De eerste maanden van G.W.Bush lieten ons een president zien die heel sterk z’n eigen weg volgde en zich van de rest van de wereld niet zoveel leek aan te trekken. Hij duwde in snel tempo een reeks conservatieve maatregelen door. Op internationaal vlak leek hij eerder de confrontatie te zoeken: Kyoto-normen interesseren hem niet, ontwapeningsverdragen dienen opgezegd als ze nieuwe dingen in de weg staan. Maar de snelheid en de aard van de beslissingen bracht dissidentie in eigen rangen. Is dit een keerpunt?
De nieuwe regeringsploeg in de Verenigde Staten heeft in een recordtempo een reeks verkiezingsbeloftes omgezet in regeringsbeslissingen.
Er was de haast onmiddellijke mededeling dat welzijns- en hulporganisaties die abortus in hun programma opnemen van de subsidielijst zullen worden geschrapt. Uitgesproken conservatieve politici werden als minister aangesteld. Bush zei de president van alle Amerikanen te willen zijn, maar hij stelde een ploeg aan die duidelijk een uitgesproken behoudsgezinde koers voorstaat en openlijke banden heeft met de bedrijfswereld. Een pakketje maatregelen van Clinton ter bevordering van de gezondheid van de werknemers op de werkvloer werd ongedaan gemaakt; syndicale armslag werd nog gekortwiekt. De verlaging van het arsenicumgehalte in het drinkwater werd geschrapt.
De uitspraken van deze regering dat de milieunormen van het Kyoto-protocol maar van belang kunnen zijn in die mate dat ze de economische groei niet benadelen, kwamen als een kaakslag aan bij de milieu-organisaties. Vele Europese leiders moesten even slikken bij zoveel stoutmoedigheid.
Dick Cheney, vice-president, ontvouwde naderhand zijn energieplannen: meer nucleaire energie, meer petroleum- en gasontginning. Het hoeft waarschijnlijk geen herinnering maar toch: Cheney, evenals zijn vice-minister van handel, komen uit de petroleumindustrie.
Tegelijkertijd kwam de mededeling van G.W.Bush dat de Verenigde Staten sowieso het anti-rakettenschild zullen ontwikkelen. De wereld staat paf van dergelijke eigengereidheid.
Intussen lobbyde de president zelf nog een gigantische belastingsvermindering bij mekaar: 1,350 miljard dollar over 11 jaar gespreid. Hij moest hier wel een paar toegevingen doen want z’n oorspronkelijk plan sprak over 1,600 miljard in 10 jaar. Deze toekomstige belastingsvermindering werd door de vertegenwoordigers van het volk gestemd amper vier maanden na de aanstelling van de nieuwe president. Dit moet een absoluut record wezen.
Het lijkt erop dat de ploeg Bush haar ‘America fist’ idee op een wel erg enge manier bekijkt: de States hoeven zich van de rest van de wereld niks aan te trekken. Vorig jaar reeds had de Republikeinse meerderheid geweigerd het Algemeen Atoomteststopverdrag te ratificeren. Vandaag legt men Kyoto naast zich neer, en wil men het ABM-verdrag te doen springen om het anti-rakettenschild te kunnen ontwikkelen.
Ook op vlak van internationale relaties voert Washington een confrontatiekoers. De arrogante, harde houding rond de vliegtuigbotsing tussen een Chinees jachtvliegtuig en een Amerikaans spionagetoestel ging om meer dan alleen maar het beschermen van de eigen mensen of de hoogtechnologische spionageapparatuur.
Soms leek de eensgezindheid in de regering Bush niet zo groot te zijn. Zo kreeg minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell behoorlijk wat kritiek over zich heen na z’n ‘zachte’ uitspraken tijdens z’n reis door het Midden-Oosten, eerder dit jaar. Ook leek Powell in eerste instantie de Korea-politiek van Clinton verder te willen zetten, maar daar had Bush een andere mening over. De Amerikaanse pers doet er in elk geval alles voor om Powell voor te stellen als de man van het overleg en de dialoog, tegenover de hardlijnse Rumsfeld, Cheney en Bush die meer eigengereid de confrontatie zouden zoeken.
Keerpunt
Een en ander getuigt van een dergelijk niveau van idelogisch conservatisme dat zeker een aantal bondgenoten binnen de NAVO het moeilijk begint te krijgen. Op de laatste NAVO-vergadering in Budapest op 29 mei bijvoorbeeld, kon Washington de anderen niet overtuigen dat er een voldoende bedreiging bestaat die het avontuur met het anti-rakettenschild zou verantwoorden. Bovendien, en dit lijkt wel een cruciale factor te zijn, heeft deze politiek van G.W.Bush onenigheid in het eigen Republikeinse kamp gebracht. Niet zomaar wat geruzie, nee, senator Jeffords van Vermont heeft zijn partij verlaten en zetelt nu als onafhankelijke. De kaarten liggen daardoor meteen anders aangezien er geen Republikeinse meerderheid meer is.
Het politieke kamp dat geen eenzijdig opzeggen van het ABM-verdrag aanvaardt, is nu in de meerderheid. Met andere woorden, Bush zal gedwongen worden om met Moskou te onderhandelen. En dat lijkt men in de presidentiële wandelgangen onmiddellijk begrepen te hebben. In het weekend van 27 mei werd namelijk een ballonnetje opgelaten dat uit moet testen hoe Rusland vandaag reageert op de zaak. Een ‘lek’ liet weten dat Bush bereid is Russische S-300 raketten op te nemen in de ontplooiing van het anti-rakettenschild. En als men niet moeilijk zou doen rond het ABM-verdrag zouden er nog andere (economische) compensaties in zitten voor Moskou. De Russiche minister van defensie, Sergei Ivanov, wou wel graag S-300 raketten verkopen, maar begrijpt niet dat de S-300 zou kunnen worden opgenomen in het anti-rakettenschild aangezien deze specifiek ontworpen is om vliegtuigen te treffen en dus niet lange-afstandsraketten.
Dit alles betekent natuurlijk geen fundamentele koerswijziging. De consensus in de Verenigde Staten over de verdediging van de eigen belangen is bijzonder groot. Alleen zal een en ander waarschijnlijk wat pragmatischer worden aangepakt.
(Uitpers, juni 2001)