Aan de actiedagen van het Europees Vakverbond half mei hebben zo’n 300.000 tot 350.000 mensen deelgenomen. De demonstraties in Brussel en Praag trokken elk zo’n 50.000 mensen, terwijl de vakbonden in Madrid 150.000 mensen (andere bronnen houden het op 50.000 betogers) en in Berlijn 100.000 mensen op de been kregen.
De demonstraties waren een vervolg op de acties die het EVV en haar lidbonden sinds eind maart hebben gevoerd. Ondanks dat de actiedagen een respectabel aantal mensen op de been hebben gekregen, is de echo van de acties in de nationale en internationale pers mager. En ook politiek is de respons vooralsnog nul.
De demonstratie in Brussel werd gedomineerd door Belgen – iets dat vanzelfsprekend lijkt, maar bij de laatste Europese manifestatie in Brussel in maart 2005 toch niet het geval was. Uit buurland Nederland was er een delegatie van zo’n 600 mensen van de sociaal-democratische FNV; het gebrek aan actietraditie in ogenschouw nemend een geslaagde mobilisatie. Opmerkelijk was ook dat de Franse delegatie werd gedomineerd door demonstranten van de ‘rechtse’ vakbonden FO en Cfdt, terwijl de communistische CGT, die normaal toch massaal aanwezig is, nauwelijks leek te hebben gemobiliseerd. De niet bij het EVV aangesloten Franse linkse vakbonden van Solidaires waren helemaal afwezig. Ook de link met de sociale bewegingen was zwak: er liep in Brussel een kleine delegatie mee van Attac en hier en daar waren spandoeken te zien van andere sociale organisaties, met name op het vlak van armoedebestrijding en de sans papiers, maar significant was het niet.
De resultaten van de G20
De basis van de actiedagen en de voorafgaande acties vormde de ‘Verklaring van London’, een document dat prioriteiten naar voren schuift om de financiële crisis op te lossen en volgt op de Verklaring van Washington van november 2008, uitgegeven voorafgaand aan de eerste bijeenkomst van de nieuwe G20. De internationale vakbeweging bekritiseert in dit document in redelijk radicale bewoordingen de excessen van het casinokapitalisme en doet vijf voorstellen om het doorgeschoten vrije-marktdenken te beteugelen: (1) een gecoördineerd internationaal herstelplan voor duurzame groei dat banen creëert en publieke investeringen veilig stelt; (2) nationalisering van bankroete banken en nieuwe financiële regels; (3) actie om zowel het risico op loondeflatie tegen te gaan en als de toegenomen ongelijkheid van de afgelopen decennia te keren; (4) verregaande maatregelen rond klimaatsverandering, en; (5) een nieuw internationaal wettelijk raamwerk om de mondiale economie te reguleren en financiële instituties, zoals IMF, Wereldbank, OESO en WTO, te hervormen.
Met deze Verklaring in de achterzak hebben de nationale vakbonden vervolgens een aantal weken actiegevoerd en gelobbyd. Zo hebben in vrijwel alle Europese landen de nationale vakbonden voorafgaand aan de G20 die begin april in Londen bijeen kwam bij de nationale overheden gelobbyd, zijn er prikacties en demonstraties georganiseerd, onder andere in België, en is er in meer of mindere mate gemobiliseerd voor de demonstratie van 28 maart in Londen die in samenwerking met andere sociale bewegingen werd georganiseerd. Tot slot is er tijdens de G20-bijeenkomst en de voorafgaande ‘jobs conference’ weer gelobbyd.
Voorafgaand aan de G20 zei Guy Ryder, voorzitter van het Internationaal Vakverbond (IVV): “We zijn bang dat de G20 zich vooral zal focussen op het reguleren van de financiële markten en andere onderwerpen links zal laten liggen. Maar dit is een werkgelegenheidscrisis, een sociale crisis. Een conservatieve raming zegt dat 50 miljoen banen in de loop van dit jaar verloren zullen gaan (…) en we maken ons zorgen dat de G20 dit aspect van de crisis niet voldoende aanpakt.”
