INTERNATIONALE POLITIEK

De lsraelische wapenindustrie: business as usual

Hoewel Israël op een ongemeen brutale manier tekeer gaat in Palestina, kan het land nog altijd rekenen op rechtstreekse of onrechtstreekse militaire steun vanuit het buitenland. De wapenhandel van en naar Israël bloeit als nooit tevoren. Op enkele tientallen jaren is Israël er in geslaagd om vanuit het niets een van de machtigste wapenindustrieën ter wereld uit de grond te stampen.

De VS storten elk jaar een bedrag aan militaire steun gelijk aan drie kwart van het Belgische defensiebudget. Vanuit humanitair standpunt bekeken is dat schokkend, maar weinig verwonderlijk, gezien de aard van de buitenlandpolitiek van de VS. De EU daarentegen werkt aan een imago dat ons moet doen geloven dat het Avondland veel ethischer te werk gaat. De werkelijkheid is anders: de EU heeft projecten lopen met Israëlische wapenbedrijven en verschillende Europese landen voeren wapens in, maar ook uit. Hierna een summier overzicht van de defensie-industrie en haar activiteiten op de wereldmarkt.

De voorlopers van de Israëlische defensie-industrie waren kleine militaire ateliers – gezamenlijk ‘Israël Military Industries’ genoemd – die begin de jaren ’30 werden opgericht en waar vooral lichte wapens geassembleerd en gerepareerd werden. De Zionistische pioniers hadden deze nodig in hun strijd tegen de Britse bezetter en de plaatselijke Palestijnse bevolking omdat die zich meer en meer ging verzetten tegen de gebiedsuitbreidingen door Joodse inwijkelingen.

In mei 1948, na het vertrek van de Britten, begon de omvorming van de ondergrondse Haganah-eenheden tot een regulier leger. Veiligheid was de centrale bekommernis en dat blijft tot vandaag onveranderd zo. Weinig verwonderlijk van een natie die haar ontstaan dankt aan het gebruik van militaire macht. Onder voortdurende dreiging van een gewapend conflict met de Arabische buurlanden, begon Israël in sneltreintempo te werken aan een machtige militaire industrie. De kleine ateliers werden in een structuur ondergebracht (IMI of TA’AS) met daarnaast Israel Aircraft Industries (IAI – oorspronkelijk bekend als Bedek) en Rafael. Dat laatste bedrijf moest zorgen voor onderzoek en ontwikkeling en tegemoet komen aan dringende behoeften van het Israëlische leger (Israel Defense Forces, IDF). Deze bedrijven zijn allemaal in staatshanden en vormen het hart van de Israëlische defensie-industrie.

1967: drastische uitbouw van de wapenindustrie

Israël bleef echter lange tijd afhankelijk van de import van wapens uit voornamelijk de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk. Dat liep niet altijd van een leien dakje. Geregeld kwamen daarop restricties. Vandaar dat zich eind de jaren vijftig tot midden de jaren zestig een debat ontspon over de strategie die de militaire industrie zou moeten volgen. Toenmalig directeur van het ministerie van Defensie, Shimon Peres en voormalig stafchef, Zvi Zur waren voorstander van een zo groot mogelijke zelfvooziening. Volgens hen moest er voor nagenoeg elke binnenlandse behoefte (inclusief zwaar materiaal) een eigen productiecapaciteit worden opgezet. Een andere groep, onder leiding van toenmalig generaal en latere premier Yitzak Rabin, wilde vermijden dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling de pan zouden uitrijzen en pleitte daarom voor het aanhalen van de banden met betrouwbare partners, in de eerste plaats de Verenigde Staten. Uiteindelijk zijn beide paden bewandeld, waarbij keuzes werden opgedrongen door politiek-militaire omstandigheden. Met de oorlog van 1967, kondigde de Franse president De Gaulle een wapenembargo af. Frankrijk was in de periode 1956-67 Israëls belangrijkste leverancier van zware wapens. Bovendien was er een intensieve militaire samenwerking tussen beide landen en stond Frankrijk model voor de defensie-industrie. De samenwerking tussen Frankrijk en Israël leidde kort na de Suez-crisis in 1956 tot de bouw van de omstreden reactor in EL-102 (Dimona – het begin van Tel Avivs militair-nucleair programma), waarvan nagenoeg alle hardware in het geheim in Frankrijk werd gemaakt. Het Franse embargo kwam dan ook als een shock en was de aanleiding voor een zeer intensief omschakelingsprogramma, zodat op zeer korte termijn zoveel mogelijk wapens en wapensystemen in eigen land werden aangemaakt. Met resultaat! In de eerste drie jaar na 1967 verviervoudigde de militaire productie!

