Als de Turken, Syriërs, Iraniërs of Irakezen het niet doen, doen de Koerden het maar zelf: elkaar afslachten. In Noord-Irak is er onder Koerdische fracties opnieuw een bloederige broedertwist begonnen, ditmaal tussen de PUK (Patriottische Unie van Koerdistan) en de PKK (Koerdische Arbeiderspartij). Sinds enkele maanden zijn beide partijen in gevechten verwikkeld met als inzet de politieke controle over een groot gebied aan de Iraanse grens. Tot vorig jaar leefden beide fracties nochtans op goede voet met mekaar.
De geschiedenis blijft zich evenwel herhalen. Opnieuw laten de Koerden zich als pionnen gebruiken in een spel dat regionale grootmachten en de VS al jaren spelen. In het verleden was de PUK van Jalal Talabani regelmatig in een oorlog verwikkeld met aartsrivaal KDP (Koerdische Democratische Partij) van Massoud Barzani. Achter de schermen zijn het Iran, Turkije, Syrië of Irak die hun stukken verplaatsen. Er lijkt in elk geval maar geen einde te komen aan de lange reeks van oorlogen die het leven van de Koerden de hele 20ste eeuw al kenmerkt.
Na de tweede Golfoorlog leek het er nochtans op dat de Koerden in Noord-Irak vlug tot een of andere vorm van vreedzaam autonoom bestuur zouden komen. Tot dan was de repressie van het Irakese regime tegen de Koerden enorm en daarbij werd geen enkel middel geschuwd. De meest tragische gebeurtenissen vonden in het rampjaar 1988 plaats. In Halabja kwamen 5.000 mensen om het leven na een bombardement met chemische wapens door de Iraakse luchtmacht. Later in hetzelfde jaar, start het Iraaks leger een groot offensief, de operatie ‘Anfal’ waarbij systematisch en op grote schaal chemische wapens werden ingezet. Hele dorpen verdwenen van de landkaart. Er volgden massale deportaties, van 10.000 peshmerga’s (Koerdische strijders) die zich in Dohoek hadden overgegeven is nooit meer iets vernomen. Overal vonden executies plaats. Naar schatting 180.000 mensen waren het slachtoffer van ‘Anfal’. De anders vlug verontwaardigde ‘internationale gemeenschap’ zweeg als vermoord. Saddam Hoessein kon toen nog genieten van de onvoorwaardelijke steun van het Westen. Na de tragische exodus van april 1991, toen de Koerden terugkeerden, begon men te ‘beseffen’ tot wat Saddam Hoessein in staat was. De Irakezen hadden in hun ‘veiligheidsgordel’ langsheen de Syrische, Turkse en Iraanse grens van 30 km breed en 1.200 km lang 4.500 dorpen en steden met de grond gelijk gemaakt, alle bomen gekapt en de waterbronnen vernietigd.
Irak moet een geheel blijven
Na de tragische beelden en verhalen kon het Westen de Koerden in Noord-Irak niet langer negeren. Maar ze werden in de westerse hoofdsteden aan het lijntje gehouden. In de nadagen van de Golfoorlog beperkte het Westen zich tot het verlenen van humanitaire noodhulp. Op politiek niveau hielden ze zich op de vlakte en lieten ze de situatie al gauw verzieken. De VS waren niet geïnteresseerd of bij een andere gelegenheid kwam de impasse waarin de Koerden waren verzeild geraakt toevallig goed uit.
Toen in februari 1991 een delegatie van KDP, PUK en KDVP (de Koerdische Democratische Volkspartij) in Washington op bezoek was, weigerden diverse instanties van de VS-regering hen te ontvangen. Hoofddoel van de VS en hun bondgenoten was immers het Iraakse regime uit het zadel lichten. De westerse alliantie wilde uiteindelijk vermijden dat Irak uiteen zou vallen. Indien het Koerdische noorden zou afsplitsen zou dat ook bedreigend zijn voor bondgenoot Turkije, dat in eigen land zelf een oorlog tegen de Koerden aan het voeren was. Bush had nochtans het ‘Iraakse volk’ opgeroepen om in opstand te komen. Eens dat gebeurde, liet hij toe dat het Iraakse leger de opstandelingen afslachtte.
