In Nederland en België staat ontwikkelingssamenwerking hoog in het vaandel. Regeringsleiders spreken met trots over de omvang van de ontwikkelingshulp. En vele grote en kleine organisaties en individuen ondernemen activiteiten in of voor ontwikkelingslanden.
Dat enthousiasme verdoezelt dat wij, die goede gevers, in feite nemers zijn. Er wordt door de Belgen en de Nederlanders veel meer uit de ontwikkelingslanden gehaald dan gebracht. Het is tijd te stoppen met al die liefdadigheid, en voorrang te geven aan de aanpak van de structurele oorzaken van al die armoede, ongelijkheid en ecocide. We moeten vragen durven stellen over onze materiële welvaart. Is dat erg? Zijn wij nu gelukkiger dan in 1979?
Ontwikkelingssamenwerking in de lift
1 Ontwikkelingssamenwerking staat in Nederland en België hoog in het vaandel. Dat wordt weerspiegeld door de trots waarmee regeringsleiders en regeerakkoorden opgeven van de omvang van de hiervoor bestemde financiële middelen. Nog meer misschien door de vele grote en kleine organisaties en individuen die activiteiten in of voor ontwikkelingslanden ondernemen. Er is een wederopleving van lokale initiatieven waarin Belgen en Nederlanders hun betrokkenheid met de armen in ontwikkelingslanden tot uitdrukking brengen. Het lijken de jaren zestig en zeventig wel. De regeringen van onze landen en ook sommige niet-gouvernementele organisaties spelen daar op in. Steeds duiken er nieuwe hypes op, momenteel liggen als nummer één waarschijnlijk de microkredieten. Grote tevredenheid alom. En de veronderstelling is dat het helpt.
Helpt ‘t?
2 Moeten wij ons daarover verheugen? Helpt het? Of werkt het juist averechts? Wij, al jaren actief betrokken in de bewegingen van solidariteit met de mensen in ontwikkelingslanden, erkennen het hoopgevende in al die initiatieven en activiteiten. Steeds weer blijkt dat velen, jong èn oud, zich aangesproken voelen door wat er gaande is in de wereld.Natuurlijk, het moet gezegd, velen in ontwikkelingslanden worden geholpen met al die hulp. Want menig schooltje wordt gebouwd, menig kind gevoed, menig marktvrouw met een kredietje op gang geholpen. En toch zijn wij er niet blij mee, en wel om verschillende reden.
3 Een deel van de redenen ligt in de concrete situatie waarin de grote massa van armen verkeert. Er zijn inderdaad positieve ontwikkelingen te noteren, bijvoorbeeld de stijging van de levensverwachting en de toename van het alfabetisme. Daar staat helaas heel wat tegenover. Nog steeds verblijven miljarden mensen in extreme armoede. De inkomensongelijkheid wordt alsmaar groter, reden waarom de VN spreekt van de champagne glass world economy. Die groeiende ongelijkheid is angstwekkend, ook wanneer zoals de Wereldbank stelt de extreme armoede vermindert. Zij bedreigt de stabiliteit in de wereld. Velen in ontwikkelingslanden zijn gedoemd hun hand op te houden en te hopen een graantje van wat ontwikkelingshulp wordt genoemd mee te pikken. De strijd om die graantjes kan minder prettige gedaantes aannemen en versterkt eerder een cultuur van afhankelijkheid dan dat eigen verantwoordelijkheid en initiatief gestimuleerd worden.
4 Op ecologisch gebied worden de perspectieven steeds slechter: de biodiversiteit neemt al decennia lang gestaag af, de mondiale voetafdruk overschrijdt al jaren de norm van duurzaamheid, en de opwarming van de aarde gaat voorlopig alleen maar door. Vooral de grote massa van armen in de ontwikkelingslanden wordt direct geconfronteerd met de gevolgen van deze ecologische achteruitgangen.
5 Het gaat niet alleen om armoede en ecocide. Het gaat ook om duurzame uitsluiting. De meesten van die getroffenen raken of zijn gemarginaliseerd. De werkloosheid is op wereldniveau onaanvaardbaar hoog; en de concentratie van economische macht in een kleine groep van transnationale ondernemingen neemt alsmaar toe. Die marginalisering raakt niet alleen de armen, ook hun regeringen. Wat kan de regering van een land als Mali inbrengen tegen de aanwendingsmacht van een enkele transnationale onderneming, zeker nu transnationals op allerlei manieren hun directe verbindingen hebben met de regeringen van de economisch machtige landen en met de supranationale organen. Slechts de regeringen van enkele grote ontwikkelingslanden kunnen zich met enig succes te weer stellen tegen die machten. Zij kunnen de internationale concurrentie met wat meer perspectief aan.Ook in dat geval moet dan wel een prijs betaald worden. Die prijs is weer terug te vinden in de overuitbuiting van mens en natuur in landen als India, China en Brazilië.
6 De sterk gegroeide marginalisering en afhankelijkheid en het daarmee samenhangende democratische tekort maken dat oproepen tot meer eigen initiatief en verantwoordelijkheid nogal misplaatst zijn. Diegenen die een dergelijke oproep doen zijn dikwijls mededragers van de ideologie van de machtigen der aarde. Zij veroordelen opvallend vaak initiatieven die niet stroken met hun opvattingen en belangen, zoals migratie, illegaliteit, links radicalisme en religieus fundamentalisme.
