In tegenstelling tot de in gangbare Europese en Amerikaanse politieke en media-kringen gedane beweringen is het sinds februari 2003 opnieuw opgelaaide conflict in Darfoer tussen gewapende verzetsgroepen enerzijds en het Soedanese regeringsleger en de door de regering gesteunde Arabische Janjaweed-milities anderszijds waarbij sprake is van zeer ernstige mensenrechtenschendingen tegenover de burgerbevolking, in tegenstelling tot de situatie in Zuid-Soedan, niet geworteld in religieuze, maar in ethno-economische oorzaken.
A Algemene achtergronden:
Sinds de onafhankelijkheid in 1954 woedt in Soedan een burgeroorlog tussen het islamitische Noorden en het grotendeels christelijke Zuiden met uitzondering van een korte vredesperiode van 1972-1973, waarbij aan de ene kant reguliere [islamitische] regeringstroepen samen met paramilitairen [PDF] en informele milities [muraleen] vechten tegen het grotendeels christelijke Soedanese Volksbevrijdingsleger [SPLA], doorgaans gesteund door ongeregelde Zuid-Soedanese troepen, die elkaar echter eveneens onderling bestrijden.
In dit conflict, dat tot op heden in Zuid-Soedan wordt gecontinueerd en een sterke religieuze component heeft behouden, maken zowel regeringstroepen en milities enerzijds als christelijke en animistische verzetsorganisaties anderszijds zich op grote schaal schuldig aan ernstige mensenrechtenschendingen zoals het massaal verdrijven, willekeurig doden, verkrachten en ontvoeren van de burgerbevolking, hetgeen in de loop der jaren honderdduizenden slachtoffers heeft geëist.
Hoewel het getuigt van een veelal in westerse media opgeld doende ongenuanceerde politieke analyse, de religieuze strijd tussen Noord en Zuid samen te laten vallen langs lijnen van etniciteit, aangezien van de Soedanese bevolking, die voor 39 procent uit Arabieren bestaat en voor 61 procent uit zwarte Afrikanen, voor meer dan 70 procent moslim is, is een complicerende factor in dezen wel degelijk het feit, dat sinds de onafhankelijkheid de centrale regeringen voornamelijk werden geleid door mensen van Arabische afkomst, hetgeen een etnische component in dezen heeft versterkt.
Een tweede factor, die tot versterking van het conflict heeft geleid is een economische, namelijk de aanwezigheid van grote voorraden olie. Als gevolg hiervan maakten de aldaar aanwezige oliemaatschappijen bij hun beveiliging veelal gebruik van reguliere regeringstroepen, die zich schuldig maakten aan het verdrijven en willekeurig doden van burgers in de oliewinningsgebieden.
B Conflict Darfoer:
Zoals reeds opgemerkt spelen in Darfoer, het Westelijke gebied van Soedan, niet zozeer religieuze oorzaken een rol bij het huidige conflict, aangezien praktisch de gehele bevolking in Darfoer islamitisch is, maar veeleer etno-economische oorzaken.
1 Achtergronden:
Hoewel het huidige Darfoer-conflict is uitgegroeid tot een militaire confrontatie tussen de regeringstroepen van de Arabisch-geörienteerde regering en de Arabische Jan-janweedmilities enerzijds en de zwarte burgerbevolking en zwarte verzetsorganisaties anderszijds is het van belang te vermelden, dat in Darfoer generaties lang voor het oplaaien van het conflict leefgemeenschappen van Afrikaanse en Arabische oorsprong vreedzaam naast elkaar hebben samengeleefd.
Het conflict had echter zijn basis in de droogte-periode in het begin van de tachtiger jaren, toen grote groepen uit het Zuiden afkomstige Arabische nomadengroepen naar Darfoer trokken en niet alleen door hun verschillende economische leefwijze als nomaden in conflict raakten met de in deze streek levende voornamelijk Afrikaanse boeren, maar zich tevens hun grond wilden toeëigenen.