Dergelijke zware investeringen en lopende kosten konden op termijn slechts gedragen worden door naast de binnenlandse afname door het Israëlische leger ook zwaar te mikken op buitenlandse afzetmarkten. Het aandeel (exclusief diamant) in de nationale industriële export steeg van 14 procent in 1967 naar 21 procent in 1968 en zou in 1975 al 31 procent bedragen. Israël zou overigens nog genoeg gelegenheid krijgen om de superioriteit van militair materiaal zoals de tank ‘Merkava’ of het jachtvliegtuig Kfir C-2 en de hoogontwikkelde elektronische snufjes voor oorlogsvoering in de praktijk aan te tonen. In de oorlog van 1973 kreeg Israël de gelegenheid om de superioriteit op zee te demonstreren met technologische hoogstandjes als de Gabriel Anti-schip raketten. De oorlog in Libanon in 1982 was het debuut voor de Merkava, enz.

Israël was dus van een productie die vooral de eigen behoeften moest dekken vanaf begin de jaren zeventig veranderd in een van de belangrijkste leveranciers van wapens in de wereld. Volgens bepaalde bronnen is Israël de vijfde grootste wapenexporteur in de wereld. Volgens de landenlijst met de export van de belangrijkste conventionele wapens van het Zweeds vredesonderzoeksinstituut SIPRI, bekleedde Israël in het jaar 2000 de zevende plaats op de wereldranglijst.

De lokale reus IAI

De Palestijnse Intifada lijkt weinig invloed te hebben op de Israëlische import en export van wapens, noch op de slagkracht van de lokale defensie-industrie. Een bedrijf als Israel Aircraft Industries (IAI) doet het zelfs uitstekend. IAI, het zesentwintigste bedrijf in de wereld met 17.000 werknemers, kondigde aan dat haar export voor het jaar 2001 met 3,9 procent was gestegen tot 2,195 miljard dollar (ruwweg 2,4 miljard Euro) t.o.v. het jaar daarvoor. Voor de helft ging het daarbij om militaire contracten. De belangrijkste afnemer van IAI-wapens waren de VS (1,356 miljard $), gevolgd door de lokale markt en op de derde plaats Aziatische landen (541 miljoen $). In Europa heeft IAI voor 190 miljard dollar contracten gesloten. IAI kondigde verder triomfantelijk aan dat het eind 2001 voor 2,884 miljard dollar aan nieuwe opdrachten in de wacht heeft gesleept, het hoogste aantal in de geschiedenis van het bedrijf en 300 miljoen $ meer (+ 11 procent) dan het jaar daarvoor.

Weinig deontologie dus op de wereldwijde wapenmarkt. De meer dan duizend doden en tienduizenden gewonden sinds het begin van de Palestijnse opstand hebben geen enkel effect gehad op de aantrekkelijkheid van de Israëlische defensie-industrie. Nochtans is het zo dat wie wapens aankoopt in Israël tegelijk het defensieapparaat steunt waarmee de bezettingspolitiek kan worden gehandhaafd.

“IAI is wereldwijd gekend voor zijn technologische bekwaamheid. De onderneming speelt een belangrijke en gerespecteerde rol in de creatie van fijne en wederzijdse betrekkingen met de landen van de Europese Unie, waarmee wordt samengewerkt rond verschillende aspecten, zoals ruimtevaart, luchtvaart en elektronica” aldus Giancarlo Chevallard, de ambassadeur van

de EU in Israël op een conferentie die op 5 april 2001 bij IAI gehouden werd. Volgens IAI waren er twintig attachees van verschillende Europese staten aanwezig op de conferentie. IAI werkt samen met 16 landen en 154 onderzoeksinstituten in Europa, onder meer in het kader van het zogenaamde ‘Vijfde Raamwerkprogramma’, een Europees programma voor onderzoek en ontwikkeling op vlak van technologie. In november 2000 werd onder de auspiciën van dit programma een workshop gehouden over de civiele en commerciële toepassing van de UAV (‘Unmannned Aerial Vehiele’ – onbemande vliegtuigen). Daaraan participeerden een hele reeks Europese bedrijven die allemaal militaire activiteiten hebben, zoals EADS, Thomson-CSF, Swedish Space Corporation, enz. Een jaar later (eind oktober 200 1) volgde er in Zweden een openingsvergadering van het UAVNET waarop twee nieuwe civiele onderzoeksprogramma’s voor UAV’s werden voorgesteld. Het gaat om een initiatief van IAI dat ook de coördinatie ervan op zich neemt. Het ontvangt daarvoor gedurende 2,5 jaar 9,8 miljoen Euro van de Europese Unie. UAV’s zijn begeerd in militaire kringen voor o.m. spionageopdrachten.

