In het najaar mogen de stemgerechtigde burgers van de VS een nieuwe president kiezen. Voor de Republikeinen ligt het uiteraard vast dat zij met het duo Bush/Cheney willen doorgaan. Hun Conventie voor de officiële nominatie gaat door eind Augustus in New York (www.2004nycgop.org). De Democraten hebben eveneens hun kandidaat John Kerry, die heeft echter nog geen keuze wie zijn ‘running mate’ zal worden.
Traditioneel kiest men voor een kandidaat vice-president die een extra-electoraal potentieel heeft bij kiezers die nog enigszins twijfelen over de presidentskandidaat. Dat kan voor Kerry nog alle kanten uit, hoewel een keuze voor een iets progressievere politicus zéér onwaarschijnlijk is.Hun Conventie (www.dems2004.org) eind Juli in Boston zal in ieder geval worden voorafgegaan (en zwaar worden bekritiseerd) door het Boston Social Forum (www.bostonsocialforum.org) dat onder de slogan ‘Another World is Possible’ alternatieve organisaties samen zal brengen
Het verkiezingsprogramma van de Republikeinen ligt vast, alleen tactische verschuivingen in de mediacampagne kunnen nog voor verrassingen zorgen. Commentaar bij de inhoud van dat programma is, naar ik mag hopen, voor de lezers van Uitpers overbodig. Het is dus afwachten op welke manier de Democraten met John Kerry het verschil met Bush zullen maken. De oorlog in Irak zal uiteraard zwaar doorwegen in de campagne, maar dat zal evengoed gelden voor de economie. Voor commentaar op de Democratische campagne van John Kerry, ook al kan daar nu reeds heel wat over worden gezegd, is het toch beter nog even te wachten op hun Conventie eind Juli.
Net als altijd zal de aandacht van de massamedia bijna exclusief gericht zijn op deze twee partijen, ook al is het een oeroude traditie dat derde partijen en onafhankelijken meedingen naar het hoogste ambt. Omwille van wat zich bij de vorige presidentsverkiezingen in 2000 heeft voorgedaan in Florida is er nu iets meer aandacht voor één van die derde kandidaten. Het verwijt dat Ralph Nader met zijn kandidatuur toen de ‘verkiezing’ van Bush heeft mogelijk gemaakt en met zijn huidige kandidatuur opnieuw de kansen voor Democraat John Kerry zal verknoeien, steekt opnieuw de kop op. Dat dit verwijt op geen enkele objectieve grond berust (zie ‘De verkiezing van Bush en de Amerikaanse Groenen’ in Uitpers #52) maakt daarbij weinig verschil. Ook al heeft Al From, voorzitter van het Democratic Leadership Council, (www.ndol.org/blueprint/winter2001) bevestigd dat zonder de deelname van Nader Bush de verkiezingen in Florida met een nog groter verschil zou gewonnen hebben, toch schaart de Democratische partij zich nu voluit achter de anti-Nader-campagne.
George W. Bush is inderdaad uitgegroeid tot de in het buitenland meest impopulaire president in de Amerikaanse geschiedenis. Dat is geen geringe prestatie als je weet hoeveel goodwill en solidariteit er internationaal was onmiddellijk na 11 september 2001. Recente opiniepeilingen geven aan dat de publieke opinie wereldwijd (met de uitzondering van de VS zelf) de VS-regering vandaag als de grootste bedreiging voor de wereldvrede beschouwt.
Derde kandidaten hebben altijd een rol gespeeld in de Amerikaanse politiek(1). Wijzigingen aan het (nog altijd zeer ouderwetse) kiessysteem in de VS werden trouwens altijd doorgevoerd om het derde partijen onmogelijk te maken deel te nemen of succes te boeken. Het ‘winner takes all’ kiesstelsel is bovendien ontworpen om het ontstaan van derde partijen te ontmoedigen(2).
Naast het gebruik van legale middelen in het parlementair stelsel waarin ze dankzij dit systeem alléén de dienst uitmaken, hebben Democraten en Republikeinen nooit geaarzeld om ook repressie in te zetten als die wijzigingen aan het kiessysteem geen raad brachten. Uiteraard ging het daarbij haast uitsluitend over het onderdrukken van progressieve stromingen(3). Niet voor niets heeft de VS nooit een daadkrachtige linkse, laat staan een socialistische partij, gekend in haar politieke geschiedenis. Propagandisten van de twee grote partijen verklaren dat van uit de ‘aard van de Amerikanen’ die géén socialistische partij zouden dulden. De échte sociale geschiedenis van de Amerikaanse bevolking toont het tegendeel aan(4).