Het vliegverbod dat Bush vervolgens op 10 april afkondigde boven de 36ste breedtegraad gold enkel voor Iraakse vliegtuigen en helikopters. Het Turkse leger zou in de jaren daarop regelmatig troepen de grens over sturen en bombardementen uitvoeren met het vooralsnog vruchteloze doel de PKK te vernietigen. In de ogen van het Westen is er dan nooit een vuiltje aan de lucht. Het gaat immers om ‘terroristen’.
De ziekelijke twisten tussen PUK en KDP
Voor de Golfoorlog waren de twee belangrijkste Koerdische fracties in Noord-Irak, PUK en KDP, al sinds eind de jaren zeventig in een onderlinge strijd verwikkeld. In 1977 was de linkervleugel van de KDP onder leiding van Jalal Talabani afgesplitst en vormde een eigen partij, de PUK. Hoewel de KDP een eerder traditionele en conservatieve partij was en de PUK een eerder linkse partij die zich bekende tot de sociaal-democratie (aanvankelijk heette de partij Sociaal-Democratische Beweging van Iraaks Koerdistan), waren de tegenstellingen vooral van persoonlijke en minder van ideologische aard.
Barzani was na de golfoorlog voorstander van onderhandelingen met Bagdad. Hij trok enkele maanden na de Golfoorlog naar Bagdad en kwam terug met een ontwerpakkoord op zak. Het voorzag in een beperkte vorm van autonomie. Meest controversieel was het luik, waarin de Koerdische partijen hun radiostations onder controle van Bagdad moesten plaatsen en hun wapens zouden moeten inleveren. Talabani was furieus. Voor hem kwam het akkoord neer op een kapitulatie van de Koerden. Het meningsverschil dreigde opnieuw uit te monden in een burgeroorlog.
Met veel moeite slaagde men erin om het geschil te beslechten door het houden van verkiezingen. Inzet was niet alleen het leiderschap over de Iraakse Koerden, maar ook het statuut van Koerdistan: een beperkte autonomie of een echt federaal statuut zoals Talabani dat voorstelde. Tenslotte zouden verkiezingen ook moeten leiden tot een bestuur. De verkiezingen eindigden in een bijna gelijkstand. De KDP haalde 45,25 procent van de stemmen, de PUK 44,81 procent. De honderd parlementszetels werden onder mekaar verdeeld en beide partijen vormden de regering. In werkelijkheid bleef de rivaliteit tussen beide leiders. Al kort na de verkiezingen laaiden de spanningen hoog op. Regelmatig volgden schermutselingen. Een banaal incident over een stukje grond te Qala Diza waarvan het bezit werd opgeëist door de zoon van een belangrijke KDP-leider eindigde in een schietpartij met de PUK. Kort daarop werden de grote wapens bovengehaald: de eerste gevechten maakten naar schatting 600 tot 2.000 slachtoffers. Het Parlement stopte met werken en Noord-Irak geraakte de facto verdeeld in twee kampen. Sindsdien hebben beide leiders elk dan maar een eigen bestuur opgezet en proberen ze voortdurend mekaar de loef af te steken door controle te proberen verwerven over stukken gebied van de ander. Daarbij aarzelen ze niet om doodleuk steun te zoeken bij hen die al jaren oorlog voeren tegen hun volk.
Speelbal
Barzani controleert sindsdien het grootste deel van de oliesmokkel vanuit Irak richting Turkije en heeft met beide landen regelmatig bondgenootschappen afgesloten om de PUK of de PKK te bevechten. De lucratieve olie-inkomsten van Barzani, die naar verluidt zichzelf goed zou bedienen, zijn een doorn in het oog van Talabani, die ook graag een graantje zou meepikken. Hij kon tot voor kort vooral rekenen op de steun van Iran, dat evenwel de eigen Koerden onder leiding van de KDP-I (Koerdische Democratische Partij van Iran) onderdrukt. Teheran schrikte er bijvoorbeeld niet voor terug om de leider van de KDP-I, Abdul Rahman Ghassemlou in 1989 te Wenen te laten vermoorden.
