Crisis tussen België en Congo! Crisis? Natuurlijk zit er een haar in de boter maar wanneer zijn de voorbije bijna vijftig jaar, sinds de onafhankelijkheid, de relaties tussen België en zijn vroegere kolonie ooit vlot en soepel verlopen?
Vlak nà die onafhankelijkheid toen België para’s stuurde en de regering-Lumumba de diplomatieke betrekkingen verbrak? In januari 1961 toen België diegenen die Lumumba wilden vermoorden geen strobreed in de weg legde? Ten tijde van de Katangese secessie toen België ostentatief Tshombe steunde tegen het centrale gezag in Leopoldstad in? Enkele jaren later wanneer Tshombe, als premier van het hele land, het vliegtuig terug naar Leo neemt en glunderend een aktetas laat zien waarin de oplossing voor de contentieux opgeborgen zit? In 1964 toen België para’s stuurde naar Stanleystad? In 1967 toen Mobutu de koperbelangen van de Union Minière nationaliseerde? In 1973 toen Mobutu alle buitenlandse ondernemingen zaïriseerde? In 1978 toen België para’s stuurde naar Kolwezi? In 1985 toen eerste minister Martens tegen beter weten in zijn liefde voor het land, zijn bevolking én zijn leiders bezong? In 1988 toen Mobutu Martens kapittelde omdat hij met een ondermaats voorstel voor schuldkwijtschelding op de proppen kwam? In 1990 toen België een internationaal onderzoek eiste naar het bloedbad op de campus van Lubumbashi? In 1991 toen België para’s stuurde naar Kinshasa? In 1993 toen België para’s stuurde naar Kinshasa? In 1993 toen de regering Mobutu niet uitnodigde op de begrafenis van Boudewijn of die dag dat koning Albert de hand van president Laurent Kabila, op bezoek in België, niet wou drukken?
Conclusie : het pad tussen België en Congo is bezaaid met doornen en wie het bewandelt, bezeert zich, dat is de regel. We hoeven ons dus niet zoveel kopzorgen te maken als een Congolees president, in casu Joseph Kabila, zich boos maakt op een Belgisch politicus. Dit voorjaar was Minister van Buitenlandse Zaken De Gucht kop van Jut en niet voor de eerste keer, dat is schering en inslag.
Toch mogen we de huidige crisis niet te makkelijk van de hand doen als de zoveelste opflakkering van een never ending story. Sinds de grote schuldencrisis van 1988 is de aard van de onderlinge betrekkingen grondig veranderd. Daarvoor hadden bij alle crisissen Belgische bewindvoerders de neiging om Mobutu te paaien omdat België in Zaïre zulke grote economische belangen op het spel had staan. Maar eind van de jaren tachtig drong het eindelijk tot ze door dat ze zich niet langer gegijzeld hoefden te voelen door zijn dreigementen. Voor het eerst beseften ze dat het Belgische imperium in Zaïre een reus op lemen voeten was.
Twintig jaar later stelt België nauwelijks nog wat voor in Congo. Voor Brussels Airways met zijn dagelijkse vluchten is Kinshasa een belangrijke landingsplaats, de industriële diamanten vinden meestal hun weg naar Antwerpen, Forrest is bedrijvig in de Katangese mijnbouw en aanverwante sectoren en er zijn wat kleinere ondernemers werkzaam in de koffie- en de voedingsindustrie, eigenaar van een warenhuis of een plantage. Niets om euforisch over te doen. De glorietijden van de Union Minière en de Compagnie Maritime Belge, Forminière, Kilo Moto en de Belgolaise liggen al decennia achter de rug. De restanten van wat de Société Générale indertijd groot gemaakt heeft, vormen nu een miniem onderdeel van het consortium, dat uit de fusie tussen Suez en Gaz de France voortgesproten is.
