Het Comité voor de Nobelprijs voor de Vrede gaf vorigt jaar de prijs aan Muhammad Junus, de economist die het woord “microkrediet” samen met de “Grameenbank” op de kaart plaatste in zijn geboorteland Bangladesh. In de late jaren ‘80 en gedurende de jaren ‘90 waren de woorden “microkrediet” en “duurzaam” magische woorden, die steevast in de jaarlijkse rapporten van duizenden stichtingen en ngo’s voorkwamen. Maar maken ze op lange termijn een macroverschil uit?
Microkredieten: het bewijs van een nederlaag.
In het begin van de jaren ’70 werkten de Verenigde Naties aan radicale plannen voor een nieuwe economische wereldorde. Er stonden monsterplannen op stapel die de relatie tussen de rijke en arme landen grondig zouden veranderen. De economieën van de Derde Wereld zouden opgetild worden met de bedoeling de levensstandaard van de grote massa, en niet slechts van enkelen, te verbeteren. Maar de plannen werden afgevoerd. Dertig jaar later worden de microkredieten verheerlijkt.
Wat betekenen de microkredieten in een land zoals Indië waar jaarlijks meer dan 100.000 boeren, onder wie een groot aantal vrouwen, zelfmoord plegen omdat hun federale en lokale regeringen met de hulp van grote internationale instellingen de prioriteiten van het neoliberalisme verkiezen? Bangladesh en Bolivië hebben de meest succesvolle microkredietprogramma’s en toch blijven ze de armste landen van de wereld. Voor zijn ontwikkeling behaalt Bangladesh een slecht rapport: het staat op de 139ste plaats, met 49,8% van zijn bevolking, of 137 miljoen mensen, dat onder de armoedegrens leeft. In het thuisland van de Grameenbank leeft ongeveer 80% van de bevolking met minder dan 2$ per dag. Een UNDP rapport van het begin van de jaren ’90 toont aan dat het totaal microkredieten in Bangladesh slechts 0,6% uitmaakt van het totale krediet in het land.
- Een snelgroeiende business
- Neoliberalisme
P. Sainath, een Indische journalist die over de armoede op het platteland en de gevolgen van de economische politiek in zijn land schrijft, zegt dat in bepaalde omstandigheden microkredieten een gunstig effect kunnen hebben. Een groot aantal arme vrouwen hebben hun leven verbeterd door microkredieten op te nemen. Ze hebben de bankbureaucratie die borg vraagt en de traditionele geldleners die hoge interesten eisen, daardoor kunnen omzeilen.
Vandaag werpen ook het IMF en de Wereldbank, samen met staatsbanken en commerciële banken zich op de microkredieten. Die markt wordt een snelgroeiende business waarbij de vrouwen weer geconfronteerd worden met de controlesystemen die ze willen ontlopen. Sainath zegt ook dat de vrouwen die in deze instellingen microkredieten voor productieve uitgaven opvragen, 24 tot 36% interesten moeten betalen terwijl de hoge klasse slechts 6 tot 8% betaalt voor de aanschaf van een Mercedes.
In Bangladesh bedraagt het gemiddelde uitleenbedrag van de Grameenbank 130 dollar, in India is dit bedrag kleiner. In beide landen zijn het nijpende grondtekort en een gebrek aan landbouwwerktuigen de oorzaak van de schrijnende armoede op het platteland. In de Indische provincie Andhra Pradesh, waar er duizenden microkredietgroepen zijn, kost de grond 100.000 roepies voor een acre (ongeveer 40 aren) en minder vruchtbare grond ongeveer 60.000 roepies- meer dan 2000$. Met een nederige 130$ koop je geen boerderij, zelfs geen koe of een buffel.
Na de recente watervloed in Andhra Pradesh bezocht een journalist een dorp waar alles was weggespoeld. De bewoners vertelden hem dat de eerste mensen die naar het dorp kwamen microkredietverleners waren die een maandelijkse vergoeding vroegen aan vrouwen die alles hadden verloren. Regeringen stellen microkredieten op prijs omdat hen dat verlost van de meest dringende verantwoordelijkheden tegenover de arme getroffen burgers.
Indien USAID (United States Agency for International Development) of een andere internationale hulporganisatie zou beslissen om 10 miljoen dollar volgens het microkredietsysteem van Mohammad Junus te spenderen, zouden de kosten hoog oplopen. Lang voordat de eerste roepie bij de vrouwen in het dorp zou terechtkomen, zouden de ngo’s, adviespersonen, bankbeheerders en hun connecties hun deel van het bedrag al afgeroomd hebben. De kosten zouden verhogen zodat de zeer arme vrouwen van de laagste kaste uit de boot zouden vallen. Daarbij komt nog dat sommige terugbetalingssystemen binnen het microkrediet vereisen dat vrouwen elke dag een roepie aan het fonds terugbetalen. Maar dikwijls kunnen de vrouwen niet elke dag een roepie opzij leggen en ze lenen dus noodgedwongen bij de lokale geldschieter om hun microkrediet te kunnen terug betalen.
Op kleine schaal zijn microkredieten dus een interessant systeem. Het is echter geen wapen in de globale strijd tegen de armoede. Op dat vlak is het nutteloos. Microkredieten verheerlijken de vrije markt. De Oost-Aziatische tijgers zoals Zuid-Korea en Taiwan hebben gedurende een generatie kunnen terugvallen op gigantische, publieke, gesubsidieerde kredietprogramma’s voor het opzetten van kleine en middelgrote bedrijven en voor de financiering van de export. Die landen benaderen nu de West-Europese levensstandaard. Arme landen moeten het stellen met het Oost-Aziatisch microkredietmodel om niet alleen hun export te promoten maar ook voor landhervorming, het opzetten van coöperatieven, een functionerende infrastructuur, en het meest dringend van al, voor het creëren van werkgelegenheid. Het probleem echter met openbare gesubsidieerde kredietprogramma’s is dat ze openbaar zijn en dat ze indruisen tegen de hebzucht van het neoliberalisme. Dat is waarom Yunnus zijn Nobelprijs voor de vrede kreeg terwijl radicale landhervormers een kogel in de rug of het hoofd krijgen.
(Uitpers, nr. 83, 8ste jg., februari 2007)
Vertaald en bewerkt door Marie-Jeanne Vanmol
Bron the Nation: the Myth of Microloans
Alexander Cockburn is de redacteur van Counterpunch