INTERNATIONALE POLITIEK

De Klimaatoorlogen. Waarom in de 21e eeuw gevochten wordt

Welzer Harald, De klimaatoorlogen. Waarom in de 21ste eeuw gevochten wordt, Uitgeverij Ambo, Amsterdam, 2008, 270 p.

“De klimaatverandering is een onderschat, en tot nu toe zelfs verregaand onbegrepen sociaal gevaar, en het is een akelig idee dat dit natuurwetenschappelijk beschreven fenomeen sociale catastrofen zoals systeeminstortingen, burgeroorlogen en volkerenmoorden zou kunnen veroorzaken, vooral omdat op dit moment alles prima in orde lijkt te zijn. ”

In zijn boek schetst de Duitse professor (sociale psychologie) Harald Welzer een zeer donker doch aannemelijk toekomstbeeld. Hij analyseert de aard van oorlogen, conflicten en volkerenmoorden van vandaag en gisteren. Hij gebruikt ze als bron van informatie om te voorspellen hoe het er morgen aan toe zou kunnen gaan. Welzer kijkt met een sociaal-psychologische bril naar het menselijk wezen en stelt vast hoe gemakkelijk deze grijpt naar geweld bij gevoelens zoals angst en dreiging, specifiek in het geval van catastrofes en plotse veranderingen in zijn/haar leefwereld.

Dat de auteur een sociaal-psycholoog is zorgt voor een aantal interessante elementen en invalshoeken die we in andere boeken over dit onderwerp niet onmiddellijk terug vinden, maar de hiaten in zijn historische en politieke kennis leiden af en toe tot scheve redeneringen of conclusies die allesbehalve nieuw zijn. Het is geen gemakkelijk geschreven boek en behandelt bijzonder veel onderwerpen, wat de leesbaarheid en verteerbaarheid van het boek niet bevordert. Welzer probeert zo allesomvattend te zijn (op amper 250 blzn.) dat hij om zijn theorieën te staven af en toe te kort door de bocht gaat, maar toch is het een lovenswaardige poging om op een andere manier naar de klimaatsproblematiek te kijken en vooral haar potentieel zeer gewelddadige gevolgen bloot te leggen. Zelfs de grootste optimisten zullen verbouwereerd achterblijven na het lezen van dit boek.

De auteur legt onmiddellijk de vinger op de zere wonde. Het westerse maatschappijmodel en de daarbij horende levenstandaard zijn gebaseerd op een economisch model waarin groei en uitbuiting, alsook een niet duurzaam gebruik van grondstoffen en hulpbronnen (water, hout, grondstoffen), centraal staat. Maar het economisch model dat ons zo succesvol maakt, kan niet universeel toegepast worden. Machtsconcentratie en uitbuiting kunnen immers niet door alle landen tezelfdertijd gebeuren. Bovendien heeft de aarde niet genoeg draagkracht om alle mensen de materiële rijkdom te bieden waar wij in het Westen van genieten. Ons maatschappijmodel is in zijn ogen failliet.

De auteur doorspekt bijna alle hoofdstukken met psychosociale kenmerken van de mens die onze lauwe reacties moeten verklaren bij de crisis die zich langzaam ontwikkelt. Onze westerse maatschappij kenmerkt zich door een betrekkelijk lange periode van een zekere stabiliteit in de ogen van onze generatie. De bevolking verwacht dan ook dat dit verder gezet wordt en instabiliteit wordt uitgesloten geacht. De mens zou lijden aan apocalypsblindheid’. We weten ondertussen dat klimaatsverandering potentieel gigantische gevolgen kan hebben, maar geloven eigenlijk niet echt dat het zich zal voltrekken en we handelen er dus niet naar. Bovendien zitten we met een ‘tijdsmatige en geografische verschuiving van de dader-gevolg relatie’. Dat wil zeggen dat voorgaande en deze generaties de opwarming veroorzaken, maar het pas de volgende generaties zullen zijn die met de gevolgen te kampen krijgen. De geïndustrialiseerde wereld heeft een historische verantwoordelijkheid voor de uitstoot van broeikasgassen. Toch zullen het eerder de ontwikkelingslanden zijn die de gevolgen van de klimaatsverandering moeten dragen, terwijl ze daar de middelen niet toe hebben. We voelen ons dus niet geneigd om onze verantwoordelijkheid op te nemen want de gevolgen zijn toch niet voor ons. De moderne samenleving is tevens complex en heel veel functies en risico’s zijn overgedragen van het individuele naar een hoger niveau: de overheid. De auteur spreekt over ‘adiaforisering’: we voelen ons als burger niet bevoegd want de verantwoordelijkheid ligt bij een of ander overheidsapparaat. Maar dan nog zijn onze bestaande referentiekaders en instituties niet geschikt om met grote rampen en crisissen (bvb. Tsjernobyl) om te gaan.