Het primaat van de politiek
Die veranderde verhouding heeft haar weerslag op de politiek gehad. Sinds 1988 kan België t.a.v. Congo een beleid voeren dat zich los gemaakt heeft van de economische banden waaraan het jaren vastzat. Het heeft m.a.w. komaf gemaakt van zijn neokoloniale aanpak. Dat was het duidelijkst te bekennen in de periode dat de Vlaamse socialisten het federale buitenlanddomein claimden, met achtereenvolgens Claes, Vandenbroucke en Derycke op die ministerpost. Ook de groene Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Boutmans, sloot zich bij de nieuwe overtuiging aan: geen staatsleningen aan een corrupt regime, geen gebonden ontwikkelingshulp, de Congolezen moeten hun eigen boontjes doppen. Liberale ministers hadden het soms wat moeilijker om de oude gewaden af te leggen, getuige daarvan het verzet van Louis Michel tegen Boutmans’ actieplan. Ook de aanstelling van Pierre Chevalier, (ex-) mandaathouder binnen de Forrest-groep, als Belgisch gezant voor opdrachten binnen de OESO en de VN, was De Gucht zijn beste ingeving niet en liet twijfel rijzen over zijn onbevangenheid. Maar aan de andere kant, wie in de academische wereld, ngo-kringen of de media stelt dan eindelijk eens de wederzijdse bevruchting van liberale politieke en zakenbelangen te boek i.p.v. ze af en toe als wild gerucht de wereld in te sturen?
Aan de late afloop van de schuldencrisis – die mijlpaal in de geschiedenis van de Belgisch-Congolese betrekkingen – doet de huidige rel denken. Als alle plooien weer gladgestreken zijn en Mobutu zelfs het einde van de eenpartijstaat aangekondigd heeft, richt zijn presidentiële wacht in mei 1990 op de universiteit van Lubumbashi een bloedbad aan. België vraagt uitleg en een internationaal onderzoek, bevriest een staatslening en schort de bijeenkomst van de gezamenlijke commissie op. Mobutu wacht een maand voor hij zijn boosheid toont, sluit enkele Belgische consulaten en zegt elke officiële vorm van ontwikkelingssamenwerking op. De regering-Martens interpreteert dat ruim en roept niet alleen de 435 officiële coöperanten van ABOS en 80 militairen terug maar ook 250 vrijwilligers die voor ngo’s werken. Het zal tien jaar duren voor er opnieuw sprake is van rechtstreekse, bilaterale samenwerking. Een jaar of drie voor de hervatting is Mobutu met de staart tussen de benen zijn land uitgevlucht, zijn regime en hijzelf dood en begraven. Mobutu heeft duidelijk zijn hand overspeeld.
Ook Joseph Kabila heeft na zijn bitsige ontmoeting met De Gucht, waarin die hem op de corruptie in zijn land wijst, een maand gewacht voor hij sancties treft. De sluiting van twee Belgische consulaten, in Bukavu en Lubumbashi, maken deel uit van het pakket. In eerste instantie wou hij de zaak blauw blauw laten, want welke waarschuwing geeft hij in Le Soir? “Ce que je refuse, c’est qu’une sorte de tutelle continue à s’exercer sur nous… Il n’y a pas d’incident … C’est la dernière fois que j’ai accepté de recevoir une délégation porteuse d’un tel message. La prochaine fois, il y aura certainement un incident“. Kabila ontsteekt dus niet in woede maar gaat berekend te werk. Zijn doel: België uitdagen, verdeeldheid zaaien in de Belgische politieke wereld, mensen als de Flahauts en Armand de Deckers van deze wereld aan zijn kant krijgen, op termijn gunsten binnenhalen en zéker de aandacht van de inhoud van de gewraakte boodschap – de corruptie in Congo – afleiden. De aanleiding, het gesprek met De Gucht, is m.a.w. een voorwendsel.
