De reacties op het Ierse neen aan het EU-Verdrag van Lissabon tonen het elitair karakter van Europese beleidsvoerders, en hun ongeloof in democratie, aan.
Ierland is het enige land waar er een referendum wordt gehouden over het Verdrag van Lissabon. Het gaat ‘m om nochtans om een belangrijke zaak. Dit verdrag is eigenlijk de vervanging van de gebuisde grondwet, met meer dan grotendeels dezelfde inhoud. Alleen heeft de Europese elite er nu voor gezorgd dat de tekst onleesbaar is, en dat elke sterveling het bijzonder moeilijk heeft om te weten waar het over gaat.
Sommige ministers hebben dat ook duidelijk met zoveel woorden gezegd. Toch wel ongelooflijk onvoorstelbaar. Mocht premier Gizenga van de Democratische Republiek Congo, of president Correa van Ecuador, of… op dergelijke wijze omspringen met grondwetsaanpassingen in hun landen, dan zouden de Europese hoofdkwartieren te klein zijn om de protesterende politieke klasse te huisvesten.
Het is helaas een van de hoofdkenmerken van de buitenlandse politiek bij de EU-landen: twee maten, twee gewichten. Altijd eerst de tekortkomingen van de anderen zien, en het eigen beleid niet ter discussie stellen. Maar niet alleen de Europese politieke elite is in dit bedje ziek. De intellectuele oneerlijkheid van bepaalde commentaarschrijvers zou als schoolvoorbeeld kunnen dienen van vooringenomen journalistiek. Als in De Morgen geschreven wordt dat een ‘landje’ als Ierland, met z’n 4 miljoen inwoners, zou kunnen tegenhouden wat de rest van de Unie goedkeurt, fietst men daar leuk voorbij aan het feit dat geen enkel ander land het zijn bevolking durft te vragen wat ze van dit Verdrag vindt.
Trouwens, het aantal Europese politici dat dit Verdrag de commentaar mee gaf dat het precies op die manier was opgesteld opdat verschillende landen een referendum zouden kunnen vermijden, is niet gering. Steeds opnieuw komt de opmerking dat dergelijk referendum in de eerste plaats een beoordeling is van de nationale regering en niet gaat over de Europese Unie. Alsof een bijzonder groot deel van het nationale beleid in elke lidstaat niet volledig geconditioneerd wordt door de Europese richtlijnen rond concurrentiekracht, liberalisering van de sectoren waar de openbare diensten in actief zin, vergroten van de militaire vermogens, om maar die te noemen.
Een ander veel gebruikt argument in commentaarstukken is dat er over zo’n tekst geen referendum kan gehouden worden. De zaak zou veel te ingewikkeld zijn om daar met een eenvoudig ja of nee op te antwoorden. Nochtans moet elk parlementslid in de andere lidstaten dat wel doen. Waarom kunnen parlementsleden wat de burger niet zou kunnen? Bovendien heeft de overgrote meerderheid van de leden van de nationale parlementen de tekst niet eens gelezen. Ze volgen gewoon het stembevel van hun partij. Zijn de verkozenen des volks dan als enige geschikt voor deze democratische controle? Als zelfs de Ierse EU-commissaris publiekelijk toegeeft dat hij het verdrag niet heeft gelezen, moeten we toch niet smalend neerkijken op de Ierse burger. Dergelijk elitair denken is de negatie van democratie. Een burger kan volgens deze redenering alleen maar over parkeerplaatsten of het aantal zitbanken in een parkje discussiëren. Om over plaats en belang van openbare diensten, over niveau van sociale regelgeving, over militaire interventie, over transparant bestuur een menig te hebben is de gewone burger dan te dom.
Trouwens een dik vijfde van de neen-stemmers motiveert zijn stemgedrag met het argument dat ze de inhoud niet kent, en precies daarom geen groen licht wil geven. Eigenlijk een bijzonder ‘bewuste’ houding van een wakkere burger: “Ik geef geen blanco check, ik wil weten waar het over gaat”. Dat is eigenlijk wat de pro-referendum mensen bedoelen: dank zij de volksraadpleging de bevolking tekst en inzet laten kennen van hoe men ‘over’ haar beleid zal voeren. Een veelheid aan andere argumenten zorgde mede voor de Ierse afwijzing, soms uiteenlopend (tegen abortus of voor het behoud van een EU-commisaris), maar bijvoorbeeld de neutraliteit van Ierland, en de militarisering van de Unie worden zeer geregeld genoemd.
De nee-campagne had daar sterk op ingespeeld in hun brochure die ze massaal verspreidde. Hier een uittreksel uit die brochure: De Ierse neutraliteit – wat betekent dat Ierland niet deelneemt aan militaire bondgenootschappen of zijn grondgebied laat gebruiken door oorlogvoerende partijen – wordt weggegooid. Onze politieke elite heeft toegelaten dat meer dan een miljoen VS soldaten de Ierse luchthaven Shannon als tussenstation konden gebruiken om naar Irak te gaan. Dit is in overtreding van de internationale wet op de neutraliteit (Den Haag Conventie 1907). Tegelijkertijd weigert onze regering CIA vliegtuigen op te sporen die op weg zijn naar illegale gevangenissen (bijv. in Polen, Roemenië, Egypte) om gevangenen naar deze illegale foltercentra te brengen.