In 2004 is de situatie echter niet dezelfde als in 2000. Nu is bekend wat voor vlees men in de kuip heeft met Bush/Cheney.Er woedt dus een hevige discussie binnen de progressieve beweging in de VS over de opportuniteit van de deelname van progressieve kandidaten aan de presidentiële race. Er is zelfs een heuse internetcampagne bezig om de kandidatuur van Ralph Nader te discrediteren (www.dontvoteralph.net, www.turtlerock.com/RalphDontRun …). Heel wat bekende namen in het alternatieve politieke milieu waaronder Noam Chomsky, Jim Hightower, Michael Moore, Robert McChesney … roepen Nader op om niet deel te nemen en, indien hij dat toch zou doen, om zeker niet voor hem te stemmen. Zij doen dat zeker niet uit sympathie voor John Kerry. Hun argumenten kan je samenvatten als volgt: hoe erg John Kerry ook is, hij is de enige die een reële kans maakt om de gevaarlijkste president in de geschiedenis te verslaan, George W. Bush en zijn entourage zullen een tweede (en laatste) termijn gebruiken voor verschrikkelijke dingen die de mensheid zelf in gevaar brengen.
Is er inderdaad reden tot paniek en moet de progressieve beweging in de VS zich beraden over een tactische terugtrekking uit de verkiezingen? Zoals meestal in de politiek is er geen duidelijk ja/nee antwoord voorhanden. Er zijn inderdaad heel wat goede redenen om te pleiten voor een tactische ondersteuning van de kandidatuur van John Kerry. Er zijn echter evengoed argumenten te vinden voor het tegendeel. Hierbij een aantal pros en contras op een rijtje:
- De peilingen wijzen uit dat Bush en Kerry ongeveer op hetzelfde niveau (schommelend tussen 44 en 48 %) staan in de peilingen. Bush haalt dus niet veel voordeel uit zijn ambt op dit ogenblik. Kerry maakt echter weinig verschil. Peilingen waarbij Nader wordt toegevoegd aan de peiling geven zowel voor Bush als Kerry een kleine daling, zij het voor Kerry altijd iets groter. Dat wijst er toch op dat Nader ook Republikeinse stemmen aantrekt. Het bevestigt echter dat bij een eventuele herhaling van 2000 met beide kandidaten ongeveer evenveel stemmen een zéér klein verschil de balans kan doen kantelen. De peilingen pleiten dus eerder tégen een kandidatuur van Nader.
- Een groot verschil met 2000 is dat nu wél bekend is waar George W. Bush voor staat. Welke impact dat uiteindelijk zal hebben op het échte stemgedrag is dus niet éénduidig te voorspellen, vooral omdat er gezien de oorlog in Irak nog zoveel kan gebeuren ten voordele of ten nadele van de zetelende president. Immers, ook in de VS, het land waar opiniepeilingen werden uitgevonden, blijft het voorspellen van verkiezingsresultaten moeilijk (gelukkig maar!).
- Ervaring met vroegere campagnes wijst uit dat de Democraten op geen énkele manier rekening houden met politieke eisen van bewegingen of personen die deelnemen aan de verkiezingen. Nooit hebben de Democraten met Nader of met de Green Party (net zomin als met eender welke andere derde kandidaat of partij in het verleden) ook maar één gesprek gehad om de politieke agenda’s samen te leggen en tot een vergelijk te komen. Een terugtrekking van Nader uit de race heeft automatisch tot gevolg dat de politieke eisen waar hij voor staat volledig uit het electoraal discours verdwijnen.
- Het valt op dat de campagne tegen Nader nauwelijks ingaat op het politieke programma waar hij voor staat. Bovendien krijgen personaliteiten die anders gewoon worden doodgezwegen nu plots wel media-aandacht (Noam Chomsky om er maar één te noemen). Alles concentreert zich op de mogelijkheid dat zijn kandidatuur goed zal zijn voor Bush. Voor wie men dan wel zou moeten stemmen wordt in het ongewisse gelaten, maar impliciet wordt gesuggereerd dat dat alleen maar John Kerry kan zijn. De anti-Nader-campagne gaat ook niet in op het politieke programma van Kerry. Hete politieke hangijzers die de kandidatuur van Kerry bij progressieve kiezers zouden kunnen bemoeilijken worden zo handig uit de weg gegaan.
