INTERNATIONALE POLITIEK

De lont aan 200 miljard olievaten

Ahmed Rashid. Jihad. De opkomst van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië. Amsterdam, Atlas, 280 blz., 23,50 euro. ISBN 9045008823

In Ashgabat, de hoofdstad van de voormalige Centraal-Aziatische sovjetrepubliek Turkmenistan, keek Ahmed Rashid naar de aankomst van vijf kersverse staatshoofden. De Pakistaanse journalist, die voor de BBC en de Hongkongse Far Eastern Economic Review de bloedige oorlogsjaren in Afghanistan had gevolgd, besefte als geen ander dat er in Centraal-Azië een reusachtige aardverschuiving was begonnen.

"Op 12 december 1991 kwamen de presidenten van de vijf Centraal-Aziatische sovjetrepublieken – Nursultan Nazarbajev van Kazachstan, Rachmon Nabiev van Tadzjikistan, Askar Akajev van Kirgizië, Islam Karimov van Oezbekistan en Saparmurad Nijazov van Turkmenistan – bijeen, om de crisis te bespreken die een continent verderop was ontstaan. Vier dagen daarvoor hadden president Boris Jeltsin van Rusland, Leonid Kravtsjoek van Oekraïne en Stanislav Sjoeskevitsj van Wit-Rusland het Verdrag van Minsk ondertekend, waarmee de Sovjet-Unie formeel werd ontbonden en een nieuw Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) werd opgericht. De Slavische presidenten hadden niet de moeite genomen hun collega’s in Centraal-Azië te raadplegen voordat ze deze monumentale stap zetten. Toen ik de presidenten die koude, sneeuwachtige avond zag arriveren op de luchthaven van Ashgabat, kon ik zelfs van op afstand bespeuren dat ze kwaad en gefrustreerd waren en zich verraden voelden. Rusland was jarenlang hun steun en toeverlaat geweest en ze beseften nu dat ze door dat land aan hun lot waren overgelaten."

"De Centraal-Aziatische leiders stond het huilen nader dan het lachen. Met miljoenen draden, van elektriciteitsnetwerken en oliepijpleidingen tot wegen en militaire bases, waren de Centraal-Aziatische staten verbonden met Rusland. Hun industrie en landbouw waren afhankelijk van import uit Rusland en hun export ging voornamelijk naar Russische markten. Iedere internationale telefoonlijn naar Centraal-Azië liep via Moskou. De republieken hadden geen van alle een zelfstandige legermacht en veel van de armere staten, zoals Tadzjikistan, konden alleen overleven met sovjetsteun, die voortaan uit zou blijven."

Doos van Pandora

"De mannen die werden gekozen om deze nieuwe republieken te leiden, waren oerconservatieve communisten, die zich in hun kijk op de buitenwereld altijd volledig hadden gevoegd naar Moskou. Ze hadden Gorbatsjovs hervormingspogingen verafschuwd omdat iedere verzwakking van het centraal bestuur meteen een bedreiging zou betekenen voor hun machtsbasis en het sluimerende nationalisme onder hun volkeren zou aanwakkeren. Ze waren grootgebracht en opgeleid in het sovjetsysteem en konden daarom vaak zelfs niet hun eigen nationale taal spreken. De voorrechten en gunsten die ze genoten hadden ze te danken aan Moskou; hun veiligheid was afhankelijk van de aanwezigheid van het sovjetleger, dat zich nu dreigde terug te trekken; hun economieën waren gestoeld op de handelsbanden met de Sovjet-Unie; ze konden hun sociale voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg, alleen overeind houden met behulp van omvangrijke financiële steun uit de Sovjet-Unie. De Centraal-Aziatische leiders waren als de dood voor onafhankelijkheid van Moskou, dit in tegenstelling tot hun volken, die er reikhalzend naar uitkeken."

Ahmed Rashid komt tot een eenvoudige vaststelling: "Gorbatsjov had ongewild een doos van Pandora geopend die de Centraal-Aziatische leiders koste wat kost weer wilden sluiten."