Hoewel de Europese steun geldt voor civiele toepassingen van UAV’s spreekt het vanzelf dat de resultaten eveneens gebruikt kunnen worden voor militaire toepassingen. Het Belgisch leger kocht eind december 1998 drie UAV’s van het type B-Hunter. Maar IAI heeft een hele waaier van aantrekkelijke producten, zo bleek later. Kort na de verkiezing van Sharon en in volle Intifada maakte IAI op 18 februari bekend dat het een contract heeft binnengehaald voor de levering van 20 EHUD ‘Pods’ aan het Belgische leger (waarde 6 miljoen dollar). Deze Pods (Autonomous Air Combat Maneuvering Instrumentation – AACMI) beschrijft IAI zelf als het meest geavanceerde trainingssysteem voor gevechtsvliegtuigen. Veel landen lijken in elk geval overtuigd van de waarde ervan want de luchtmachten van Duitsland, Turkije, Portugal, Italië Frankrijk, Nederland (kort na de Belgische aankoop, voor 7 miljoen $) en de NAVO-vliegschool beschikken er allemaal over. IAI stelt dat het tussen januari 2001 en de zomer van dat Jaar voor 30 miljoen $ aan EHUD systemen heeft verkocht.

IAI is ook voor heel wat andere producten in trek. De Lahav-divisie van IAI heeft vorig jaar 4 opgeknapte A-4 vliegtuigen geleverd aan het Europese BAE Systems om er trainingen mee te verzorgen voor de Duitse luchtmacht. Spanje heeft een IAI-radarsysteem voor de Spaanse luchtmacht geselecteerd. De Zwitserse luchtmacht heeft samen met IAI een heel UAVsysteem ontwikkeld met o.m. een grondstation en 28 vliegtuigen. De Australische luchtmacht heeft eind vorig jaar nog een contract gesloten voor de aankoop van elektronische vroege waarschuwingssystemen (60 miljoen $).

IAI illustreert ook dat Israëls wapenhandel weinig wettelijke beperkingen worden opgelegd. Oorlogsdreigingen tussen India en Pakistan verhinderen niet dat Israël drie Phalcon verkenningsvliegtuigen (waarde 1 miljard dollar) verpatst aan India. Tel Aviv durft daarbij zelfs op de zere tenen van Washington trappen door ook China te verkopen wat het vraagt, zoals de bouw van China’s F-1 0 gevechtsvliegtuig. Het kostte Washington een jaar lang zware druk tot zelfs dreigementen over het stopzetten van de militaire steun vooraleer Israël bereid was om de verkoop van hoogtechnologische radarsystemen (vergelijkbaar met AWACS) aan China niet te laten doorgaan.

Militaire steun

Israëls defensieapparaat zou wellicht niet het huidige niveau hebben gehaald moesten de VS het land niet elk jaar verwennen met immense stromen dollars aan militaire steun. In een halve eeuw, tussen 1950 en 2000, kon Tel Aviv rekenen op meer dan 46 miljard dollar pure militaire steun, dat is 20 miljard meer dan wat Egypte ontving. Tot vorig jaar keerden de VS jaarlijks 1,8 miljard dollar steun uit, waarvan ruwweg 475 miljoen rechtstreeks naar de defensie-industrie gaat. Ter vergelijking, dat komt overeen met drie kwart van het Belgische defensiebudget. Aan het einde van zijn ambtstermijn sloot de Amerikaanse president Bill Clinton nog een ‘memorandum of understanding’ waarin afgesproken werd dat de militaire steun aan Israël op termijn nog zou toenemen, terwijl de economische steun zou afnemen. Tegen 2008 moet de militaire steun 2,4 miljard $ bedragen, goed voor een jaarlijkse stijging van 60 miljoen $. Op dat ogenblik profileerden de VS zich zonder blozen als onderhandelaar tussen Israël en de Palestijnen. Diezelfde maand nog zou Israël samen met de VS en Turkije voor de derde keer mariene manoeuvres (‘Mermaid’) houden. Turkije is overigens ook een geprivilegieerde partner van Israël. Toen Ariel Sharon begin jaren ’80 minister van Defensie was, stelde hij dat Turkije een belangrijke strategische rol speelde voor Israël. Beide landen sloten in 1996 twee militaire samenwerkingsakkoorden. Het tweede akkoord ging specifiek over de militair-industriële samenwerking. Israël sleepte daardoor een aantal interessante opdrachten binnen, zoals de modernisering van gevechtsvliegtuigen.