De analyse van het IVV na de top stelt in de eerste zin dat “banen en sociale kwesties nu hoger op de agenda stonden dan bij de laatste G20-bijeenkomst eind november 2008” en somt vervolgens alle paragrafen en zinnen op waar de woorden ‘work’ of ‘jobs’ in voorkomen. De meest substantiële tekst in de slotverklaring van de top over werkgelegenheid is de volgende paragraaf: “We zullen eerlijke en familie-vriendelijke arbeidsmarkten voor mannen en vrouwen ontwikkelen. We verwelkomen daarom de rapporten van de London Jobs Conference en de Rome Social Summit en de principes die hierin naar voren worden geschoven. We zullen de werkgelegenheid ondersteunen door groei, investeringen in onderwijs en training, en door een actief arbeidsmarktbeleid, ons richtend op de meest kwetsbaren. We roepen de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) op om samen met andere relevante organisaties, de ondernomen en de te nemen maatregelen te beoordelen.” Maatregelen die handen en voeten geven aan de deze voornemens zijn echter niet in de slotverklaring terug te vinden.
Toch ziet het IVV de rol die het ILO krijgt toegewezen als een significante stap voorwaarts in vergelijking met het recente verleden. Ook het bevestigen van de door de London Jobs Conference, een bijeenkomst van arbeidsmarktexperts voorafgaand aan de G20, geformuleerde principes noemt het IVV belangrijk. Ook deze principes, namelijk het beschermen van invaliden, een actief arbeidsmarktbeleid om langdurige werkloosheid tegen te gaan en het ontwikkelen van levenslangleren om de ‘employability’ van de werkende bevolking te verhogen, worden echter niet geconcretiseerd in de slotverklaring. Dan laten we nog maar even buiten beschouwing dat deze principes allemaal voortkomen uit het neo-liberale activeringsdiscours.
De verklaringen van de meeste nationale vak- en lidbonden, zoals de Duitse IG Metall of het ACV, zijn eveneens (gematigd) positief. ACV-voorzitter en IVV vice-voorzitter Luc Cortebeeck verklaarde: “Het resultaat is dat een aantal van onze bekommernissen duidelijk in de eindtekst van de G20 terug te vinden zijn. Al bij al is dit relatief goed nieuws in slechte tijden.” Opvallend is overigens dat het ABVV dat voorafgaand aan de G20 veel aandacht besteedde aan de Verklaring van London en voor haar doen goed gemobiliseerd heeft voor de manifestatie in Londen, geen woord heeft vuilgemaakt aan de resultaten van de G20.
Sceptici en optimisten
Na het doornemen van zowel de slotverklaring van de G20 als de analyse van het Internationaal Vakverbond blijf je als lezer op je honger zitten: waarom is de vakbeweging niet wat kritischer over de ronkende verklaringen van de wereldleiders?
De vraag kan op twee manieren worden benaderd, laten we het de sceptische en de optimistische benadering noemen. De sceptici zullen benadrukken dat de radicale stellingnamen in de eigen verklaringen, zoals “tientallen miljoenen banen zijn verloren gegaan door hebzucht, plundering en incompetentie” en “De dominantie van het neoliberaal economisch model de laatste 30 jaar heeft gezorgd voor de economische catastrofe die Europa en de rest van de wereld nu doormaken.” vooral dienen om de eenheid in de eigen rangen te bewaren. Staat in de oproep van het Europees Vakverbond voor de actiedagen half mei niet dat de demonstraties worden georganiseerd “to channel some of the frustration and anger over lacking measures to fight the crisis“? Dat lijkt wel wat op de verklaring die EVV-voorzitter John Monks in het Europees Parlement deed tijdens de hoorzitting over de anti-vakbondsuitspraken van het Europees Hof van Justitie in februari 2008: “Unions across Europe are now deeply concerned with defending their national systems – and we risk a protectionist reaction. Bolkestein derailed the EU Constitutional Treaty. The Laval case, in particular, could damage the ratification of the EU Reform Treaty as awareness of its implications spreads“. De radicale praat in de eigen pers en de zalvende woorden voor de sociale partners en de regeringsleiders zijn niets nieuws onder de zon dus?