De PKK heeft Noord-Irak gebruikt als uitvalsbasis voor de strijd tegen het Turkse leger, dat tot vandaag met de regelmaat van de klok gewoonweg Noord-Irak binnenwandelt. Het hoofdkwartier van de PKK bevond zich eerst in Damascus. Maar na zware dreigingen van Turkije aan het adres van Syrië en de gevangenneming van PKK-leider Abdullah Öcalan, zag de Syrische president Assad zich verplicht om een akkoord (van Adana) af te sluiten met Ankara. Dat voorziet onder meer in gezamenlijke toezichtcomités die er moeten voor zorgen dat voortaan alle Syrische hulp aan de PKK voor goed wordt stilgelegd.
Uiteindelijk zijn de VS zich, op vraag van Turkije, sterker met Noord-Irak gaan bezighouden. Vorig jaar slaagde Washington erin om de KDP en PUK een akkoord te laten tekenen dat een einde moet stellen aan het conflict tussen beide partijen en via verkiezingen weer tot een normaal bestuur moeten leiden. Tegelijk werd evenwel de territoriale integriteit van Irak bevestigd, en daar was het Turkije en Washington tenslotte vooral om te doen was. Turkije wilde geen aparte Koerdische staat aan zijn grens en Washington dacht aan de oliebevoorrading. NAVO-bondgenoot Turkije moet immers de oost-west energiecorridor bewaken, meer bepaald de Baku-Ceyhan pijpleiding die de Kaspische olie richting Westen moet transporteren.
De liquidatie van de PKK
Belangrijk onderdeel van het akkoord was het engagement van beide partijen om voortaan geen onderdak meer te bieden aan de PKK. Talabani maakte hier een zonder moeite een bocht van 180 graden. De PUK werd plots beste maatjes met Turkije, kreeg van Ankara massa’s wapens geleverd (dat werd duidelijk na beelden op de Koerdische zender Medya-TV waarin een vrachtwagen die betrokken was geraakt in een ongeval aan de Turks-Iraakse grens vol gestouwd bleek met wapens bestemd voor Talabani) en begon deze zomer een offensief tegen de PKK (de PUK beweert evenwel dat de PKK een offensief begon – het valt allemaal moeilijk te verifiëren).
Een belangrijke reden waarom de PUK, die tot dan de PKK in haar gebied tolereerde, zich plots tegen de Turks-Koerdische guerrilla-organisatie begon te keren, was dat de PKK er blijkbaar in slaagde om een deel van de PUK-aanhang voor zich te winnen. Voor Talabani is het in ieder geval ook een kwestie van lijfsbehoud.
De VS en Turkije zijn er in geslaagd om nu zowel de KDP als de PUK voor hun kar te spannen in hun politiek om de PKK fysiek volledig te elimineren. Voor Barzani was dat al langer zo. Begin vorige maand vertoefde de KDP-leider voor de zoveelste keer in Ankara om nog maar eens te verklaren dat zijn Peshmerga’s verder het Turkse leger zullen steunen in de strijd tegen de PKK. De KDP houdt zich voorlopig afzijdig van de gevechten tussen PUK en PKK en laat Talabani het vuile werk opknappen. De PUK zal hoe dan ook verzwakt uit de strijd komen, wat Barzani goed uitkomt. Ongetwijfeld zit Turkije al met een tweede plan klaar om na de uitschakeling van de PKK, de rivaliteit tussen PUK en KDP opnieuw op te voeren. Osman Öcalan, broer van en lid van de PKK-raad van Leiders, is er in elk geval van overtuigd dat Turkije hier de liquidatie van de PUK beoogt en stelt dat de PUK met zijn strijd tegen de PKK uiteindelijk de eigen ondergang zal verwezenlijken. De oproepen van de PKK om de gevechten te staken vinden vooralsnog geen gehoor bij de PUK. De PUK eist dat de PKK zich eerst terugtrekt uit de veroverde gebieden.
De PUK, of beter lokale fracties ervan, lijken vastbesloten om het gevecht tot het bittere einde te voeren en zijn op dit ogenblik bezig met de voorbereiding van een groot offensief.
Vooral de Turken zijn in hun nopjes. De PUK zorgt voor de grote kuis zonder dat ze zelf de handen moeten vuil maken. De verzwakking van de Koerdische fracties moet uiteindelijk het langetermijndoel van Ankara dienen, namelijk de overname van de controle in het gebied door Bagdad en de ‘Endlösung’ van het Koerdische vraagstuk.
(Uitpers, november 2000)