Joseph Kabila’s gewiekste voorganger, Mobutu, van wie hij nog meer kunstgrepen overgenomen heeft, zou het niet beter gedaan hebben, inclusief de verwijzing naar het koloniale verleden om de Belgen te sarren, “L’essentiel, c’est que la Belgique doit se décider à propos du type de relations qu’elle souhaite entretenir avec la République Démocratique du Congo. Soit de bonnes, de très bonnes relations de partenariat adulte avec un Etat souverain et indépendant, soit de relations de maître à esclave “. De meester-slaaf relatie! Met de uitspraak, die Kabila daar uit zijn hoge hoed tovert, waarmee hij België degradeert tot een natie, die nog volop zijn koloniale erfenis koestert, betovert hij zelfs de Di Rupo’s en de José Happarts van deze wereld. Is Kabila overigens vergeten hoe hij, op bezoek in België, tijdens een toespraak in de senaat de lof van Leopold II gezongen heeft?
Als Kabila in juli op bezoek is in Frankrijk en premier Leterme net op dat ogenblik de koning zijn ontslag aanbiedt, laat hij weten het wenselijk te achten dat De Gucht op Buitenlandse Zaken vervangen zou worden. Als Leterme Kabila probeert te bellen, is hij zogezegd onbereikbaar in de buurt van Bukavu. Een lachertje toch in een land waar je tegenwoordig hetzij met de mobiele télécel of de thuraya satelliettelefoon iedereen op onverschillig welk uur van de dag kunt bereiken. Als Senaatsvoorzitter Armand de Decker en Kamervoorzitter Herman van Rompuy in Kananga het officiële defilé bijwonen ter gelegenheid van de 48e verjaardag van Congo’s onafhankelijkheid, dan zitten ze daar onder een spandoek met als opschrift Visionnaires Patriotes Kasaïens soutien J. Kabila et dit non à l’intoxication de Karel De Gucht (sic). Dat heet olie op het vuur gieten in de beste Mobutu-traditie !
Overspeelt Kabila zijn hand? Dat is niet zeker. Door de miljardencontracten met China, koper- en kobaltleveringen in ruil voor investeringen in de mijnbouw en infrastructuurwerken, heeft hij een geweldige troefkaart in zijn mouw zitten. In vergelijking is het ontwikkelingsgeld, dat België uittrekt, 150 à 200 miljoen, kruimels. Mikken op Frankrijk om België binnen Europa stokken in de wielen te steken, is een minder geslaagde zet. In Le Monde en Libération of op France Inter was er in juli over Kabila’s verblijf in Parijs geen woord te lezen of te horen. Van interesse gesproken.
De rol van de internationale gemeenschap
We doen er best aan om de huidige crisis tussen België en Congo in het licht van de gewijzigde internationale verhoudingen te analyseren. Na het kolonialisme, het post- en neokolonialisme en de periode van niet-inmenging, die daarop als reactie gevolgd is, zijn we in een tijdvak aanbeland dat de internationale gemeenschap weer ingrijpt.
Dat er voor haar hoe dan ook een taak weggelegd is bij de bestraffing van grove misdaden, daarvan zijn de internationale tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda en het Internationale Strafhof in Den Haag exponenten. De arrestatie van de Congolese oppositieleider Bemba, voor wat zijn rebellen in de Centraal-Afrikaanse Republiek uitgespookt hebben, en zijn transfer naar het Strafhof, de identieke behandeling die de Serviër Karadzic te beurt gevallen is voor de misdaden die hij in Bosnië begaan heeft en het aanhoudingsbevel dat de Soedanese president Al Bachir vanwege zijn optreden in Darfur boven het hoofd hangt, zijn recente voorbeelden van hoe de internationale gemeenschap bepaalde zaken niet langer tolereert.