Het hoofdstuk over ‘rampensociologie’ houdt onze maatschappij een spiegel voor en maakt duidelijk dat we ons geen illusies hoeven te maken wat betreft het humanistische denken en het uitsluiten van gewelddadige oplossingsstrategieën in de toekomst. Etnische zuiveringen en volkerenmoorden vormen geen afwijking van het pad van de moderniteit. De Holocaust vormt in dat opzicht geen beschavingsbreuk maar is een consequentie van moderne pogingen (gebaseerd op efficiëntie en rationaliteit) om orde te scheppen en gepercipieerde sociale problemen op te lossen. Het doden werd aan techniek overgelaten, de mensen ‘deden slechts hun werk’ en dat werd ergens gerationaliseerd en als zinvol beschouwd, want het diende een hoger doel (de rassenzuivere maatschappij, etc).

Ecologische problemen zijn ook sociale problemen

Ecologische problemen hebben een gigantische invloed op de mens, zijn ontwikkeling- en overlevingskansen. Vandaar het pleidooi om klimaatsverandering niet alleen over te laten aan de natuurwetenschappen met haar prognoses en analyses van het verleden, maar ook de sociale en culturele wetenschappen erbij te betrekken en dringend te laten onderzoeken hoe een maatschappij functioneert in bijzondere omstandigheden. De plunderingen en schietpartijen in de Amerikaanse stad New Orleans na de overstromingen, moeten ons aan het denken zetten. Deze voorspelde ramp, met beperkte omvang, in het rijkste land ter wereld, leidde tot onvoorspelbare en extreme situaties, een sociale ramp. Wat dan als een stad als Lagos in Nigeria (geschat 17 miljoen inwoners) tegen het eind van deze eeuw onder water komt te liggen. Dat zou waarschijnlijk heel West-Afrika kunnen destabiliseren.

Radicaal veranderende realiteiten trekken vaak gewelddadige oplossingen voor problemen aan. Kijken we maar naar de systeemtransformaties na het koloniaal bestel. Wat dan met de enorme systeemtransformatie die met de globalisering en klimaatsverandering zal gepaard gaan?

Een interessant voorbeeld van een ‘ecocide’ en de daarmee gepaard gaande gewelddadige conflicten is het Paaseiland. Dit eiland bloeide 500 jaar in absolute isolatie (denk aan de gigantische beelden), maar de bevolking ervan had op een bepaald ogenblik alle natuurlijke grondstoffen opgebruikt (bvb. kappen van alle bomen), waardoor de natuur totaal geërodeerd raakte en de maatschappij ten onder ging aan kannibalisme en onderlinge strijd om de laatste hulpbronnen.

In Darfoer (Soedan) ziet de auteur het eerste echte voorbeeld van een klimaatoorlog. Milieu-afhankelijke problemen (woestijnvorming, verminderde regenval, ontbossing, …) in combinatie met een sterke bevolkingsaangroei vormen hier de kadervoorwaarden voor geweldsconflicten, die langs etnische grenzen worden uitgevochten. Klimaatsverandering zal dit conflict enkel nog intensifiëren want er zijn geen middelen om de gevolgen (grotere concurrentie voor voedsel, water, brandhout) te verlichten of op te vangen. De politiek verscherpt de conflicten vaak nog door deze aan te moedigen of op z’n minst te consolideren. De vloek van de grondstoffen (diamanten, olie, hout) maakt de situatie paradoxaal genoeg nog erger.