In de negentiger jaren escaleerde het conflict verder, toen bij aanvallen van een nieuwe instroom van Arabische nomaden vele honderden burgers werden gedood, huizen platgebrand en het vee geroofd van vooral de Fur, Zaghawa en Massalit [de voornaamste zwarte leefgemeenschappen in Darfoer]. De in 1989 via een militaire staatsgreep aan de macht gekomen huidige Soedanese regering versterkte de verdeeldheid nog door een politiek van ”Arabiserings” beleid te voeren waarbij de Arabische nomaden niet alleen een politieke voorkeursbehandeling genoten, hetgeen de etnische verdeeldheid nog verder aanwakkerde, maar de regering tevens uit deze nomadengroepen milities rekruteerde met als doel om de orde in het gebied te herstellen.
Hierbij maakten deze milities waaruit o.a. de Janjaweed-milities zijn voortgekomen, zich schuldig aan ernstige mensenrechtenschendingen cq oorlogsmisdaden tegen de zwarte burgerbevolking.
Als reactie hierop kwamen twee uit de zwarte burgerbevolking geformeerde verzetsorganisaties op. de SPA en de JEM.
2 Landelijk vredesakkoord:
In diezelfde periode werd er onder toenemende internationale druk in september 2002 een vredesakkoord gesloten tussen de Soedanese regering en de reeds jarenlang [sinds 1954] bestaande verzetsorganisatie SPLA waarvan de naleving echter van korte duur was, aangezien met name de regeringsgezinde milities echter dorpen aanvielen en talloze burgers vermoordden in met name olierijke gebieden.
3 Darfoer:
Ook in Darfoer intensiveerde zich het conflict vanaf februari 2003, toen de verzetsorganisaties, de SPA en de JEM, regeringstroepen en de door hen geformeerde milities aanvielen. Als reactie hierop beantwoordden de regeringstroepen en milities de aanval, die echter niet zozeer tegen de verzetsorganisaties gericht was als tegen de zwarte burgerbevolking, waarbij er sprake was van zeer ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden.
Zo bombardeerden regeringsvliegtuigen talloze dorpen en maakten de aan de regering gelieerde Arabische Janjaweed-milities zich schuldig aan ernstige oorlogsmisdaden als martelen, verkrachten, het plegen van genocide en verdrijven van leden van de zwarte burgerbevolking, waarbij respectievelijk meer dan tienduizend mensen werden gedood en meer dan een miljoen werden verdreven of op de vlucht sloegen naar het buurland Tsjaad.
Tevens werden journalisten, leden van hulporganisaties geïntimideerd en bedreigd en werden hulpgoederen en medicijnen voor de zwarte burgerbevolking tegengehouden. Eveneens moet hierbij vermeld worden, dat niet alleen de regeringstroepen en Arabische milities, maar eveneens de zwarte verzetsorganisaties SPA en JEM zich schuldig maakten aan oorlogsmisdaden zoals willekeurig doden, marteling en verkrachting van de burgerbevolking.
C Internationale kritiek:
1 VN-Veiligheidsraadsresolutie:
Uiteraard leidde dit stuitende regerings- en legeroptreden tot grote internationale kritiek van zowel Europese, Amerikaanse, Afrikaanse als Arabische politici, hetgeen uiteindelijk leidde tot de aanname van een VN-Veiligheidsraadsresolutie dd 30-7, die van de Soedanese regering de ontmanteling binnen een maand eiste van de Janjanweed-milities, waarna bij niet-naleving hiervan economische sancties het gevolg zouden zijn.