De internationale voogdij over Kosovo tot die provincie haar onafhankelijkheid uitriep, is op haar manier ook een illustratie van dat nieuwe denken. Zelfs de Navo-bombardementen op Servië en de discussie over een VN-resolutie voorafgaand aan de Amerikaanse inval van Irak maken deel uit van het moeizame debat over de terreinen waarop de internationale gemeenschap zich kan laten gelden en de methodes waarmee. De praktijken zijn soms betwistbaar, niet altijd even afgewogen en verantwoord, en de theorie is nog niet gevormd maar er is vast en zeker een evolutie waarneembaar in het denken over interventierecht en -plicht. Het hoeft natuurlijk niet zo ver te gaan als de Franse Minister Zonder Grenzen Kouchner zou willen, die van zowat alle crisissen ter wereld gebruik maakt om het vale blazoen van Frankrijks teloorgegane internationale prestige op te poetsen.
Neem opnieuw Congo als voorbeeld. Tussen 2003 en 2006, tijdens de overgang naar de verkiezingen, maakt het toezicht van de internationale gemeenschap op de gang van zaken er inherent deel uit van de vredesovereenkomst. Het CIAT, Comité international d’Accompagnement de la Transition, waarvan België lid is, maakt mee het onmogelijke waar: verkiezingen garanderen, die een einde maken aan een jarenlange, verscheurende oorlog En of het CIAT zich moet moeien! Ambassadeur Swinnen herinnert het zich ongetwijfeld zijn hele leven lang hoe hij in augustus 2006 alle zeilen bij moet zetten om Kabila over te halen zijn presidentiële wacht op te laten houden met de beschieting van de residentie van zijn tegenkandidaat, Bemba, die net te horen gekregen heeft dat hij geplaatst is voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Tijdens het vuurgevecht houdt zich het puik van de diplomaten op post in Kinshasa in Bemba’s woning schuil. De telefoon met Kabila, premier Verhofstadt en De Gucht werkt die dag gelukkig uitstekend.
De Gucht is met zijn uitspraken op die ingeslagen weg voortgegaan door al wat een succesvol vervolg op de verkiezingen in gevaar brengt, zoals allesomvattende corruptie, fel en herhaaldelijk aan te klagen bij wie er verantwoordelijk is, met name het hoogste verkozen politieke orgaan van het land.
Laten we tot slot niet vergeten dat het de VN zijn, die in de loop van de oorlog en de overgang experts aan het werk gezet hebben, die gedetailleerde rapporten over de plundering, door buitenlanders én de Congolese machthebbers, van Congo’s rijkdommen neergepend hebben. Dat de internationale gemeenschap corrupte praktijken in Congo openlijk te kijk zet, dateert niet van vandaag.
De Guchts Grote Gelijk
De Gucht verwijst zelf naar een artikel in De Standaard, dat een rapport van de Wereldbank citeert, “Elk niveau van de Congolese politiek en de overheidsdepartementen is doordrongen van de wijdverspreide corruptie“. In het artikel geeft De Standaard een concreet voorbeeld. Hoe Congolese functionarissen Belgen in Kinshasa benaderden om het contract, dat de Wereldbank gesloten heeft met de Frans-Spaanse groep Progosa voor het bestuur van het overheidsbedrijf Onatra, Office Nationale des Transports, af te snoepen, op voorwaarde dat ze de présidence onder tafel een half miljoen $ toeschuiven.
De geldhonger van de elite in Congo, de president aan het hoofd, is zo groot dat ze bestaande mijnconcessies, waarvan geen enkele Congolees, op enkelingen aan de top na, beter geworden zijn, opnieuw verpachten aan meerbiedende Chinezen. Journaliste Colette Braeckman, in een felle polemiek met De Gucht verwikkeld, van wie ze de houding onaanvaardbaar en respectloos vindt, neemt in Le Monde Diplomatique van juli geen blad voor de mond. Heeft de Wereldbank berekend dat door de gestegen grondstoffenprijzen de Congolese mijnsector de overheidsbegroting met tweehonderd miljoen $ zou spijzen, dan is het in de praktijk bij 27 gebleven. Het gat is te wijten aan belastingvrijstellingen, schrijft Braeckman, fraude én corruptie.