Maar niet alleen Gorbatsjov had aan de doos van Pandora zitten knoeien. Ook de republikeinse presidenten van de Verenigde Staten, Reagan en Bush hadden er het deksel afgetild in het door de Sovjet-Unie bezette Afghanistan. In dit land – waarover Ahmed Rashid vorig jaar het degelijke boek ‘Taliban. Islam, Olie en het Nieuwe Grote Spel in Centraal Azië’ publiceerde – hadden de Amerikanen een reeks rabiate moslimfundamentalisten gesteund, die na de terugtrekking van het Rode Leger uit Afghanistan en na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, hun invloed snel zouden laten gelden in de buurrepublieken Tadzjikistan, Oezbekistan, Kirgizië en Turkmenistan, en zelfs tot in Kaukasus, waar ze onder de Tsjetsjeense moslimfundamentalisten en separatisten geduchte medestrijders vonden.

In zijn nieuwe boek ‘Jihad’ analyseert Ahmed Rashid glashelder de snelle opgang van het moslimfundamentalisme in Centraal-Azië.

Het resultaat van de ineenstorting van de Sovjet-Unie "was een dramatische neergang in heel Centraal-Azie," stelt Rashid. "De levensstandaard zakte als een baksteen, de inflatie vloog omhoog, de werkloosheid groeide en de industrie en landbouw kwamen zonder grondstoffen te zitten. De economische problemen verergerden op hun beurt de politieke en etnische spanningen." De vijf nieuwe regimes in Centraal-Azië hadden geen enkele oplossing voor de torenhoge economische en sociale problemen. De nieuwe elite had maar één bekommernis: de eigen macht en privilegies veilig stellen.

Geen enkele van de vijf nieuwe staatsleiders in Centraal-Azië was bereid om ook maar de minste oppositie te gedogen. Onder het sovjetbewind was de volksislam (met zijn eeuwenoude soefi-traditie) meer dan zeventig jaar ondergronds gegaan. De nieuwe leiders begrepen niets van de plotse islamitische heropleving. Elk van de republieken kende een wildgroei van nieuwe moskeeën en soefi-genootschappen. De regimes pakten de moslims aan zoals ze met de beginnende oppositiebewegingen hadden afgerekend: met harde repressie. Voor hen bestond er geen enkel verschil tussen de vrome soefi-mystici en de fundamentalistische groepen, die vanuit Turkije, Pakistan en Afghanistan kwamen aanzetten en over koffers vol Saoedische petrodollars beschikten. De uitzichtloze economische crisis (Moskou had alle leningen, subsidies en hulp aan de regio stopgezet en eiste dat Centraal-Azië zijn hoge schulden uit het verleden voortaan in harde dollars zou terugbetalen) en de botte repressie van de nieuwe elite dreven steeds meer jonge moslims naar deze harde kernen van fundamentalisten.

Op naar de jihad

De regio werd stilaan klaar gemaakt voor de jihad, de heilige oorlog. En de door de VS, Pakistan en Saoedi-Arabië gesteunde Afghaanse fundamentalisten lieten hun mannetjes los op de nieuwe republieken. Tadzjikistan was het eerst aan de beurt. Daar hadden Sayed Abdullah Nuri en Mohammed Sharif Himmatzoda de Islamitische Wedergeboorte Partij (IWP) opgericht. Beiden hadden nauwe banden met de Afghaanse fundamentalistische krijgsheer, Gulbuddin Hekmatyar. De IWP ontketende in 1992 – deels vanuit Afghanistan, waar de partij over goed uitgeruste militaire bases beschikte – een bloedige burgeroorlog tegen het regime van president Nabiev, "waarbij vergeleken met alle andere burgeroorlogen in de afgelopen vijftig jaar verhoudingsgewijs het hoogste aantal doden onder de bevolking viel", merkt Ahmed Rashid op. "Omdat Tadzjikistan bestaat uit een groot aantal verschillende bevolkingsgroepen, regio’s en clans, had de basis van de IWP nooit verder gereikt dan de persoonlijke clans van de leiders. De burgeroorlog was algauw uitgelopen op een strijd tussen clans in plaats van een islamitische jihad."