In 1996 en 2000 was Nader kandidaat voor de Green Party (hoewel hij daar zelf geen lid van is). Op haar Conventie in Milwaukee, Wisconsin, op 26 juni 2004 heeft de Green Party (www.gp.org) deze keer echter de kandidatuur van Ralph Nader verworpen. Het is nu nog niet duidelijk of hij zal verder gaan als onafhankelijk kandidaat. Voor het eerst hebben de Greens iemand uit eigen rangen aangeduid: de Texaanse advocaat David Cobb zal met running mate Patricia LaMarche uit de staat Maine aan de Oostkust deelnemen aan de presidentiële verkiezingen. David Cobb en de Green Party zijn zich heel goed bewust van de risico’s van deze campagne en de discussie over de rol van derde kandidaten. Zij zijn van plan zich niet te concentreren op de ‘swing states’.
Swing states: Hoe hard de race voor het Witte Huis ook is, zoals altijd wordt de uiteindelijke overwinnaar bepaald door een beperkt aantal staten. Het is namelijk zo dat in het overgrote deel van de 50 staten van de federatie de overwinning al decennialang op voorhand vastligt omdat het % van Democraten of Republikeinen er traditioneel zo hoog ligt dat er voor de presidentsverkiezingen nauwelijks spanning in de strijd zit. Slechts een goede 15 à 20 staten hebben een min of meer 50/50 verdeling over beide partijen en kunnen dus hun leden voor het presidentiële kiescollege met kleine stemschommelingen doen verspringen van de éne naar de andere kandidaat. Dit betekent natuurlijk ook dat het grootste deel van de Amerikaanse bevolking de facto in een éénpartijstaat leeft.
Door enkel campagne te voeren in de niet-swing states waar de overwinning van Kerry of Bush op voorhand vastligt, vermijden ze dus op voorhand een mogelijk verwijt de herverkiezing van Bush mogelijk te hebben gemaakt. In ieder geval zal deze kandidatuur Nader stemmen kosten. De kans is bovendien ook groot dat door het verspreid deelnemen van progressieve kandidaten heel wat progressieve kiezers afhaken omdat ze geen keuze willen maken tussen Cobb en Nader en omdat ze inschatten dat het nut van een progressieve stem nog kleiner is dan voorheen. Enerzijds is de impact van Nader fel toegenomen sinds hij voor de Green Party opkwam, anderzijds is het niet te berekenen welke de feitelijke impact van de Green Party is zonder Nader.
Op het eerste gezicht kan dit geen goede evolutie genoemd worden. Een slecht resultaat voor deze progressieve kandidaten zal de beweging voor een andere politiek in de VS geen goed doen. De vraag is echter of een niet-deelname aan de presidentsverkiezingen dan beter zou zijn. Ook dat is verre van zeker.
Een politiek compromis met de Democraten zou een groot verschil kunnen maken. Als deze partij zich bereid zou tonen om een aantal thema’s en politieke eisen over te nemen, zij het in een meer ‘gematigde’ versie, zodat de progressieve verzuchtingen ook deel zouden uitmaken van het politieke debat tijdens de verkiezingen, zou een tactische terugtrekking van de progressieve kandidaten een optie zijn. Bovendien zou de nieuw verkozen Democratische president tijdens zijn eerste ambtstermijn rekening moeten houden met zijn beloftes tijdens de campagne. De progressieve beweging zou zich daar rond kunnen organiseren om blijvend druk uit te oefenen of de president. Vanuit Europa gezien lijkt dat een goed aanpak.
De Amerikaanse praktijk toont jammer genoeg aan dat dat niet zo is. Clinton kwam voor het eerst aan de macht met als centraal thema een grondige hervorming van het sociaal zekerheidsstelsel. Uiteindelijk heeft hij in 8 jaar méér besparingen en inkrimpingen doorgevoerd in de sociale sector dan Reagan en Bush sr. in de 12 jaar daarvoor. Zowel in 1996 als in 2000 heeft de Democratische Partij elk gesprek geweigerd met de Green Party en met andere derde partijen over een politiek akkoord. Laat ons dus vooral niet vergeten: Ralph Nader en de Green Party nemen deel aan de presidentsverkiezingen omdat dat de enige manier was om hun thema’s op de politieke agenda te krijgen.
De kans dat John Kerry stappen zal zetten in hun richting is onbestaande. Niet alleen wil hij dat niet, bovendien zouden de massamedia hem onmiddellijk afmaken zoals ze dat met andere kandidaten zoals Howard Dean hebben gedaan. De Republikeinen zouden geen moment aarzelen om met verdraaiingen en vereenvoudigingen een mediacampagne te orchestreren die Kerry belachelijk zou maken. De Democraten hebben sinds de jaren ’70 definitief hun inhoudelijk verschil met de Republikeinen begraven omwille van de financiële sponsoring van de grote bedrijven (waar de massamedia zelf deel van uitmaken). Noch op het gebied van belastingshervorming, noch op het gebied van buitenlandse politiek en van defensie zijn de Democraten bereid het verschil te maken.