Le mal zaïrois, zoals de kwaal onder Mobutu heette, zit overal. Begin mei stelt het parket van Brussel de Nationale Bank van Congo in verdenking wegens witwaspraktijken ten nadele van een Congolese mijnonderneming. Vacature citeert eind juni in een reportage over corruptie in Congo een Belgisch ondernemer in Kinshasa : “Dit land is een schip op drift, zonder kapitein… In vergelijking met wat het huidige regime scheefslaat, was Mobutu een echte koorknaap”.
In die omstandigheden De Gucht bekritiseren over toon en stijl, moment en plaats lijkt me van de pot gerukt. Dat is de discussie terugbrengen tot elementen van secundair belang, waarbij god betere het sommigen alweer de communautaire trom roeren i.p.v. door te gaan op het corruptieverhaal en de houding die je daartegenover aanneemt.
Zo heeft Zweden bv. vanwege de corruptie zijn ontwikkelingssamenwerking met Nicaragua opgezegd. Officieel is er geen reden opgegeven maar in Managua hebben ze de boodschap goed begrepen. Honduras heeft van Zweden van hetzelfde laken een pak gekregen. Zou het alvast niet nuttiger zijn om het Zweedse model te bestuderen en de discussie niet te vernauwen tot Belgische politique politicienne?
Een ander punt: mag er echt niemand Kabila zijn aansprakelijkheid onder de neus te wrijven voor het bandeloze gedrag van zijn leger in Oost-Congo, dat er even goed als de geschandvlekte renegaat Nkunda de gewone mannen en vrouwen op een schandalige manier behandelt? De misdaden en het wanbeleid in Congo zijn veel te weinig in de verf gezet. Moeten we binnenkort nogmaals de berekening maken, zoals na de stopzetting van de ontwikkelingssamenwerking in 1990, dat België op dertig jaar 360 miljard frank (9 miljard €) in Congo gestopt heeft en dat alleen de kliek rond de president en enkele grote bedrijven daarvan geprofiteerd hebben?
Het maatschappelijke debat
Het was mooi om te zien wie er in die late meidagen in zijn pen kroop en welke argumenten hij of zij gebruikte. Hoe De Gucht bijval kreeg vanuit uiteenlopende hoeken, van Leterme, maar niet van zijn partij CD&V, hoofdredacteur Peter Vandermeersch van De Standaard en zijn buitenlandredacteur Mia Doornaert, gewezen VRT-journalist Walter Zinzen en Amnesty-voorzitter, Eva Brems.
Interessant ook met welke argumenten Brems’ voorganger, de Antwerpse hoogleraar internationaal recht, Koen de Feyter, De Gucht afvalt : “Het inroepen van rechten en plichten van de Belgische staat ten aanzien van de Congolese staat is onjuist en onnodig… dat recht of die plicht komt toe aan de VN-veiligheidsraad, die zich boven de soevereiniteit van Congo kan stellen“. Dat is een naar mijn smaak wat te formeel bezwaar want tenslotte staat de raad bekend voor zijn besluiteloosheid en is hij onderhevig aan geopolitieke spelletjes. Die leiden, met China als hoofdrolspeler op het Congolese schouwtoneel, ongetwijfeld opnieuw, zoals rond de aanpak van de kwestie-Darfur, tot onmondigheid. Maar het argument voedt de discussie over buitenlands beleid en dat gebeurt in België veel te weinig. In elk geval is het steekhoudender dan de kritiek van Europees commissaris Louis Michel, die al lang vergeten is hoe hij het buitenlandbeleid ethischer wou maken door in het Oostenrijk van Jörg Haider zijn ski’s niet aan te binden. Dat soort opportunisten wil De Feyter beslist niet aan zijn zij.
Wanneer een debat op niveau en in welk forum? In het parlement, zo gauw de dames en heren Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst hebben en zich met zinnige dingen bezig houden?
(Uitpers, nr 101, 10de jg., september 2008)