Luis Martinez, The Libyan Paradox, Hurst& Company, Londen, 2007, 182 blz.
Op 19 december 2003 kondigde de Libische leider Muammar Kadhafi aan dat hij afzag van massavernietigingswapens. Dat leidde tot het einde van de sancties die de Verenigde Naties al in 1992 hadden opgelegd (maar opgeschort waren sedert 1999) en het aanhalen van de banden met het Westen, dat in mei 2006 werd bekroond door het herstel van de diplomatieke relaties tussen Tripoli en Washington.
Voorwaar intrigerende gebeurtenissen. Zeker als men bedenkt dat Kadhafi sedert zijn staatsgreep van 1 september 1969 tegen koning Idriss jaren lang als een revolutionaire boeman werd afgeschilderd. Een rol die hij ook probeerde te spelen. Wat zette hem ertoe aan het roer zo drastisch om te gooien?
Schrik voor zijn regime nadat dit van de Iraakse president Saddam Hoessein, die inmiddels werd opgehangen, eerder in het jaar 2003 door een Amerikaans-Britse invasie werd omvergeworpen. Dit is de meest voor de hand liggende reden, die echter niet zo duidelijk wordt aangegeven door Luis Martinez, die ook een o.i. overtrokken rol toeschrijft aan de sancties die het regime zwaar zouden hebben getroffen. Echt consequent is Martinez echter niet, want hij schrijft de problemen van het regime ook toe aan de ineenstorting van de olieprijzen vanaf halfweg de jaren 1980. Wat niet wegneemt dat hij een vrij goede synthese,in beknopt bestek, heeft geleverd.
Kadhafi is jaren lang een tot de verbeelding sprekende figuur geweest, die in 1973 een “groene revolutie” ontketende in eigen land – een beetje naar het voorbeeld van de “culturele revolutie” van de Chinese leider Mao. Hij zette een systeem op van “directe democratie”, gebaseerd op volkscomités en volkscongressen, die voor een egalitaire maatschappij moesten zorgen. De werking ervan werd uiteengezet in het “groene boekje”. In 1977 richtte hij “revolutionaire comités” op en riep hij Libië uit tot de Socialistische Libische Arabische Volks-Jamahiriyya op (jamahiriyya is een neologisme afgeleid van het Arabische woord jamahir, dat grote massa betekent). Tevens werd er dat jaar een verbod op private ondernemingen uitgevaardigd.
Op buitenlands vlak toonde Kadhafi zich een fervent aanhanger van de in 1970 overleden Egyptische president Abdel Gamal Nasser, dé exponent van het Arabisch nationalisme. Op alle mogelijke manieren – aanslagen, subversie, samenzweringen en terrorisme inbegrepen – probeerde hij snel tot de eenheid van de Arabische landen te komen en zijn ideeën door te drijven. Wat hem eigenlijk alleen maar veel vijanden opleverde. In 1977 kwam het tot een kortstondige grensoorlog met Egypte en in 1986 liet de Amerikaanse president Ronald Reagan bombardementen uitvoeren op Libië. Terrorisme leidde tot internationale sancties, ook al is nog altijd niet zeker of de aanleiding voor de sancties – de aanslag op een Amerikaanse vliegtuig dat ontplofte boven het Schotse Lockerbie – het werk van Libië was.
Teleurgesteld richtte Kadhafi zich in de jaren 1990 – ook omdat zijn Arabische “broeders” de sancties van de VN naleefden – tot Afrika, alhoewel hij daar ook al vele problemen kende en er o.m. een militaire nederlaag leed in de jaren 1980 tijdens een interventie in Tsjaad. Hij was de man achter de omvorming van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid tot de Afrikaanse Unie en ijvert nog altijd voor de oprichting van de Verenigde Staten van Afrika.
Kadhafi mag dan wel flamboyant zijn, maar zijn ambities zijn altijd irrealistisch geweest. Libië is ruim drie keer zo groot als Frankrijk, maar telde bij de staatsgreep van 1969 niet eens twee miljoen inwoners, waarvan 94% analfabeet was. Ondanks de in 1959 ontdekte olie was het doodarm. Er was geen enkele dokter in het land. De bevolking is inmiddels gegroeid tot iets meer dan 5 miljoen, maar alle belangrijk werk wordt nog altijd door buitenlanders gedaan. Denk maar aan de Bulgaarse verpleegster en de Palestijnse dokter, die acht jaar vast zaten op beschuldiging dat ze honderden kinderen bewust met AIDS zouden hebben besmet.
In feite hangt Libië volledig af van zijn olie-uitvoer die zowat 1,4 miljoen vaten per dag bedraagt. Dat wil zeggen dat Libië in de jaren 1990, toen de prijs maar zowat 10 dollar per vat bedroeg jaarlijks 5 tot 6 miljard dollar incasseerde – te weinig om de renteniersstaat te onderhouden en de loyauteit van de burgers te blijven afkopen. Met de huidige prijs van rond de 75 $ per vat ziet het er al veel beter uit: een jaaropbrengst van rond de 38 miljard dollar.
Dit betekent dat Libië jaren lang, toen het zich een infrastructuur (wegen, scholen, havens..) moest uitbouwen en bovendien enkele tientallen miljarden dollar spendeerde aan wapenaankopen, zeker geen rijk land was.
In de jaren 1990 kwam het tot islamistisch verzet, toen de bevolking door de fel gezakte olieprijs haar levensniveau zag dalen. Kadhafi werd plots zelf geconfronteerd met “islamitisch terrorisme”. Wat zeker, samen met de noodzaak de olieproductie te verhogen, een belangrijke factor was om zelf het terrorisme af te zweren en toenadering te zoeken tot het Westen. Kortom, zich aan te sluiten bij Bush’ “oorlog tegen het terrorisme”.
Bij de bestrijding van de islamisten werden vooral milities ingezet omdat Kadhafi zijn leger van 45.000 man eigenlijk niet echt betrouwt en het zelfs verdacht van samenwerking met de islamisten. In de jaren 1990 waren er ook enkele ernstige pogingen tot staatsgreep, die uitgingen van het leger. Ook begon er, wegens de dalende levensstandaard, meer gewone oppositie te groeien, wat leidde tot maatregelen om de eigen bevolking sterker onder controle te houden.
Dat alles leidde tot een versmalling van de basis van het regime – en tot noodzaak aan buitenlandse steun. Kadhafi weet ook wel dat het Westen graag zaken doet – de nieuwe Franse president Sarkozy was er na zijn verkiezing als de kippen bij om lucratieve contracten te gaan afsluiten in Tripoli – met ondemocratische, maar pro-westerse regimes. En de val van Saddam Hoessein was het doorslaggevende duwtje. Kadhafi vreesde op zijn beurt te zullen worden aangevallen als hij niet door zijn revolutionaire knieën ging. Hij weet ook goed dat zijn klein leger, ondanks al zijn duur wapentuig, niet in staat zou zijn een invasie tegen te houden.
(Uitpers, nr 90, 9de jg., oktober 2007)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=676346&refsource=uitpers