Is er dan écht géén verschil met de Republikeinen? Natuurlijk wel, op ethisch vlak bijvoorbeeld. De Democraten willen de abortuswetgeving niet terugschroeven, zijn voor een strengere wet op het privé-wapenbezit, pleiten voor een moratorium op de doodstraf, ze pleiten voor remgeld op geneesmiddelen … en inderdaad, John Kerry zou de oorlog in Irak iets anders aanpakken. Hij pleit voor meer inbreng van de Verenigde Naties. Maar ook hij zal niet tornen aan de basispremisse van de Amerikaanse politiek sinds 1945: het behoud en de versterking van de politieke, militaire en economische macht over heel de wereld. John Kerry zal het Amerikaanse opperbevel in Irak (en eender waar) evenmin opgeven als Bush (en dat is toch de essentie van de zaak).
Deelname aan de verkiezingen is voor progressieve partijen de enige mogelijkheid om te wegen op de besluitvorming. Bovendien, en dat wordt in Europa fel onderschat, de presidentsverkiezingen zijn de enige kans die derde partijen hebben in dit immens grote land om op nationaal niveau blijvende structuren van de grond te krijgen. Het elan van presidentsverkiezingen gaat voor hen veel verder dan de verkiezingsperiode zelf.
Natuurlijk houdt dat ook een aantal risico’s in. Een nipte overwinning van Bush zal nog meer dan in 2000 in de schoenen van de Nader en de Green Party worden geschoven. Laten we daarbij echter niet vergeten dat het niet de schuld is van de progressieve beweging in de VS dat de Democraten nog nauwelijks een verschil maken met de Republikeinen. Het is niet hun schuld dat deze twee partijen zich volledig hebben ondergeschikt aan de enge belangen van hun geldschieters, de grote bedrijven, ten koste van arbeiders, boeren, zwarten, vrouwen, zieken, openbaar onderwijs … Geen van beide grote partijen pleit voor de invoering van een sociale zekerheid naar Europees model (zelf noemen de progressieven dat ‘universal health care), Nader en de Green Party doen dat wel. Geen van beide grote partijen pleit voor een afbouw van het defensiebudget. De recentste verhoging van dit budget door Bush werd bijna unaniem door Democraten én Republikeinen gestemd.
Een aantal scenario’s zijn mogelijk:
- De progressieve beweging trekt zich terug uit de race en geeft tactische steun aan John Kerry, dat geeft vier mogelijke resultaten:
- John Kerry haalt het met een groot verschil en zal net als Clinton in 1996 geen enkele rekening houden met progressieve verzuchtingen, vermits de progressieve beweging toch het verschil niet heeft gemaakt.
- John Kerry haalt het met een nipt verschil op Bush. Dat zal de progressieve beweging enige drukkingsmogelijkheid geven. Het risico bestaat dat een aantal progressieve personaliteiten zich laten overhalen om voor president Kerry te gaan werken. Dat kan alle kanten op. Zelfs dan blijft een onafhankelijke progressieve beweging broodnodig.
- John Kerry verliest nipt van Bush. Bush zal zijn beleid verder zetten met de gekende noodlottige consequenties. Het verzet tegen Bush zal echter verder blijven groeien.
- John Kerry verliest zwaar van Bush.Democraten zullen er voor passen om de schuld voor hun nederlaag in de schoenen van anderen te steken.
- De progressieve beweging neemt wél deel aan de verkiezingen en richt zijn pijlen zowel op Bush als Kerry:
- John Kerry haalt het met een groot verschil op Bush. Een zelfde situatie als in 1a.
- John Kerry haalt het met een nipt verschil op Bush. Een zelfde situatie als 1a.
- John Kerry verliest nipt van Bush. Nog meer dan in 2000 zullen Democraten hun pijlen richten op de progressieve beweging in de VS.
- John Kerry verliest zwaar van Bush. Een zelfde situatie als in 1c.
Dit schema is een vereenvoudigde weergave van de realiteit die uiteraard heel wat complexer is. Hier blijkt toch uit dat het voor de progressieve beweging eigenlijk weinig verschilt of ze deelnemen of niet. Een van deze scenario’s houdt voor de progressieve beweging zéér zware risico’s in. Indien (zie scenario 1c) de progressieve beweging zich terugtrekt uit de race en Kerry toch nipt verliest van Bush, zal de geloofwaardigheid en de organisatiekracht van de progressieve beweging een zware klap krijgen en bovendien verzwakt moeten verder werken onder een regering Bush II.
