De trend naar meer bewapening – die sinds het einde van de negentiger jaren van vorige eeuw opnieuw begon en na de aanslagen van 11 september 2001 een zeer markante stijging kende – zette zich ook in de voorbije twee jaar (2006 en 2007) verder door.
Voor de periode van 2001 tot 2006 stegen de reële wereldwijde militaire uitgaven met ongeveer 30 procent. Voor het jaar 2006 bedroegen de geschatte globale militaire uitgaven 1.179 miljard dollar. Dit is 2,7 procent van het wereld-BNP, of 180 dollar per capita. 2007 zette de trend verder. Volgens het Zweedse vredesinstituut SIPRI werd in 2007 in totaal 858 miljard euro of 1.339 miljard dollar aan bewapeningsuitgaven uitgegeven. Dat is 6 procent meer dan in 2006 en 45 procent meer dan 1998. Het gaat in 2007 om 2,5 procent van het wereld-BNP en 202 dollar voor elke mens op de wereld.
Bijna de helft van de uitgaven 2006 betreft de defensie-uitgaven van de Verenigde Staten, goed voor 528 dollar. Ook buiten de VS hebben namen de uitgaven wereldwijd toe, weliswaar met een relatief lagere vermeerdering van ongeveer 15 procent. Van de 171 landen die door het BICC (Bonn International Center for Conversion) onderzocht werden, hebben 69 landen hun defensie-uitgaven in de recente voorbije jaren gevoelig verhoogd, terwijl 22 landen een merkbare vermindering van hun militaire uitgaven doorvoerden.
Naast de Verenigde Staten vindt men volgende landen in het koppeloton wat de grote militaire uitgaven betreft voor 2006: Groot-Brittannië 59 miljard dollar; Frankrijk 53 miljard dollar; China 50 miljard dollar; Japan 44 miljard dollar.
Dit zijn uitsluitend de staatsgelden die vooral naar de landsverdedigingkas stroomden. Zo zijn bijvoorbeeld de bovenvermelde defensie-uitgaven van de VS voor de “oorlog tegen het terrorisme” in de eerste plaats speciale toewijzingen; voor 2006 bedroegen deze 120 miljard dollar. Daarnaast zijn vele militaire apparaten, zoals het Chinese bevrijdingsleger, ook economisch actief waarbij de winsten van deze activiteit in de regel niet in de defensiebudgetposten worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor Indonesië, waar de officiële defensie-uitgaven volgens de regeringsinschatting maar een derde van de totale militaire middelen uitmaken.
Hoewel de militaire uitgaven globaal gezien stijgen, zijn er een aantal duidelijke regionale verschillen. De regio met verreweg de grootste bewapeningsuitgaven in absolute cijfers is de Verenigde Staten, waar deze uitgaven voor de periode 2001 tot 2006 met 52 procent stegen. Dat is de grootste vermeerdering wereldwijd; in West-Europa was de stijging maar 4 procent. Militaire uitgaven in Centraal- en Oost-Europa (inclusief Rusland) zijn de laatste 10 jaar met 162 procent gestegen. In 2007 kenden de militaire budgetten van deze regio een stijging van vijftien procent.
De Sipri-cijfers voor 2007 bevestigen inderdaad deze algemene lijn. Praktisch de helft van de militaire uitgaven, 45 procent om precies te zijn, waren vorig jaar voor rekening van de VS. Het gaat om 351 miljard euro ofte 547 miljard dollar. Dat is 3,4 procent meer dan het jaar voordien. Sedert de aanslag van 9.11.2001 zijn de bewapeningsuitgaven van de VS reeds met 59 procent gestegen. De militaire uitgaven de VS zijn nooit hoger geweest in de periode na de Tweede Wereldoorlog. De economische en financiële lasten zijn nu echter minder zwaar dan in vorige topperiodes door de groei van het BNP en de totale overheidsuitgaven in die periode.
Op de tweede plaats komt Groot-Brittannië met 38,28 miljard euro of 59,7 miljard dollar voor het jaar 2007, gevolgd door China 37,4 miljard euro of 58,3 miljard dollar. Rusland is pas zevende met 22,7 miljard euro of 35,4 miljard dollar, dat is een stijging van 13% tegenover 2006. Frankrijk (53,6 miljard dollar), Japan (43,6 miljard) en Duitsland (36,9 miljard dollar) zijn vier, vijf en zes.
De VS en Rusland zijn ook druk bezig hun kernwapenarsenaal te moderniseren. De wereld telt nog meer dan 10.000 direct inzetbare kernkoppen op een totaal van 25.000. In januari 2008 waren dat er 5189 voor Rusland en 4.075 voor de VS.
Wat de internationale wapenhandel betreft zien we een stijging van 7 procent voor de periode van 2003 -2007 ten opzichte van 2002 -2006. Duitsland was in deze periode de derde grootste wapenuitvoerder met een marktaandeel van 10 procent. Het marktaandeel van de VS bedroeg 31 procent gevolgd door Rusland met 25 procent.
De groeilanden benen bij.
In de regio’s van Centraal en Zuid-Azië, Midden-Oosten, Noord-Afrika en in Oost-Europa, de Kaukasus en Rusland stegen de militaire uitgaven sinds 2001 in doorsnee met 25 tot 30 procent.
