Het gebeurt niet alle dagen dat het Belgisch lidmaatschap van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in vraag gesteld wordt. Onlangs kwam er een serieuze uithaal naar het Bondgenootschap en dan nog uit vrij onverwachte hoek op een onverwachte plaats. Niemand minder dan IJzerbedevaartvoorzitter Lionel Vandenberghe durfde het aan, om de jaarlijkse Vlaamse hoogmis te verstoren door het militair establishment de mantel uit te vegen. Daarbij moest niet alleen de NAVO het ontgelden, maar ook het Belgische leger en de nieuwe rol die het zich intussen heeft toegedicht. Enkele weken later deed Vandenberghe er nog een schep bovenop in een opiniestuk van zijn toen nog AVV-VVK-lijfkrant, De Standaard. De noodzakelijk geachte modernisering van het Belgische legermateriaal noemde hij een verouderd stadsplannetje van de CIA. Hij sloeg militair Vlaanderen met verstomming. Even dacht men eraan het als een verkeerd geplaatste communautaire uppercut te verkopen. Defensie is immers in handen van de in Vlaamse kringen alom verfoeide Parti Socialiste.
Het kruim van de journalistieke en politieke wereld, liet er geen gras over groeien en deed Vandenberghes speech af als een uitschuiver, “simplistisch pacifisme”. Het edito van De Standaard sprak van een “nogal vereenvoudigde kijk op de gang van zaken in de wereld” en ging enkele dagen later zelfs in het tegenoffensief via een pennetrek van journalist Peter Dejaegher onder de titel ‘NAVO zorgt ook voor vrede’.
Dat was zowat de teneur van al diegenen die zich de moeite getroostten om te reageren. Daarmee was de kous af, debat gesloten. Vandenberghe moest voor het eerst in eigen kring ervaren wat het betekende om niet serieus genomen te worden.
Geen pottenkijkers
Wie de NAVO in vraag stelt trapt duidelijk op zere tenen. Zelfs in het parlement moet je al een lefgozer zijn om in goddeloze twijfel over het Atlantisch Bondgenootschap te praten. Dat is wellicht ook de reden waarom – bij wijze van spreken – al sinds mensenheugenis geen NAVO-debat meer is gevoerd in onze eerbiedwaardige Belgische democratische instellingen. Dat luik van het defensiebeleid werd destijds zo goed als afgestaan.
Dat bleek trouwens zeer goed tijdens de oorlog – ‘militaire operatie’ dixit de NAVO – om Kosovo. In een democratie mogen we veronderstellen dat het parlement minstens behoorlijk wordt geïnformeerd. De beslissing voor deelname aan het offensief in Kosovo werd genomen in het kernkabinet van 23 maart 1999, dat institutioneel zelfs niet bestaat. Daar werd groen licht gegeven voor de toepassing van de zogenaamde ‘activation orders’, een uitvoering van een formele beslissing van de Ministerraad van 9 oktober 1998. De bevoegde kamercommissie werd toen achter gesloten deuren door Minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke op de hoogte gebracht. Daarna bleef het stil, muisstil. Pas op 25 maart, 24 uur na de aanvang van de bombardementen kwam er een regeringsmededeling van minister van Defensie Poncelet. Op 1 april was er een nog een kort antwoord op een vraag van Hugo Vandienderen tijdens het ‘vragenuurtje’. Pas op 15 april informeerde de Premier de Kamer over de oorlog in Joegoslavië. Betrekkelijk laat dus. Intussen had elk parlementslid al lang de krant gelezen en TV gekeken. Nu ligt dat ook wel aan de Kamer zelf, die zich koesterde in deze bescheiden rol. De ‘mediacratie’ werkte toch?
Nieuw Strategisch Concept
Eind april van dit jaar in Washington, bij wijze van toetje voor de vijftigste verjaardag, een ‘Nieuw Strategisch Concept’ aanvaard. Een beetje laat, want dat concept was al in werking getreden met bommencampagne.
Eén van de discussiepunten op de top was het Kosovo-optreden, waar de NAVO, door de blokkering in de Veiligheidsraad, zonder VN-mandaat begonnen was met bombarderen. Vooral Frankrijk, dat trouwens altijd al een haat-liefde verhouding onderhield met het Bondgenootschap, wilde daar geen gewoonte van maken. Voor Parijs was het absoluut noodzakelijk dat out-of-area-operaties, m.a.w. militaire interventies buiten het verdragsgebied of zgn. ‘niet artikel 5-opdrachten’, voortaan vergezeld zouden gaan van een mandaat van de Verenigde Naties. Bovendien wilden de de Fransen vermijden, wellicht hun grootste bekommernis, dat de NAVO te veel politiek gezag naar zich toe zou trekken en een te grote invloed zou krijgen in de interne Europese keuken. De VS daarentegen bouwden hun argumentatie op rond mogelijke veto’s van Rusland en China, wat de Veiligheidsraad – lees de VS-politiek – zou verlammen en aanvaardden daarom slechts een vage verwijzing naar de principes van het VN-Handvest.
De VS haalden hun slag thuis. In de definitieve versie van het akkoord staat alleen dat de NAVO zijn aanbod uit 1994 herhaalt om op "geval-per-geval-basis vredesopdrachten te steunen onder het gezag van de VN". De tekst van het akkoord laat voor het overige de optie open om eigenmachtig op te treden in toepassing van ‘niet-artikel 5-opdrachten’. In de bijgaande gezamenlijke verklaring wordt duidelijk dat er slechts respect wordt opgebracht voor "de doelen en principes van het Handvest van de VN". Het Franse voorstel om de zinsnede, "onder het gezag van de Veiligheidsraad", toe te voegen werd uiteindelijk niet weerhouden.