Ook scenario 2c waarbij na progressieve deelname Kerry nipt verliest van Bush, zou problematisch zijn maar toch minder zware gevolgen hebben. De situatie zou dan vergelijkbaar zijn met die nu onder Bush I. Vergeten we immers niet dat de progressieve beweging in de VS de laatste vier jaar een nieuw elan heeft gekregen. Daar staat uiteraard de negatieve gevolgen van nog vier jaar Bush tegenover.
De progressieve beweging is eerder gebaat bij deelname aan de verkiezingen. De verspreide slagorde met twee progressieve kandidaten is echter geen goede zaak. Bovendien moeten de progressieve krachten hun groeimogelijkheden afwegen tegenover de desastreuze gevolgen die een tweede ambtstermijn van Bush zou teweegbrengen. Geen gemakkelijke keuze.
Zij die vinden dat een onmiddellijke terugtrekking van Nader en Cobb zonder politiek compromis een evidente zaak is hebben géén gelijk. Zij die vinden dat de progressieve kandidaten absoluut moeten deelnemen zonder rekening te houden met de globale context hebben echter evenmin het gelijk aan hun kant.
Alles zal afhangen van wat in de komende weken gebeurt. De ervaring toont aan dat kiescampagnes in de VS onvoorspelbaar zijn. Er kan nog teveel gebeuren om nu al te beslissen tot terugtrekking uit de race. De progressieve krachten hebben er alle baat bij de druk op de Democraten zo lang mogelijk vol te houden. Een eventuele terugtrekking uit de race, als dat de optie zou zijn, moet dus in ieder geval zo laat mogelijk gebeuren, bijvoorbeeld in de laatste week voor de officiële registratie van de kandidaten, begin september.
Er staat veel op het spel. Met George W. Bush en zijn entourage is het gevaar op een nieuwe wereldbrand groter dan ooit. Dat mag echter geen aanleiding zijn tot onvoorwaardelijke steun voor John Kerry. Zelfs met Kerry in het Witte Huis zal een progressieve beweging in de VS broodnodig blijven. Zij kunnen daarbij de steun van de andersglobale beweging in de rest van de wereld gebruiken. Het zou totaal verkeerd zijn te denken dan met de verkiezing van Kerry het politiek verzet tegen het beleid van de Amerikaanse machthebbers niet meer nodig zou zijn, integendeel.
Moet de progressieve beweging in de VS deelnemen aan de presidentsverkiezingen of niet? Aan hen om dat uit te maken. Het zal géén gemakkelijke keuze zijn.
(Uitpers, nr. 55, 5de jg., juli-augustus 2004)
Voetnoten:
(1) David Reynolds. Democracy unbound. Progressive Challenges to the Two Party System. South End Press, Boston, 1997. (voor een recent historisch overzicht van derde partijen)
(2) Bernard Grofman& Arend Lijphart (ed.). Electoral Laws and their Political Consequences. Agathon Press, New York, 1986. Hoe groot de afkeer van de Founding Fathers voor de Britse kroon ook was, het Britse politieke systeem hebben ze wel integraal overgenomen met dezelfde doelstelling voor ogen: de meerderheid van de bevolking van de macht weg houden.
(3) Robert Justin Goldstein. Political repression in Modern America. 1870 tot the Present. Schenkman, Cambridge, 1978. (voor een historisch overzicht tot aan de periode van de oorlog in Viëtnam).
Frank J. Donner. The Age of Surveillance. The Aims and Methods of America’s Political Intelligence System. Radom House, New York, 1980. (over de rol van FBI, CIA en hun voorlopers in de politieke repressie).
Ward Churchill & Jim Vander Wall. The Cointelpro Papers. Documents from the FBI’s Secret Wars Against Dissent in the United States. South End Press, Boston, 1990 (over de repressie tijdens de jaren ’70 tegen de Communist Party, de Socialist Workers Party, de Puerto Rico Independence Movement, de Black Liberation Movement, de American Indian Movement en verschillende linkse bewegingen).
(4) Howard Zinn. A People’s History of the United States. 1492-Present. HarperCollins, 1980 (sindsdien meermaals bijgewerkt en herdrukt, recentste versie 2003). Het ideale naslagwerk voor wie een andere kijk wil op de Amerikaanse geschiedenis, niet die van ‘grote’ staatsmannen maar van de gewone mens.