De balans: 50.000 doden (op een totale bevolking begin van de jaren ’90 van 5,2 miljoen inwoners), het land leeggebloed, de economie geruïneerd en de bevolking aan de rand van de hongersnood. De krijgsheren en moslimmilities vertoonden drie jaar na het begin van de gevechten ernstige tekenen van oorlogsmoeheid. In 1996 werd in Afghanistan de voor de IWP bevriende regering van Burhanuddin Rabbani en Ahmed Massoed verjaagd door de Taliban. De strijdende partijen in Tadzjikistan begrepen dat de machtsovername door de Taliban in Kaboel ook voor hen verstrekkende gevolgen kon hebben en dat de tijd wellicht rijp was voor vredesonderhandelingen. Ze kregen hierbij een zetje in de rug van Rusland en de verdreven Afghaanse fundamentalistische krijgsheren Rabbani en Massoed. Rusland en Iran steunden Massoed in zijn strijd tegen de Taliban. Massoed had veilige bases nodig in Tadzjikistan. En mede onder deze buitenlandse druk legden de Tadzjiekse strijders de wapens neer. Er kwam een regering, waarin ook de IWP vertegenwoordigd was. De fundamentalistische partij had tijdens de burgeroorlog veel van haar aanhang en krediet bij de bevolking verloren. Bij de eerste parlementsverkiezingen in 2000 behaalde de IWP slechts 7,5% van de stemmen. Vreemd genoeg geldt het Tadzjikistan van na de burgeroorlog vandaag als een model voor de rest van de regio: het land kent een relatieve stabiliteit, heeft een meerpartijenregering en heeft de radicale politieke islam in zijn bestel geïntegreerd.

Fundamentalisme : import uit Saoedi-Arabië

Na Tadzjikistan kunnen ook de andere Centraal-Aziatische republieken worden meegesleurd in het geweld van moslimfundamentalisten. Twee radicale bewegingen zijn actief in heel de regio: de Hizb ut Tahrir al Islami (HT) wint snel aan invloed in Turkmenistan, Kirgizië, Kazachstan, Tadzjikistan en Oezbekistan en de Islamitische Beweging van Oezbekistan (IBO) heeft een zeer gewelddadige reputatie, staat bekend omwille van zijn nauwe banden met de Taliban en het Al Qaeda-netwerk van Osama Bin Laden en financiert zijn strijd met Saoedisch manna, maar ook met de erg lucratieve drugs- en wapenhandel. Ahmed Rashid wijst op een aantal duidelijke verschillen tussen de HT en de IBO. Maar beide hebben ze dit gemeen: ze zijn importproducten uit Saoedi-Arabië en hun programma bevat – buiten de oprichting van een islamitische staat en de invoering van de sharia (de islamitische wet in al zijn strengheid, zoals de Taliban die in Afghanistan hanteerden) – niet het minste recept om de problemen van de Centraal-Aziatische volkeren aan te pakken: onderontwikkeling, bittere armoede, massale werkloosheid. Een beweging als de HT heeft bijzonder weinig voeling met de traditionele islam in Centraal-Azië. De HT heeft zelfs een obsessionele haat tegen de soefi-genootschappen, die in de regio een bijzonder tolerante vorm van de islam belijden. De moslimfundamentalisten danken hun snelle opmars in Centraal-Azië op de eerste plaats aan de fenomenale financiële steun van de Saoedi’s. Hun militaire knowhow hebben ze van de Taliban en de groep rond Osama Bin Laden en hun succes bij de plaatselijke bevolking is een rechtstreeks gevolg van de corruptie, botte machtspolitiek en incompetentie van de nieuwe leiders.

Olie en terrorisme

Tijdens de eerste jaren van de onafhankelijkheid van de Centraal-Aziatische republieken had het Westen – Washington op de eerste plaats – bijzonder weinig aandacht voor deze uithoek van de wereld. Maar "de Amerikaanse oliemaatschappijen behoorden tot de eerste internationale groeperingen die het belang van de regio onderkenden. Zelfs nog voor de Verenigde Staten ambassades hadden gevestigd in elk van de nieuwe republieken, waren er al Amerikaanse oliemaatschappijen gearriveerd om de energiemogelijkheden in kaart te brengen, hiertoe aangespoord door de eerste vondst door Chevron van olie en gas in Kazachstan," schrijft Ahmed Rashid.