De stijging van de defensie-utgaven in Zuid-Azië is vooral aan het voortdurende Indisch-Pakistaanse conflict toe te schrijven. De grotere militaire uitgaven in Oost en Zuid-Azië zijn ook het gevolg van de grotere regionale spanningen, waardoor China, Zuid-Korea, Indonesië, Maleisië en Singapore een groter aandeel van hun inkomsten besteden aan het uitbreiden van hun defensiesysteem. Over 10 jaar verspreid stegen de militaire uitgaven in de regio Zuid-Azië met 57 procent.
De instabiliteit in het Midden-Oosten heeft een ganse reeks van landen in de regio aangezet om hun militaire capaciteit verder uit te bouwen. Vooral Iran en Saoedi-Arabië wedijveren met militaire machtsprojecties voor regionale invloed. Een duidelijke toename van de defensie-uitgaven kan men zien in Koeweit en Oman. Sinds 2001 is er geen enkel land uit deze regio dat zijn militaire uitgaven heeft verminderd. De laatste tien jaar gaat het om een stijging voor deze regio van 62 procent.
In Oost-Europa hebben we enerzijds de gevoelige stijging van de militaire uitgaven van Rusland, voor de periode 2001 tot 2007, in antwoord onder meer op de plannen van de Verenigde Staten om in Oost-Europa hun raketafweersysteem op te stellen. Rusland gaf in 2007 13 procent meer aan defensie uit dan het jaar voordien. Hierdoor heeft Moskou duidelijk het signaal gegeven dat het ook in de komende jaren zijn defensie-uitgaven verder op zal trekken. Anderzijds hebben enkele landen uit de regio hun defensie-uitgaven verminderd. Dit betreft Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië, Macedonië en Albanië, waarvan de militaire uitgaven gemiddeld met 30 procent zijn gedaald.
De Kaukasus ontsnapt niet aan de algemene trend. Georgië spant hier de kroon met een stijging van 1616 procent sedert 2001, maar ook Azerbeidzjan en Armenië zijn sterke stijgers. Voor velen zijn de uitgaven mogelijk door de economische groei dank zij de hoge olie- en gasprijzen.
Afgezien van de Verenigde Staten zijn het de landen met sterk groeiende economieën, zoals China, India, Indonesië, Pakistan en ook Rusland waar de globale trend voor bewapening wordt gevormd.
De militaire uitgaven in de hoog geïndustrialiseerde landen, vooral in West-Europa, stijgen daarentegen minder spectaculair.
Troepensterkte
Ondanks de globale toename van de militaire uitgaven is het aantal soldaten bij de strijdkrachten en paramilitaire organisatie licht verminderd. In 2006 waren er volgens de schattingen 9 27,73 miljoen mensen in dienst van de nationale strijdkrachten; wat vergeleken met 2001 een teruggang is van ongeveer twee procent. Dat betekent dat de grotere financiële middelen in eerste instantie gebruikt worden om wapensystemen aan te kopen en of om de bestaande te moderniseren.
Het hoogste aantal soldaten is in Oost-Azië in dienst, vooral in China dat het grootste leger onderhoudt. Een ander land met een beduidende toename is Indonesië. Dit land heeft namelijk zijn leger van 492.000 soldaten in 2001 naar 582.000 militairen in 2006 verhoogd.
In Eritrea telt men 1 militair op 14 inwoners, wereldwijd ligt de quota bij 1 op 251 burgers. Tegenover de algemene globale trend van de troepenvermindering, zien we in Centraal en Zuid-Azië, Latijns-Amerika en Noord-Amerika een toename van de regulaire troepen en para-militaire krachten met vier tot acht procent. De grootste toename van de getalsterkte van de troepen is voor de Verenigde Staten van 1,48 miljoen soldaten in 2001 naar 1,58 miljoen in 2006; dit om hun bijkomende behoeften te dekken voor hun grote buitenlandse militaire interventies en hun oorlog tegen het terrorisme.
In de landen van het Midden-Oosten is de troepensterkte in de periode van 2001 tot 2006 ongeveer met vier procent gedaald. Een belangrijke reden voor deze ontwikkeling is de ontbinding van de Iraakse strijdkrachten na de invasie door de Verenigde Staten in 2003. In tegenstelling hiermee, hebben een aantal andere landen in de regio bestendig hun militair apparaat uitgebreid. Bijvoorbeeld Saoedi-Arabië: in het kader van de algemene bewapening van het land werden de strijdkrachten in de periode 2001 tot 2006, van 217.000 naar 241.000 mansterkte opgevoerd. Met betrekking tot de defensie-uitgaven in verhouding tot het bnp en de soldaten tot de burgers, is het Midden-Oosten de meest gemilitariseerde regio van onze planeet.
In Europa echter zien we een verkleining van de troepenmacht. In West-Europa daalde het aantal soldaten voor de periode 2001-2006 met negen procent, vooral door de troepenvermindering in Duitsland en Groot-Brittannië. De duidelijkste vermindering greep vooral in Oost-Europa plaats, waar de troepensterkte als gevolg van het demobiliseren in de Balkan (Bosnië-herzegovina, Kroatië) en de hervormingsprogramma’s van de NAVO, met vijftien procent. In het sub-Sahara Afrika leidde het demobilisatieprogramma van Liberia, de Democratische Republiek Congo, Ethiopië en Angola tot een afbouw van de troepensterkte met twaalf procent.
(Uitpers, nr 100, 9de jg., juli-augustus 2008)
BICC – Bonn International Center for Conversion
SIPRI – Swedish International Peace Research Institute