België dacht de spits van “progressiviteit” af te bijten toen op 16 juni 1993 een wet – later nog aangevuld door de wet van 10 februari 1999 – werd goedgekeurd, die vervolging in België mogelijk maakt wegens oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide, waar ook ter wereld gepleegd. Geen vuiltje aan de lucht zolang de wet maar werd ingeroepen tegen de bejaarde Chileense ex-dictator Pinochet en tegen enkele, inmiddels op basis van de wet veroordeelde Rwandezen.
Maar nu de wet steeds meer tegen “vrienden”, zoals de Israëlische premier Ariel Sharon, en personen uit landen waar België belangen heeft (oud-president Rafsanjani van Iran, of de Congolese ex-minister Abdoulaye Yerodia), wordt ingeroepen, vindt minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel dat het welletjes is.
Dat een dergelijke wet werd goedgekeurd is een treffend staaltje van naïviteit. Elke nuchtere waarnemer kon voorspellen dat het bestaan van de wet wel zou doordringen tot de Belgische burgers en via hen tot de echte “internationale gemeenschap”. En dat de ene klacht na de andere zou worden ingediend. Maar men had er blijkbaar op gerekend dat dit niet zou gebeuren en dat de regering de wet zou kunnen gebruiken om hier en daar wat criminelen en voormalige dictators te pakken waarmee geen ‘nationale belangen’ gemoeid waren. En – meer nog – zich daarmee meteen in de internationale arena een aureool van verdediger van de mensheid zou hebben kunnen aanmeten.
Telkens er een nieuw kabinet wordt gevormd, gaat dit gepaard met een regeringsverklaring, waarin- wat buitenlandse politiek betreft – uitvoerig gezegd wordt dat de mensenrechten centraal staan. Waar niets van aan is. Talrijke rechtse dictators en despoten (Suharto van Indonesië, koning Hassan II van Marokko…) konden op Belgische steun én wapens rekenen ondanks de conflicten waarin ze betrokken waren of nog zijn (Oost-Timor, Westelijke Sahara). Niettemin verklaarde de woordvoerder van Buitenlandse Zaken onlangs nog zonder verpinken dat België geen wapens leverde aan Congo, zoals door de oppositie werd beweerd, omdat België geen wapens levert aan landen met conflicten…
Internationaal Straftribunaal
Berechting van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en van aanstichters en medewerkers aan genocide hoort thuis in een Internationaal Straftribunaal. Zoals datgene dat op stapel staat, mede onder impuls van België, maar dat nooit echt zal kunnen werken omdat de Verenigde Staten zich er tegen verzetten. Washington wil voorkomen dat ooit een Amerikaan zich zou moeten verantwoorden voor een kangaroo court (een schertsrechtbank), maar vraagt wel dat iedereen met hun gelegenheidsrechtbanken (Joegoslavië, Rwanda, later wellicht Irak…) zou meewerken. Voor die eis – omdat ze anders geen Amerikaans geld zouden krijgen – zijn de nieuwe Joegoslavische leiders gezwicht: ze leverden Milosevic uit aan Den Haag, alhoewel het strafgerecht voor Joegoslavië voortdurend bewijst dat het partijdig is (zie over deze problematiek elders in dit nummer van Uitpers: Milosevic naar Den Haag? Van Willy Van Damme). Aanklager Carla Del Ponte zegt al enkele jaren dat het haar taak is Milosevic “te pakken” – niet de NAVO-leiders of andere “bevriende” leiders van ex-Joegoslavië – en dat ze daarna wel bewijzen tegen hem zal vinden. Van schandalige vooringenomen en parodie op het recht gesproken!
Maar hoe dan ook, België zit nu eenmaal met de wet van 1963 en hij moet dus worden toegepast. Bijzonder bevreemdend is het dat Louis Michel plots van de wet af wil, of hem ten minste grondig wil wijzigen op het moment dat hij wordt ingeroepen tegen Ariel Sharon. Als iemand in aanmerking komt om op grond van die wet voor jaren in de cel te verdwijnen dan is het wel Sharon. Zijn oorlogsmisdaden – waarvan Sabra en Chatila er maar één is – zijn uitvoerig gedocumenteerd.