Niet helemaal, zeggen de optimisten. Sinds eind jaren negentig is er wel degelijk een radicalisering gaande in de internationale vakbeweging, ook in Europa. In de Verenigde Staten zien we een toenemend activisme en debat, nog versneld door de scheuring in het AFL-CIO, in opkomende economieën als India, Korea en Brazilië laat de vakbeweging haar militante stem nog steeds horen en in Europa mobiliseert het EVV sinds de Werkgelegenheidstop in Luxemburg in november 1998 regelmatig. De discrepantie tussen de verklaringen in reactie op beleidsvoorstellen en de eigen voorstellen moet vooral gezocht worden in het veilig stellen van de onderhandelingspositie als sociale partner, terwijl tegelijkertijd wordt gewerkt aan een versterking van de basis, die door de mobilisaties van de afgelopen jaren is geradicaliseerd.
Het is waarschijnlijk niet te zeggen welke van de twee benaderingen ‘de juiste’ is. Het IVV en het EVV zijn net als de nationale lidbonden geen ‘black boxes’ die eensgezind optrekken naar de buitenwereld, maar zelf onderwerp van politieke gevechten, cultuur verschillen en tegengestelde belangen.
Opvallend is verder dat het Internationaal Vakverbond, net als de meeste Global Unions, in tegenstelling tot het Europees Vakverbond niet mobiliseren. De demonstraties in vier Europese landen hebben zelfs geen persbericht opgeleverd op de website van het IVV – dat overigens een uitstekend overzicht bijhoudt van nieuws over de financiële crisis onder het kopje ‘The Financial Crisis Unions’ Watch’.
‘New Social Deal’
De platformtekst getiteld New Social Deal dat de Europese tak van de internationale vakbeweging voor de actiedagen half mei heeft uitgegeven, hamert op de verdediging van de werkgelegenheid en het uitbouwen van sociale zekerheidsstelsels in combinatie met het afwijzen van loonbevriezingen of –dalingen en het versterken van de rechten van werknemers.
Het document getiteld is de zoveelste flirt met Roosevelts New Deal uit de jaren ’30. Toen is na jaren ploeteren met meer geijkte economische oplossingen die geen zoden aan de dijk zetten onder druk van aanhoudende sociale mobilisaties in de Verenigde Staten het aantal werkuren verlaagd mét behoud van salaris, de sociale uitkeringen verhoogd en de rechten van de arbeiders zoals het recht om lid te worden van een vakbond, versterkt. Maatregelen die veel lijken op de voorstellen uit het recente EVV-document.
Of de verschillende nationale vakbonden de druk van werkgevers en overheden de komenden maanden kunnen weerstaan om akkoord te gaan met loonbevriezingen is afwachten. Brendan Barber, algemeen secretaris van de Engelse TUC heeft recent nog verkondigd dat: “Oproepen voor algemene loonbevriezingen precies de verkeerde reactie zijn. Natuurlijk, werknemers en hun vakbonden verstaan de realiteit van die bedrijven die hard zijn geraakt door de crisis, maar anderen kunnen nog zich nog steeds redelijke loonverhogingen veroorloven die op hun beurt de economie kunnen helpen herstellen.” Maar in verschillende landen, waaronder Griekenland, Roemenië en Hongarije zijn er al fikse stappen gezet in de richting van algemene loonbevriezingen.
Tijdens dit schrijven zit het EVV met haar 82 lidorganisaties twee dagen in Parijs bij elkaar om alle neuzen dezelfde richting op te krijgen en het voorstel van de New Social Deal te specificeren. Over de uitkomst van deze conferentie, die ongetwijfeld wordt afgesloten met een ‘Verklaring van Parijs’ valt helaas nog niets te schrijven. Interessant om nu al te vermelden is dat de insteek van de conferentie de volgende vraag is, aldus hun website: “Hoe kunnen we de fundering leggen voor een eerlijkere samenleving en garanderen dat we niet dezelfde fouten maken die geleid hebben tot deze crisis?” Een vraag die de eerder aangehaalde discussie tussen optimisten en sceptici weer doet oplaaien, want wie of wat is “we”? Een vereenzelviging met het Europees establishment of het begin van een kritisch zelfonderzoek?
(Uitpers, nr. 110, 10de jg., juni 2009)