Oorlog in de toekomst

Voor de toekomst somt de auteur de volgende mogelijke conflictscenario’s op:

  • Lokale en regionale conflicten omwille van water en grond
  • Conflicten voortvloeiend uit de toenemende transnationale en binnenlandse migratie. Men schat dat er tussen de 50 en 200 miljoen klimaatvluchtelingen zullen zijn tegen 2050. Nu zouden er volgens het Rode Kruis al 25 miljoen zijn, in vergelijking met 22 miljoen ‘echte’ vluchtelingen.
  • Het krimpen van meren, opdrogen van rivieren en het verdwijnen van bossen en natuurreservaten zal grensoverschrijdende hulpbronnenconflicten veroorzaken
  • aanpassingen aan klimaatsverandering (dammenbouw, het exploiteren van ondergrondse waterreservoirs) in het ene land zullen leiden tot extra problemen in het andere land en voer zijn voor internationale conflicten

Oorlog en geweld worden door de westerse wereld als een onregelmatigheid beschouwd, een exces, en iets wat zich alleen in het buitenland afspeelt. Daarmee vergeten we natuurlijk onze eigen (recente) geschiedenis.

Uit de statistieken valt er een tendens waar te nemen van verminderde internationale conflicten en altijd maar meer burgeroorlogen. Grondstoffen en pijpleidingen, fundamentele grondstoffen (water), grondstoffen onder de Noordpool en de noordelijke vaarroute vormen volgens de auteur enkele redenen waarom internationale oorlogen in de toekomst opnieuw zouden kunnen toenemen. Klimaatsverandering zal nieuwe aanleidingen geven tot conflict, maar misschien zal er ook wel een nieuw soort langdurige oorlog ontstaan, die in de klassieke oorlogstheorie helemaal niet voorzien is.

Toekomstige oorlogen zullen volgens Welzer vooral langdurige en asymmetrische oorlogen zijn. Asymmetrisch enerzijds, want gevoerd tussen ongelijkwaardige tegenstanders. Langdurig anderzijds want oorlogsgeweld wordt een vorm van economie, een activiteit om een inkomen te verwerven, om een deel van de economische activiteiten te beheersen (handel in grondstoffen). Dit speelt zich volgens de auteur nu reeds af in een aantal Afrikaanse landen, in zogenaamde ‘gefaalde staten’ (failed states) waar de overheid geen geweldsmonopolie bezit. De gewapende partijen hebben er alle belang bij om het conflict te bestendigen.

Het is niet onbelangrijk nog eens stil te staan bij deze oorlogseconomieën op basis van geweldsmarkten. Ze ontstaan omdat er een vrije ruimte gecreëerd wordt door de afwezigheid van controle door de overheid, in combinatie met particuliere marktbelangen. Geldelijk gewin of economische strategieën liggen aan de basis van geweldshandelingen, waarbij religie en etniciteit als sausje worden gebruikt om mensen te rekruteren of haat aan te wakkeren. Een inkomen wordt in een oorlogseconomie vergaard door het vragen van losgeld bij ontvoeringen, afdwingen van beschermingsgeld, de smokkel van grondstoffen, het heffen van tol op handel maar ook door het plunderen van hulpkonvooien. De neiging van de Westerse wereld om hulp te bieden wordt op die manier soms handig uitgebuit en kan dergelijke conflicten bestendigen. Het geweld en de angst kan zelfs bewust uitgelokt worden om een vluchtelingenprobleem -en dus een hulpstroom op gang te brengen. Oorlogseconomieën worden ook bestendigd omdat in dergelijke omstandigheden geen gewone vorm van handel en economie meer mogelijk zijn. Geweldsmarkten liggen aan de basis van langdurige conflicten die door de gevolgen van klimaatsverandering alleen maar zullen uitbreiden.

Indirecte grensoorlogen

De VS en de EU proberen hun grenzen hermetisch af te sluiten om de zogenaamde illegale migratie van het Zuiden naar het Noorden onmogelijk te maken. De vluchtelingen worden tegengehouden nog voor ze het grondgebied kunnen bereiken, dus het conflict wordt verplaatst buiten de grenzen van de EU. De problemen worden met andere woorden geëxternaliseerd.

De EU heeft bijvoorbeeld afspraken en programma’s met Noord-Afrikaanse landen zoals Libië en Marokko. Deze landen ontvangen financiële en technische steun van de EU om de migranten op hun grondgebied te onderscheppen, op te vangen in opvang- en uitwijskampen en terug te sturen naar de landen van herkomst. Een rapport van Artsen zonder Grenzen (2005) over Marokko spreekt over duizenden doden die verdronken tijdens hun tocht om de EU te bereiken, over ‘extreem gewelddadige afweermaatregelen’ en over ‘marteling en vernederende behandelingen’ van de vluchtelingen. Men kan zich afvragen wat voor een effect de lijst aan repressieve maatregelen heeft op de politieke situatie in Afrikaanse landen die reeds met een heel aantal eigen problemen worstelen.