De Israëlische defensie-industrie

Israël telt verschillende bedrijven in de top 100 van de wereldranglijst van de wapenindustrie. IAI staat op de 26ste plaats, gevolgd door Rafael (57), Israel Military Industries (59), Elbit Systems (67), Koor Industries (85), Federman (86) en EI-Op (88).

Van eind de jaren ’40 tot midden de jaren ’50 beperkte de wapenproductie zich tot lichte wapens en stelde ze 5.000 mensen te- werk. De periode 1955 tot 1967 was gekenmerkt door een nauwe relatie met Frankrijk waarin de industrie zich ook meer toelegde op de aanmaak van artilleriesystemen en allerlei raketsystemen. Tegen 1967 was de tewerkstelling gegroeid tot 14.000 werknemers. Als gevolg van het Franse embargo van 1967 ontwikkelde de Israëlische wapenindustrie een eigen gevechtsvliegtuig (Kfir), een eigen tank (Merkava), UAV’S, tactische en strategische raketten. In 1972 of op amper vijf jaar tijd was de tewerkstelling meer dan verdubbeld tot 34.000 werknemers. Een verdere expansie zou zich voordoen als gevolg van de oorlog van 1973, met een tewerkstelling die groeide naar 63.000, of 20 procent van alle industriële arbeidsplaatsen.

De export van wapens zou tussen 1972 en 1997 stijgen met een factor 25: van 40-70 miljoen in 1972 tot 1,52 miljard dollar in 1997. Daartussen kwam eind de jaren’80 tot midden jaren ’90 even een dieptepunt als gevolg van een zware economische crisis en het einde van de Koude Oorlog. Sommige bronnen schatten de huidige export van wapens op 2 miljard $ (in 2000). Tussen de ontvangers van wapens (voorbeeld voor het jaar 2000) zitten landen als Cambodja, Colombia, Eritrea, Ethiopië, het Zuid-Libanese Leger, India, China en Birma. Dat jaar vroegen de VN Israël om de verkoop aan Eritrea (twee boten) en Ethiopië (luchtverkenningssysteem) stop te zetten.


 

Bronnen:

Farah Naaz, Israel’s Arms Industry, IDSA, 1999
Sharon Sadeh, Israel’s beleaguered Defense Industry, in: Middle East Review of International Affairs, Vol. 5, nr 1, maart 2001-02-20
David Lewis, Israel’s Defense Industry in the geopolitical climate of the post-cold war era: diversification and niche market exporting, Council for Foreign Relations, 1999
Haaretz, 13 februari 2002
SIPRI Yearbook 2001
Israel Aircraft lndustries, www.iai.co.il

(Uitpers, maart 2002)

Relevant

Rechtvaardigheid en ‘Westerse waarden’

Het bloedvergieten in Israël en in Gaza is zinloos. Daarnaast zijn er twee tragische vaststellingen: de Palestijnse bevolking zinkt verder weg in etnische zuiveringen en genocide en wat gemeenzaam…

Waarom we niets van de Oriënt begrijpen –

en waarom we dat wel zouden moeten doen. De auteur (°1940) is een voormalig VRT-journalist, gespecialiseerd in het Midden-Oosten, een regio die hij ruim een halve eeuw op de…

De Amerikaanse oorlogen hebben sinds 9/11 minstens 38 miljoen mensen op de vlucht gejaagd

Volgens het “War Costs”-project van het Watson Institute bij de Brown University in de VS hebben de “Wars on Terror” voor zeker 38 miljoen vluchtelingen gezorgd. Verleden jaar, in…

Laatste bijdrages

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Assad is geschiedenis

Het ene weekend Aleppo binnengewandeld, het weekend daarop Damascus ingenomen. Het regime van de familie Assad is na een halve eeuw in één week tijd opgedoekt. Bijna zonder slag…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×