Maar voor de politieke leiders in Washington stond Centraal-Azië niet hoog op het prioriteitenlijstje. "Aanvankelijk bekeken de Verenigde Staten Centraal-Azië door het prisma van Moskou," stelt Rashid vast. "Toen voerde Washington het ‘Rusland eerst’ beleid. In het midden van de jaren negentig draaiden de VS om naar het andere uiterste en werden geobsedeerd door het idee om een pijpleiding aan te leggen die olie en gas zou vervoeren uit Bakoe in Azerbeidzjan naar Ceyhan in Turkije. Voorstanders noemden dit de nieuwe zijderoute en stippelden een provocatieve weg uit die zowel Russisch als Iraans grondgebied links liet liggen." "Na het opduiken van de IBO in 1999 paste de regering Clinton haar Centraal-Aziatisch beleid aan en richtte zich op het bestrijden van het terrorisme. De VS begonnen de leiders van de Centraal-Aziatische republieken militaire bijstand en opleiding te geven. Een van Clintons naaste medewerkers, Strobe Talbott, plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken had nochtans – tevergeefs – gewaarschuwd voor een eenzijdige militaire aanpak. "Als de economische en politieke hervormingen niet slagen, als interne en grensconflicten blijven broeien en weer oplaaien, dan zou de regio een broedplaats kunnen worden van terrorisme, een broeinest van religieus en politiek extremisme en het slagveld voor een totale oorlog. De VS zouden er bijzonder veel moeite mee hebben als dat zou gebeuren in een gebied dat minstens 200 miljard vaten olie bevat. Dit is nog een reden waarom de oplossing van conflicten de eerste taak is van het Amerikaans beleid in de regio," schreef Talbott in een memorandum.

En toen kwam 11 september. Sindsdien zijn de VS nog meer geneigd om de grote militaire middelen in stelling te brengen tegen het ‘internationale terrorisme’. In Centraal-Azië worden dan maar corrupte leiders aan de boezem gedrukt. De (voorlopig nog schaarse) olie-inkomsten worden gebruikt om hun macht te consolideren en om peperduur wapentuig aan te schaffen in de Verenigde Staten onder meer. Inmiddels worden de wereldvreemde, maar bijzonder gevaarlijke moslimfundamentalisten van de IBO, de HT en andere vrienden van de Taliban en Osama Bin Laden met het uur populairder bij de door de wereld vergeten bevolkingen van de regio, die gebukt gaan onder armoede en werkloosheid.

Deze fundamentalisten houden het vuur aan de lont van "minstens 200 miljard vaten olie". Centraal-Azië is een nieuwe potentiële brandhaard in de wereld.

Als de beleidsmakers in de Verenigde Staten en de Europese Unie het oerdegelijke boek ‘Jihad’ van Ahmed Rashid zouden lezen, kunnen ze alvast niet beweren dat ze niet gewaarschuwd waren.

Wim de Neuter

(Uitpers, juni 2002)

Laatste bijdrages

Tax the rich!

Ja, maar hoe ? Het debat is nu al enkele jaren aan de gang en zoals gebruikelijk is wanneer het over belastingen gaat, kan het nog wel even duren. Vooral…

Barnier spaart Macrons vrienden

Na de 7 vette jaren voor de rijken, enkele jaren “soberheid” voor iedereen. President Emmanuel Macron heeft zijn reputatie van “président des riches” teveel eer aangedaan: Eén procent werd…

Nobelprijs voor de Vrede gaat naar Hibakusha

Het Noorse Nobelcomité heeft besloten de Nobelprijs voor de Vrede voor 2024 toe te kennen aan de Japanse organisatie Nihon Hidankyo. Deze organisatie van overlevenden van de atoombommen op…

Fascisme: geen verleden tijd

You May Also Like

×