De NAVO in overtreding met zichzelf
De NAVO heeft het niet zo begrepen op alles wat naar inspraak of democratie ruikt. Dat de nationale parlementen nagenoeg niets in de pap te brokken hebben was al duidelijk vanaf de oprichting van de NAVO. De afspraken en nieuwe engagementen die de NAR (Noord-Atlantische Raad, het uitvoerende orgaan van de NAVO) maakten, komen zelden in de parlementen. Een voorbeeld in eigen land is de plaatsing van kruisraketten, toen de regering zonder formele goedkeuring van het parlement, de raketten liet overvliegen. Pas later, toen de raketten al in Florennes stonden opgesteld, kon het parlement zich over de voldongen feiten uitspreken. De hele geschiedenis door is duidelijk gebleken, dat als het parlement niet op zijn strepen staat, de volksvertegenwoordiging gewoon ‘vergeten’ wordt. De verhuis van het NAVO-hoofdkwartier SHAPE (Supreme Headquarter Allied Powers Europe) naar België in juni 1966 – een gevolg van de Franse beslissing om zich terug te trekken uit de militaire structuur van de NAVO – werd door de roomsblauwe regering Vanden Boeynants-De Clercq genomen tijdens de NAVO-ministerraad, zonder dat deze van plan was het parlement daarbij te betrekken. Pas nadat de senaat enkele dagen later via een resolutie liet weten dat ze niet buitenspel wenste te worden gezet en onder druk van de publieke opinie gaf de regering gehoor aan het parlement.
In vele gevallen komt het parlement zelf helemaal niet aan bod. Daar is het in april 1999 goedgekeurde ‘nieuw strategisch concept’ een mooie illustrtaie van. Wie goed leest kan immers niet anders dan besluiten dat het hier om een aanvulling of zelfs wijziging van het NAVO-Stichtingsverdrag van 1949 handelt. De tekst van het ‘Strategische concept van de Alliantie’, dat als akkoord wordt geserveerd, spreekt over out-of-area als ‘niet-artikel 5-opdrachten’. Artikel 5 gaat over de kernopdracht van de alliantie, nl. collectieve zelfverdediging. Met het begrip ‘niet-artikel 5’ geeft het Bondgenootschap dus zelf aan dat het gaat over opdrachten die niet voorzien zijn in het verdrag, m.a.w. het gaat hier over een verdragswijziging.
Je hoeft geen juridisch specialist te zijn om de angel aan het akkoord te ontdekken. Artikel 68, lid 2 van de Belgische grondwet zegt ons: “De koning sluit de verdragen (…). Deze verdragen hebben eerst gevolg nadat zij de instemming van de kamers hebben verkregen”. De grondwet laat geen gaatje over. Er is een ratificatieprocedure noodzakelijk vooraleer het nieuwe strategische concept in werking kan treden.
NAVO kroniek
Pers en parlement zwijgen evenwel als vermoord. Maar de wereld zit soms raar in mekaar. Want wat blijkt? De jubeleumuitgave van de NAVO kroniek ruimde zijn kolommen voor nooit eerder geziene rebelse taal. De dader was niemand minder dan de voormalige West-Duitse kanselier Helmut Schmidt: “Maar niet alle bondgenoten zijn het erover eens dat het Noord-Atlantische Verdrag inderdaad voorziet in acties buiten het grondgebied van de NAVO-lidstaten zonder de specifieke steun van de VN. Indien de Verenigde Staten of andere partijen bij het Verdrag de taken van het Bondgenootschap en de plichten van de bondgenoten zodanig willen uitbreiden dat zij ook de gezamenlijke gewapende verdediging omvatten van hun belangen in ‘out-of-area’ gebieden, dan zal een protocol moeten worden toegevoegd aan het Noord-Atlantische Verdrag, dat door alle leden wordt geratificeerd.” Verder stelt Helmut Schmidt: “Tot nu toe is er weinig publiek debat geweest over de toekomst van out-of-area taken. (…) Uit democratisch oogpunt is een diepgaand publiek debat echter een dringende noodzaak – een debat zoals de afgelopen jaren in heel Europa over de Euro is gevoerd – voordat de doelstellingen van het Bondgenootschap ingrijpend worden verdiept of veranderd.”
Vreemd toch dat noch in de regering, noch in het parlement iemand daarover is gestruikeld.
In Duitsland komt er evenwel wat in beweging. Daar is door de PDS inmiddels een gerechtelijke procedure tegen de Duitse regering ingespannen bij het Bundesverfassungsgericht (grondwettelijke hof). De klacht luidt: miskenning van het parlement bij het afsluiten van het Nieuw Strategisch Concept.
Bovendien, zo luidt de verdere argumentatie van de PDS, zelfs al wordt besloten dat het parlement niet geconsulteerd moet worden, dan nog kan de nieuwe strategie niet in werking treden, omdat de mogelijkheid openblijft voor militaire interventies zonder VN-mandaat en dat is in strijd met het VN-Handvest.
Bron:
Vrede vzw heeft zopas een nieuw vredescahier uitgebracht onder de titel: ‘NAVO. 50 jaar is genoeg’. 120 blz. U kan het Vredescahier bestellen door overschrijving van 200 fr. + 50 fr. portkosten op het rek.nr 000-0956015-80 van Vrede met duidelijke vermelding ‘Vredescahier 1/99 – NAVO’.