De man zelf heeft de feiten nooit gelogenstraft. Hij maakte er daarentegen kwinkslagen en grapjes over. In het genre van: ik heb nooit krijgsgevangenen vermoord, ik heb er nooit gemaakt. Of nog: ik wist niet dat er mensen in de huizen zaten die we opbliezen (over zijn raid op Qibya in 1953, waarbij 66 Palestijnse burgers werden vermoord). Sharon meende dat hij zich, gezien de grote internationale sympathie voor Israël, alles kon permitteren, zelfs misdaden tegen de mensheid. Het kwam nooit bij hem op dat hij beter zijn mond kon houden in plaats van op te scheppen over zijn “heldendaden”.
Politici in heel de wereld hebben het Sharon nooit ten kwade genomen – evenmin als de Israëli’s die hem met 62% van de stemmen tot premier kozen, wat te denken geeft over hun “vredeswil” en ideeën over de waarde van het leven van Palestijnen en Arabieren. President George Bush jr. ontving hem einde juni voor de tweede keer op het Witte Huis, terwijl de Palestijnse president Yasser Arafat nog niet eens een uitnodiging kreeg, en liet meedelen dat hij vond dat Sharon niet moet worden berecht.
Geestesgenoten?
Ook Louis Michel gaat allerhartelijkst om met Sharon, zoals bleek uit tv-beelden. Aangezien de extreem-rechtse en racistisch geïnspireerde Likoed-partij van Sharon, evenals Michels liberale PRL beide lid zijn van de Liberale Internationale, zou men kunnen zeggen dat beide mannen “geestesgenoten” zijn – alhoewel Michel zich bij het begin van zijn carrière van minister van Buitenlandse Zaken in de kijker werkte met kritiek op Oostenrijk, omdat daar een partij, die er enkele Likoed-denkbeelden op nahoudt, in de regering kwam.
Maar de uitvoering in Israël van een politiek die Louis Michel zegt te verfoeien raakt hem niet. Tijdens zijn rondreis in april in het Nabije Oosten in het vooruitzicht van het Belgische voorzitterschap vanaf 1 juli, herhaalde Michel dat België “neutraal” is in het conflict, dit wil zeggen dat Israël de vrije hand krijgt om te doen wat het wil (kolonisatie van de bezette gebieden, moordcampagnes, buitensporig geweld tegen burgerdoelwitten…), ook al zal de minister daar af en toe enige verbale kritiek op uiten, liefst binnenskamers. Maar van een echt ingrijpen kan geen sprake zijn, sancties tegen Israël zijn uitgesloten. Een oplossing moet er komen door onderhandelingen tussen de twee partijen, meent de minister. Dat dit niet kan door het enorme onevenwicht tussen beide partijen, zal de minister een zorg wezen. Meer nog tijdens zijn bezoek aan Jeruzalem toonde Michel heel veel begrip voor Sharon. Hij zei zelfs dat sommige van Sharons argumenten hem van mening hadden doen veranderen.
De minister gaf ook te kennen dat er tijdens het Belgische voorzitterschap van zijn kant niets te verwachten is voor de Palestijnen. Dat bleek ook uit de prioriteitennota van premier Guy Verhofstadt voor het voorzitterschap, waarin het “vredesproces” in het Midden-Oosten wel wordt vermeld, zij het met enkele nietszeggende zinnen. Zo luidt het dat “het Belgische voorzitterschap de acties van de Vijftien zal verder zetten en de partijen aansporen om hun geschillen op te lossen door middel van dialoog en onderhandelingen opdat de draad van het vredesproces opnieuw kan worden opgenomen”. Nietszeggender kan niet.
Sharon heeft alle redenen om Michel dankbaar te zijn, al kan hij hem niet persoonlijk komen bedanken. Omwille van de klacht werd een eerste Europa-reis van Sharon afgelast en Brussel is te mijden terrein bij Sharons tweede poging Europa te bezoeken. Die tweede poging zou ook moeten worden afgelast als de met het dossier-Sharon belaste onderzoeksrechter alsnog een internationaal arrestatiebevel tegen de Israëlische premier zou uitvaardigen. Maar aangenomen mag worden dat er, ondanks de scheiding der machten, voldoende druk zal worden uitgeoefend om dat te voorkomen. Het zal niet zo vlot gaan als tegen de Congolese (nu ex-)minister van Buitenlandse Zaken Yerodia, tegen wie de beschuldigingen, in vergelijking met die tegen Sharon, weinig of geen gewicht in de schaal legden.
(Uitpers, juli-agustus 2001)