2 Conferentie Arabische Liga:
Enkele weken later vond de conferentie van de Arabische Liga plaats, waarbij zowel de humanitaire situatie in Darfoer werd besproken als de door de VN-Veiligheidsraad aangenomen resolutie betreffende de situatie in Darfoer. Hoewel hierbij weliswaar sprake was van een duidelijke veroordeling van de in Darfoer plaatsvindende mensenrechtenschendingen cq oorlogsmisdaden [hetgeen de Arabische Liga reeds eerder in een verklaring had gesteld] werd het nemen van economische sancties tegen Soedan alsook militaire interventie werd afgekeurd, terwijl bij de slotverklaring tevens sprake was van een impliciete verdediging van de Soedanese regering, die volgens het standpunt van de Arabische Liga meer tijd gegeven moest worden tot ontmanteling van de Janjaweed-milities.
Economische sancties en militaire interventie:
Ik kan mij overigens geheel vinden in het eerste argument van de Arabische Liga, dat economische sancties niet te dienen worden toegepast, aangezien deze ten koste gaan van de sociaal reeds buitengewoon verzwakte groepen in Soedan, met name gezien de dreigende en in sommige gedeelten reeds uitgebroken hongersnood in Soedan.
Daarenboven hebben de in het recente verleden toegepaste VN-sancties tegen Irak, die o.a. hebben geleid tot de dood van meer dan 1 miljoen Iraakse kinderen, geleerd, dat economische sancties tegen welk land ook mi vanuit sociaal-humanitair oogpunt ten enenmale onacceptabel zijn.
Eveneens ben ik het eens met het tweede door de Liga naar voren gebrachte argument tegen militaire interventie, hetgeen nog los van het schenden van het soevereiniteitsprincipe voornamelijk leidt tot een nog grotere humanitaire rampo zoals een groot aantal burgerslachtoffers en een nog veel grotere vluchtelingenstroom.
Het derde argument van de Liga echter, dat erop gericht is de Soedanese regering extra tijd te geven voor het ontwapenen van de Janjaweed-milities snijdt mijns inziens niet alleen geen hout, maar getuigt tevens van een groot gebrek aan humaniteit tav de burgerbevolking in Darfur. Uit een aantal rapporten van mensenrechten en hulporganisaties is gebleken, dat de Soedanese regering niet alleen geen enkele of zeer te verwaarlozen pogingen heeft ondernomen, deze Janjaweed-milities te ontmantelen, maar dat dit uitstel erin heeft geresulteerd, dat de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in onverminderde mate zijn gecontuinueerd.
Het verdient dan ook aanbeveling, dat de Arabische Liga in dezen niet alleen een veroordeling over de gepleegde mensenrechtenschendingen uitspreekt, maar daarenboven ieder vreedzaam initiatief ter bescherming van de zwarte burgerbevolking in Darfoer daadwerkelijk ondersteunt.
3 VN-Veiligheidsraadsresolutie:
Eveneens heb ik kritiek op de door de Veiligheidsraad dd 30-7 aangenomen resolutie ten aanzien van Darfoer. Niet alleen wordt hierin een pleidooi gehouden voor economische sancties, die in dezen ten koste gaan van de reeds zeer verarmde Soedanese burgerbevolking, daarenboven getuigt het feit, dat de Soedanese regering, die aantoonbaar verantwoordelijk is voor steunverlening aan de Janjanweed-milities, een maand de gelegenheid krijgt deze milities te ontmantelen van het nemen van een onverantwoord risico met de mensenrechten van de zwarte burgerbevolking in Darfoer.
VN-Vredesmacht:
Het is dan ook van het grootste belang, dat het initiatief van de Rwandese regering, die reeds 150 militairen naar Darfur heeft gestuurd ter bescherming van de burgerbevolking ten volle dient te worden ondersteund door de VN-Veiligheidsraad, die ervoor zorg dient te dragen dat er zo snel mogelijk een goed toegeruste VN-vredesmacht naar Darfoer gestuurd wordt om de burgerbevolking tegen verdere aanvallen van regeringstroepen en/of de Janjaweed-milities te beschermen.
Bij ontbreken van een dergelijk initiatief is de VN zowel politiek als moreel medeverantwoordelijk voor de in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden.
(Uitpers, nr. 56, 6de jg., september 2004)