Ierse troepen kunnen dus bijvoorbeeld deelnemen aan een EU- interventie onder leiding van Frankrijk in Tsjaad, zogezegd om vluchtelingen te beschermen. Terwijl dit een missie is die door de VN is goedgekeurd geeft Frankrijk, als voormalige koloniale macht, steun aan het dictatoriaal regime in Tsjaad dat verkiezingsuitslagen fraudeert en kindsoldaten inzet. Wat voor ons telt is het welzijn van de gewone mensen. Onder de officiële humanitaire bezorgdheid ligt echter de Franse wil verscholen om de westerse invloed uit te breiden over de olie en het uranium van het gebied. In de ogen van de lokale bevolking zijn Ierse troepen moeilijk te onderscheiden van Franse, die door een groot deel van Afrika worden gehaat omwille van de gewelddadige koloniale geschiedenis. Het Lissabon Verdrag zet de poort open voor onze deelname aan dergelijke controversiële militaire activiteit van de Unie, want de militair sterke staten in de EU zijn voormalige koloniale machten. Indien we de traditie van de Ierse neutraliteit hoog willen en houden en onze troepen niet naar oorlogen willen sturen met neokoloniale bedoelingen, dan moeten we dit verdrag verwerpen.
De Europese elite is gewoonweg bang van de eigen bevolking. Bang dat de basislijnen van de huidige Europese constructie zouden in vraag worden gesteld. In synthese gaat het om de neoliberale aard van de grondwet, het gebrek aan democratische controle, en de uitbouw van een militaire macht op termijn.
Dit waren ook de hoofdlijnen van de nee-campagne in Ierland. En wat blijkt? Een meerderheid van diegenen die de moeite hebben genomen om te gaan stemmen heeft deze ‘verklede grondwet’ verworpen. Wat staat er nu te gebeuren?
De Franse president Sarkozy en de Duitse kanselier Merkel hadden voordien al verkondigd dat het ratificatieproces in de andere landen gewoon door moet gaan. Gordon Brown had gezegd zijn programma rond de ratificatie niet door Ierland in de war te willen laten sturen. Dat was ook de eerste commentaar bij onze premier Yves Leterme en bij minister De Gucht.
Intussen zijn we al enige tijd verder en komen nieuwe onweerswolken opzetten. Groot-Brittannië wil afwachten wat het gerechtshof beslist rond de klacht van een burger dat de Britse houding tegenover dit Verdrag niet kan worden bepaald zonder referendum. De Tsjechische regering lijkt sterk te aarzelen en kon de eindtekst van de Europese top eventjes afzwakken. Er staat niet langer een duidelijke oproep in dat de andere landen moeten doorgaan met het ratificatieproces maar een en ander wordt eerder in een beschrijvende toon gesteld. Het Tsjechisch constitutioneel hof zal nu eerst nagaan of het Verdrag compatibel is met de eigen grondwet, alvorens het parlement te vragen dit Verdrag goed te keuren.
Een ander probleem is de organisatie van de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2009. Welke zetelverdeling per land zal worden gevolgd? Die van Nice of de (licht) afwijkende verdeling van het Verdrag van Lissabon?
Met andere woorden, er zitten een paar kinken in de kabel, maar het waarschijnlijk vervolg op dit Iers referendum zal toch een kopie zijn van wat in 2001 is gebeurd. Ook toen werd een Europees Verdrag (dat van Nice) door de Ieren verworpen, maar op de top in het Zweedse Göteborg deed iedereen of ze nog nooit van een Iers referendum hadden gehoord. De Ieren werden toen gewoon aangemaand van het nog maar ’s opnieuw te doen. Misschien geeft men nu op korte termijn een opting-out-clausule over een of ander detail aan de Ieren, en gaat men binnen een jaar naar een nieuw referendum in Dublin?
Het zal wellicht teveel democratische ingesteldheid gevraagd zijn van onze elites om echt naar de burgers te ‘luisteren’? Voor de derde keer wordt dit concept door volksraadplegingen geweigerd. De afwijzing van de EU-grondwet door de Franse en Nederlandse bevolking, de afwijzing van de opvolger van de grondwet door de Ierse bevolking hebben wel echt iets van doen met de drie grondkritieken van de nee-campagnes. Misschien zouden de teksten kunnen worden aangepast: minder neoliberalisme, minder concurrentie, meer samenwerking en solidariteit, betere sociale bescherming, meer transparantie, een echt Europees parlement, een Europese defensie die het grondgebied wil verdedigen maar niet een interventiemacht wil uitbouwen om overal de vrede met geweld te gaan opleggen.
En nu maar dure experten inhuren om na te gaan vanwaar de kloof tussen de burger en professioneel-politieke klasse vandaag komt.
(Uitpers, nr 100, 9de jg., juli-augustus 2008)