In combinatie met de hoogtechnologische detectie en radarsystemen op Spaans grondgebied hebben de opvangkampen en andere maatregelen in Marokko tot een kortstondige terugval van overstekende krakkemikkige schepen en aanspoelende lijken gezorgd, maar de migratiestroom houdt niet op, enkel de route verplaatst zich. Migranten proberen nu vanuit andere plaatsen, zoals Mauritanië en Senegal, met gammele bootjes de veel langere afstand (tot 1000 kilometer) naar de Canarische eilanden te overbruggen, waardoor de kans dat de vluchtelingen de route niet overleven alleen maar toeneemt. De Europese technische en financiële hulp wordt vervolgens uitgebreid naar deze landen. De Europese instanties wassen hun handen in ieder geval in onschuld. Het zijn immers derde landen die de vluchtelingen onderscheppen, opvangen, repatriëren, slecht behandelen, enzovoort. De EU schuift de verantwoordelijkheid van zich af, terwijl het gebruik van geweld gedelegeerd wordt naar derden en bijna onzichtbaar wordt voor onze media en bevolking. Daar is de EU alleen maar toe in staat omdat het machtiger is dan de Afrikaanse landen.

Maar de reactie van de EU op de migratiestromen, beperkt zich niet tot de ondersteuning van derde landen. In 2004 werd Frontex opgericht, het agentschap voor de gemeenschappelijke Europese grensbescherming dat zetelt in Warschau. Het agentschap hoeft geen rekenschap af te leggen aan het Europees parlement. Ondertussen voert Frontex operaties uit tot in de territoriale wateren van landen als Senegal en Mauritanië. Het oppakken van vluchtelingen, het ondervragen van vluchtelingen over hun genomen routes, acties op internationale luchthavens in de EU, enzovoort, behoren tot de activiteiten van het agentschap.

Dit hele beleid heeft ook invloed op de Europese landen zelf. In een reactie op de dreiging van de migratiedruk kiezen de EU-landen nu al voor meer veiligheid en minder vrijheid. Een migratiedruk die verwacht wordt nog te vertienvoudigen naar het midden van deze eeuw toe.

Handelen is niet dringend?

De auteur staat stil bij het fenomeen van shifting baselines’. Daarmee wordt bedoeld dat de inschattingen van mensen mee verschuiven met de veranderende omgeving. De mensen ervaren de toestand van hun omgeving tijdens hun eigen leven, als de natuurlijke toestand. Dit terwijl het ontegensprekelijk zo is, dat onze omgeving voortdurend verandert. Radicale veranderingen vallen op, de voor ons relatieve en graduele veranderingen vallen niet op of schijnen futiel in omvang. Dit is wat in de film van Al Gore ‘The inconvenient truth’ voorgesteld werd door de kikker die bij aanraking met kokend water onmiddellijk wegspringt, terwijl de kikker die zich in water bevindt dat langzaam tot het kookpunt gebracht wordt, blijft zitten tot hij sterft. Op die manier vallen de vrij gelaten reacties van mensen te verklaren op de radicale maar graduele veranderingen die zich aan het ontwikkelen zijn. Ook in democratische samenlevingen verschuiven de waarden en de als normaal aangevoelde standaarden voortdurend. De auteur vindt het belangrijk om hierbij stil te staan want hoe sterk is onze maatschappij sinds de aanslagen van 9/11 al niet veranderd? De balans tussen vrijheid en veiligheid is bijzonder snel aan het doorwegen naar veiligheid. Dit wordt geïllustreerd door alle innovaties in gegevensuitwisseling, bijzondere opsporing- of ondervragingstechnieken en toenemende interventies in het buitenland. Ondertussen lijkt de publieke opinie dit alles vrij gemakkelijk te slikken en beschouwt het zelfs bijna als normaal. De auteur stelt zich dan ook de terechte vraag:Hoe zal de als normaal afgewogen reactie van een land op bedreigingen van buitenaf verschuiven, als het aantal milieuvluchtelingen groeit en hevige veiligheidsproblemen aan de grenzen veroorzaakt?”

Wat kan er gedaan worden?

