steuntroepen in het Soedanees leger- lanceerden de paramilitairen op verschillende plaatsen in het land aanvallen tegen posities van de gewapende strijdkrachten. Na de inname van het grootste deel van de hoofdstad Khartoem, vier van de vijf staten in de regio Darfoer en delen van Kordofan arriveerden de Snelle Steuntroepen in december 2023 in Wad Madani, de tweede grootste stad van Soedan en de hoofdstad van de centraal gelegen staat Gezira. Honderdduizenden ontheemde Soedanezen hadden sinds het begin van de oorlog een onderkomen gevonden in deze staat, maar werden opnieuw op de vlucht gedreven.
Ondanks verschillende bemiddelingspogingen blijven Al-Burhan en Hemedti elkaar vandaag -bijna een jaar na het uitbreken van de oorlog- bekampen, met als inzet de volledige macht over het land. Terwijl het noorden en oosten in handen zijn van Al-Burhan, concentreren de zwaarste gevechten zich momenteel in het grootstedelijk gebied van Khartoem, de Darfoer-regio, de zuidelijke staten Zuid- en West-Kordofan (waar de meeste Soedanese olievelden liggen) en Gezira. Beide partijen worden elk gesteund door internationale belanghebbenden en zijn via complexe netwerken van allianties verbonden met interne rebellengroepen en lokale clans. Zo sloot het Soedanees Bevrijdingsleger zich aan bij de Soedanese gewapende strijdkrachten.
Volgens de conservatieve schattingen van het ‘Armed Conflict Locations and Events Data’-project waren er een maand geleden al meer dan 14.790 doden gevallen in de oorlog.
Prodemocratische groepen in Soedan proberen hun activiteiten gaande te houden, maar moeten lijdzaam toekijken hoe de voormalige militaire bondgenoten elkaar blijven bevechten. Er zijn meldingen van misbruik door zowel de Soedanese strijdkrachten als de Snelle Steuntroepen. In de regio Darfoer worden de Snelle Steuntroepen met name beschuldigd van massale mensenrechtenschendingen, moordpartijen, plunderingen en vernietigingen. Volgens Amnesty International zijn oorlogsmisdaden gepleegd door beide partijen wijdverspreid, en komen burgers om in zowel arbitraire als gerichte aanvallen. Vrouwenrechtenverdedigers in Soedan proberen het brute seksuele geweld te documenteren waar zoveel vrouwen en meisjes sinds het begin van de oorlog aan werden onderworpen.
Het oorlogsgeweld heeft ook geleid tot acute tekorten aan voedsel, water, medicijnen en brandstof. De prijzen van essentiële goederen, waaronder transport, zijn stijl omhoog geschoten. Terwijl de oorlog aansleept, zitten heel wat hongerige, ontheemde burgers vast in conflictgebieden die afgesneden zijn van humanitaire hulp.
De staat Gezira, gelegen tussen de Witte en de Blauwe Nijl, fungeerde voorheen als de graanschuur van Soedan, maar het uitbreken van de gevechten daar, zorgde voor een grote druk op de voedselzekerheid in het land. De nationale tarweproductie is volgens de Soedanese organisatie FIKRA met 70 procent gedaald.
De werkzaamheden van hulporganisaties en cruciale ondersteunende diensten zijn bovendien ernstig verstoord. Beide partijen beschuldigen elkaar ervan de doorstroom van humanitaire hulp te blokkeren. Meer dan 70 procent van de gezondheidszorgfaciliteiten in de door oorlog getroffen gebieden, functioneert niet meer. Tweederde van de bevolking heeft geen toegang tot gezondheidszorg en meer dan 14 miljoen mensen hebben geen toegang tot proper water. Daarnaast kunnen 19 miljoen kinderen niet meer naar school omwille van de oorlog.
De helft van de bevolking van Soedan – meer dan 24,7 miljoen mensen, waarvan bijna 14 miljoen kinderen- wordt geconfronteerd met voedselonzekerheid. Bij 18 miljoen mensen gaat het om acute voedselonzekerheid. Bijna 5 miljoen van hen bevinden zich in een noodtoestand van honger. 3,8 miljoen kinderen onder de vijf jaar zijn ondervoed en dagelijks sterven de zwakkeren van de honger. Ondertussen duiken uitbraken van cholera, mazelen, malaria en andere ziektes op, vooral in vluchtelingenkampen.
Eind januari 2024 meldde de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) dat de recente oorlog meer dan 6 miljoen Soedanezen op de vlucht heeft gedreven. De VN spreekt ondertussen van meer dan 7 miljoen oorlogsvluchtelingen. Ze vervoegen de meer dan 3 miljoen ontheemden als gevolg van vorige conflicten in het land. Van de zeker 10,7 miljoen ontheemde Soedanezen, bevinden er zich ongeveer negen miljoen in het land zelf. Daarmee zou Soedan het hoogst aantal interne ontheemden ter wereld hebben en zelfs Syrië met zijn 7,2 miljoen interne ontheemden overtreffen. De toestroom van vluchtelingen zet uiteraard zware druk op de overal schaarse hulpmiddelen – ook in buurlanden Zuid-Soedan, Tsjaad, Ethiopië, Egypte, de Centraal Afrikaanse Republiek en Libië, waar sinds de start van de oorlog zeker 1,7 miljoen Soedanesen hun toevlucht zochten.
Sinds begin februari is er een bijna volledige telecommunicatie-blackout van kracht in Soedan. Het leger beschuldigt de Snelle Steuntroepen van het afsluiten van de belangrijkste internetproviders waardoor de bevolking geen betrouwbare communicatiekanalen meer heeft. De telecom-storingen zorgen er ook voor dat mensen geen mobiele betalingen meer kunnen doen (iets waar velen afhankelijk van zijn) en belemmeren de coördinatie van humanitaire en noodhulpdiensten.
Het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA) zegt dat Soedan dit jaar 2,7 miljard dollar aan hulp nodig heeft. Eind februari was slechts minder dan vier procent daarvan reeds verstrekt door de donorlanden, wiens aandacht momenteel uitgaat naar andere, meer zichtbare crisissen in de wereld.
Terwijl het land dieper wegzinkt in een ondergerapporteerde, gewelddadige oorlog en humanitaire crisis, lijken de doelstellingen van de prodemocratische activisten die in 2019 op straat kwamen voor een vrijer en stabieler Soedan, verderaf dan ooit.