Om en bij de tienduizend doden als gevolg van de ongeziene hittegolf die Frankrijk deze zomer heeft geteisterd. Pas toen het noodweer haast voorbij was en dit cijfer voorgoed tot de verbouwereerde Fransen was doorgedrongen, kwamen de ministers van de regering-Raffarin en president Chirac uit hun veilige vakantieschelp gekropen.
Al die tijd geen woord voor de overbelaste urgentiediensten en vooral geen enkele beleidsdaad om de nood op te vangen. Toch wel kras voor een ploeg die zich, sinds ze vorig jaar aan de macht kwam, demonstatief heeft willen profileren als de tolk van la France d’en bas, zeg maar de gewone mens (waarmee het de bedoeling was het verschil te maken met de vorige –linkse- regering van Lionel Jospin, die door de kiezers blijkbaar is ervaren als te hautain, te technocratisch, te ver van de ware problemen van de bevolking). Het populistische discours was in de hittegolf gesmolten als sneeuw voor de zon.
Natuurlijk is het beleid niet verantwoordelijk voor het noodweer. Zelfs de voormalige – socialistische – minister van volksgezondheid heeft ruiterlijk toegegeven dat hij het niet veel beter had aangekund dan zijn opvolgers. Maar plots is zonneklaar gebleken hoe ontoereikend het Franse gezondheidssysteem is. Nogal wat ziekenhuizen en bejaardentehuizen zijn in de zomermaanden gewoon gesloten, bij gebrek aan personeel. En er is de afgelopen maanden zwaar gesnoeid in de bejaardenzorg. De onverwachte ramp, waarvan vooral oudere mensen het slachtoffer zijn geworden, heeft bij velen vragen doen rijzen bij de voor het najaar aangekondigde drastische liberalisering van het gezondheidsstelsel.
En daar raken we de meer fundamentele problematiek van het huidige beleid in Frankrijk. Het verzet is geleidelijk gegroeid: eerst tegen de inkrimping van de pensioenen, daarna tegen de hervormingen in het onderwijs en tenslotte tegen de wijzigingen in het statuut van niet-voltijdse podiumkunstenaars en hun medewerkers. Uiteindelijk heeft de onrust in diverse sectoren van de samenleving de hele zomer geduurd. Wat de pensioenen betreft heeft de regering haar slag in het parlement thuisgehaald, ondanks de massale betogingen. Voor de rest zal de strijd ongetwijfeld in het najaar voortgaan. In al die hervormingen zit één grote lijn: de bijdrage van de staat inkrimpen. Met andere woorden: een neoliberale politiek. Zolang dat zich voornamelijk vertaalde in beloften voor belastingverlaging en zolang de economische conjunctuur gunstig was, sloeg het populistische discours aan. Alleen, de sterren zijn niet gunstig gebleven en het is nu zeer de vraag waar het geld voor die belastingverlaging moet vandaan komen. Zeker nu de regering-Raffarin beloofd heeft aanzienlijke sommen uit te trekken voor urgentiediensten in de ziekenhuizen en voor droogte-uitkeringen aan de landbouwers.
De politieke herfst dreigt dus zeker even heet als de zomer te worden. De Fransen hebben hun traditie van betogen en staken de afgelopen maanden alle eer aangedaan en het valt te verwachten dat ze de draad na de vakantie weer opnemen. Toch is de motor achter die acties allesbehalve de klassieke oppositie. De voormalige regeringspartners, socialisten, groenen en socialisten hebben in het parlement wel vlijtig oppositie gevoerd tegen de verhoging van de pensioenleeftijd, maar op geen enkel ogenblik hebben ze een bezielende rol gespeeld bij het massale straatprotest. De – zwaar afgekalfde – communistische partij probeert er wel haar wagentje aan vast te haken. Maar zowel de socialisten als de groenen zijn de ontreddering van de verkiezingsnederlaag, vorig jaar, nog altijd niet te boven gekomen en verzinken almaar verder in de interne verdeeldheid. Op geen enkele manier bieden ze een alternatief. Ze zijn vooral zodanig bezig met hun eigen kleine politique politicienne en hun persoonlijke afrekeningen dat het wel lijkt of ze hun ogen en oren gesloten houden voor al het nieuwe wat leeft en bruist in het veelzijdige verzet tegen het beleid. Nochtans was het lang geleden dat daar zo een rijke diversiteit was open gebloeid.