Op het niveau van het individu kan men zich gemakkelijk een sociopaat inbeelden die er geen probleem mee heeft zeventig keer zoveel te verdienen als de rest en het vijftienvoudige aan water, energie en voedsel te verbruiken. Een persoon die verder niet geïnteresseerd is in de leefomstandigheden van zijn nageslacht en aanvaardt dat er 850 miljoen anderen honger lijden en miljoenen op de vlucht zijn omwille van zijn handelen. Zo’n persoon zou onmiddellijk afgedaan worden als asociaal en als een gevaarlijk profiteur. Maar als een staat of groep staten hetzelfde doet, dan weekt dit maar weinig reacties los.

Toch is het individualiseren van het klimaatprobleem (een spaarlamp indraaien bvb.) geen oplossing. Individuele gedragsmaatregelen kunnen geen oplossing bieden voor problemen waar een economisch principe van groei en roofbouw aan de grondslag van ligt. Het zijn maatregelen op het nationale-, maar bovenal het supranationale niveau die volgens de auteur soelaas kunnen bieden. Helaas zijn er geen slagvaardige instituties die kunnen sanctioneren indien een verminderde uitstoot niet bereikt wordt.

Wat moeten we dan wel doen? Een denkpauze inlassen. Niet nog meer oplossingen naar voor schuiven gebaseerd op dezelfde uitgangspunten, want dat heeft ons in de eerste plaats in de problemen gebracht. Anders komen we af met foute alternatieven omwille van situationeel bepaalde noodzakelijkheden: willen we verbeterde kolencentrales of meer kernenergie om aan de stijgende energievraag te voldoen?

Maar willen we wel radicaal anders denken? Willen we wel afstappen van de roofbouweconomie? De auteur doet enkele suggesties: laten we gratis nieuwe technologieën ter beschikking stellen aan arme landen om hun uitstoot te reduceren. Laten we klimaatvluchtelingen ontvangen in de oude industrielanden in plaats van een fort Europa uit te bouwen.

Welzer noemt de klimaatsverandering een cultureel probleem, die vragen oproept over onze cultuur en maatschappijvorm. Onze cultuur kan duidelijk niet overleven op termijn als deze op de uitputting van hulpbronnen gebaseerd is. Hoe willen we dan wel leven? Welk maatschappijbeeld hebben we dan wel voor ogen? De betere samenleving zou op zijn minst afstand moeten doen van verspilling, geweld en bij alle beslissingen het criterium onomkeerbaarheid moeten laten doorwegen.

Helaas is de auteur niet overtuigt dat we erin zullen slagen om het ontij nog te keren. De energiehonger van de oude en opkomende industrielanden zal niet voldoende afnemen, het op roofbouw en ongebreidelde groei gebaseerde economische systeem zal niet verlaten worden. Het kantelpunt van globale temperatuurstijging (+ 2°C in vergelijking met de temperatuur aan het begin van de Industriële Revolutie) zal niet vermeden kunnen worden, met alle onomkeerbare geofysische gevolgen van dien. Conflicten zullen uitbreken, wereldwijde migratie zal blijven toenemen en de gepercipieerde bedreiging en gevoelens van angst zullen leiden tot nog meer repressieve en radicale probleemoplossingen in het rijke Westen. Een nieuwe veiligheidspolitiek zal de principes van de democratische rechtstaat verder ondergraven.

“De eenentwintigste eeuw is bij gebrek aan voor de toekomst geschikte maatschappelijke modellen, ver van utopieën verwijderd en op hulpbronnen gericht”

(Uitpers, nr. 113, 11de jg., oktober 2009)

U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:

en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!

De link:

http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=860052&refsource=uitpers

Laatste bijdrages

De miljardairs en hun keuze van een president

UBS, de gigantische Zwitserse private bank, houdt al tien jaar lang bij welke nieuwkomers de klasse van miljardairs vervoegen. De laatste jaarlijkse UBS-telling van ’s werelds nieuwe miljardairs, die…

Europa’s moeilijke keuze

In 2005 verscheen een merkwaardig maar zeer lezenswaardig boek met een jarenlange emailconversatie tussen enerzijds Ernesto Tenenbaum, Argentijns econoom en journalist en anderzijds Claudio Loser, verantwoordelijke bij het IMF…

VW niest, Duitsland beeft, Europa bibbert

Het nieuws dat Volkswagen aan zijn personeel brengt, is nog slechter dan gevreesd: drie Duitse fabrieken en talrijke afdelingen dicht, tienduizenden afdankingen, algemene loonsverlaging. VW is niet alleen. Voor…

Scheepsherstellers waren ook verzetslieden

You May Also Like

×