Het boeiendste politieke moment van de zomer heeft plaatsgehad op het plateau van de Larzac, welbekend bij de oudere linkse militanten en de prille ecologisten die daar in de jaren zeventig – succesvol – strijd hebben gevoerd tegen de uitbreiding van een militair kamp. Met zijn ruim tweehonderdduizend deelnemers oversteeg het gebeuren duidelijk de vrolijke folklore die met dat soort van bijeenkomsten gepaard gaat. Het hoofdthema van de manifestatie was het verzet tegen de globalisering, zoals die uitgedragen wordt door de Wereld Handels Organisatie. Boegbeeld was de mediatieke boerenleider José Bové, aanvoerder van het protest tegen al wat van ver of van nabij te maken heeft met de uniformisering van onze maatschappij, het verdwijnen van de diversiteit, het klemzetten van de zwakken door de machtigen. Zijn recent verblijf in de gevangenis, wegens het vernietigen van een veld met genetisch gemodificeerde gewassen, is de best mogelijke propaganda geweest voor de samenkomst. De andersglobalisten, zo is gebleken, kunnen rekenen op ruime sympathie onder de bevolking. En het leek of alle mogelijke strijdterreinen van de afgelopen maanden zich naar de Larzac hadden verlegd.
Het is een prachtig feest geworden en er is grondig gediscussieerd over alle nieuwe politieke thema’s. Er is duidelijk een heel nieuwe politieke horizon aan het opengaan, die ver uitsteekt boven de concrete strijdpunten van welbepaalde sectoren. De vraag is in hoeverre de rijkdom aan ideeën die hier is open gebloeid, zich nu zal kristalliseren tot frisse en coherente politieke lijnen, zonder daarbij te worden gerecupereerd door de traditionele partijen die momenteel in de oppositie zitten en dringend nood hebben aan een nieuwe inhoud. Maar vooral zonder te vervallen in de klassieke uiterst-linkse cliché’s en evenmin in het altijd sluipende populisme. Twee stromingen die op de vlakte van de Larzac sterk zichtbaar waren. Nog altijd, sinds ze hun steentje hebben bijgedragen tot de nederlaag van de socialist Lionel Jospin bij de afgelopen presidentsverkiezingen, doen de trotskisten van de Ligue Communiste Révolutionnaire (aangesloten bij de vierde internationale) het bijzonder goed, vooral bij de jongeren. Ook uit de bijeenkomst van de Larzac hebben ze munt kunnen slaan, nadat ze een actieve rol hadden gespeeld in de veelvuldige stakingen en betogingen van de podiummedewerkers, die onder meer geleid hebben tot de afgelasting van het theaterfestival in Avignon. Aan de andere kant charmeert de Confédération Paysanne, het boerensyndicaat van José Bové een ruime, maar soms dubbelzinnige aanhang, met vaak nogal conservatieve back to the roots opvattingen, die niet altijd vrij zijn van antipolitiek. De vlag van de andersglobalisten dekt heel wat verschillende ladingen, ook in de traditionele oppositie. En dat zelfs het staatshoofd,de eeuwige populist Jacques Chirac, het eerder al nodig heeft geacht – van op een veilige afstand – zijn sympathie uit te spreken voor het andersglobalistische gedachtengoed, heeft de dubbelzinnigheid zeker nog in de hand gewerkt. Het wordt voor de andersglobalistische beweging geen makkelijke klus zich af te zetten tegen al die uiteenlopende pogingen om haar te recupereren.
Het feest is voorbij. Het is de hoogste tijd nu voor ernstig denkwerk.
(Uitpers, nr. 45, 5de jg., september 2003)