7 Die ideologie is van specifieke, neoliberale aard. De dominantie van dat denken en beleid lijkt op dit moment wat af te nemen, omdat ook in onze eigen landen steeds meer verzet komt tegen wat dikwijls als uitwassen van de opgelegde marktwerking, privatisering en deregulering worden gezien. In feite echter is en wordt niets wezenlijks veranderd aan het neoliberale model. Zeker ten aanzien van de ontwikkelingslanden domineert dat vertoog ten volle. Zie de drang en dwang uitgeoefend door supranationale organen als de Wereldhandelsorganisatie WTO, het Internationale Monetaire Fonds IMF, de Wereldbank en de Europese Unie: “Liberaliseer, liberaliseer, liberaliseer!”.
8 Daarmee wordt voorbijgegaan aan de steeds duidelijker wordende gevolgen van die liberalisering. Die gevolgen weerspiegelen zich in cijfers over achterblijvende economische groei, uitgezonderd die landen welke de liberaliseringdrang weten te weerstaan. Die gevolgen manifesteren zich in de ecologische rampen die zich voltrekken. En ook in het dagelijkse leven van veel mensen. Bijvoorbeeld in dat van de marktvrouw die wordt weggeconcurreerd door de grote internationale supermarkten. Zij staat model voor de vele miljoenen boeren en boerinnen, handwerkslieden en kleine handelaren die door de internationale concurrentie hun bestaansmiddelen zijn kwijtgeraakt.
9 De gevolgen van de neoliberalisering zien wij ook in de concrete manifestaties van oude en nieuwe vormen van neokoloniale overdrachten van Zuid naar Noord: voortgaande braindrain, winstafvloeiingen die de buitenlandse private investeringen overstijgen; belastingen die niet betaald worden in het land van oorsprong van de gemaakte winsten maar via vluchtroutes en op grond van “faciliteiten” richting landen als Nederland en andere fiscale paradijzen gaan; betalingen van rente en aflossingen die het totaal aan ontvangen publieke en private leningen overstijgen; een verslechterende ruilvoet van ontwikkelingslanden; en last but not least een groot verlies aan menswaarden en natuurwaarden vervat in de groeiende handelsstromen van Zuid naar Noord.
Ónze beschaving
10 En al die armoede en ongelijkheid, ecocide en marginalisering, is nauw verbonden met de economieën van landen als Nederland en België, en met de levensstijlen van ons, Belgen en Nederlanders. Neem, als voorbeeld, de ecologische voetafdruk: nog steeds is die van de gemiddelde inwoner in ontwikkelingslanden onder het niveau van duurzaamheid. De overbelasting van de aarde is volledig te verklaren uit ons overgebruik. Hetzelfde geldt voor de overuitstoot van CO2 en andere broeikasgassen. In de prijzen van de door ons gekochte textiel en veevoeder zijn de werkelijke milieu- en sociale kosten voor maar een klein deel verwerkt. Hoe aanvaardbaar is het nog om jeans gemaakt in China te kopen waaraan de makers van de broeken maar enkele eurocenten “verdienen”? Hoe lang nog is het te verdragen dat wij onze omvangrijke vleesconsumptie voortzetten met minachting van de enorme ecologische en sociale schaden in landen als Thailand en Argentinië? Hoe halen wij het in ons hoofd om steeds meer auto’s te kopen en te gebruiken zonder serieuze aandacht voor zaken als de CO2 uitstoot? En als wij dan een beetje aandacht weten op te brengen, worden “duurzame” oplossingen gezocht, bijvoorbeeld biomassa als energiebron, zonder daarbij erop te letten of voedselgewassen in ontwikkelingslanden in de verdrukking raken of dat de productie van bijvoorbeeld ethanol niet weer tot grote vervuiling leidt. Hoe beschaafd is onze beschaving?
Onhoudbaar
11 De huidige ontwikkeling van de wereldeconomie is ecologisch en sociaal onhoudbaar. Tegen die achtergrond is ontwikkelingssamenwerking, hoezeer ook uitdrukking van oprechte menselijke gevoelens, een gotspe. Het is in feite opnieuw het verhaal van de ene hand en de andere. Want wat wij ook “geven”, het valt in het niet bij wat genomen wordt. Het is ook het aloude verhaal dat charitas het structureel geweld verdoezelt. Al die prachtige verhalen en positieve evaluaties van al die overheidsinstanties en niet-gouvernementele organisaties ontnemen het zicht op wat er structureel aan de hand is. Ontwikkelingssamenwerking is zo bezien een illusie. Maar dan wel een die werkt, die mensen enthousiasmeert, en die legitimeert dat zij een bloeiende bedrijfstak is geworden. Het is ook het verhaal geworden, of de overtuiging, dat sommigen best heel rijk mogen zijn als ze maar iets over hebben voor de armen en het milieu. Pure liefdadigheid dus.
12 Ontwikkelingssamenwerking is in structurele zin geworden tot een leugen die steeds weer wordt herhaald. Daarmee is het een belemmering voor het zicht op wat er werkelijk aan de hand is, en welke onze medeverantwoordelijkheid. Te voorspellen valt dat over enkele decennia ook in onze landen een Historikerstreit zal losbarsten vergelijkbaar met die in Duitsland over, onder meer, de mantra Wir haben es nicht gewusst.
Hoe verder?
13 Weten verplicht. Linksom of rechtsom zullen wij de werkelijkheid hoe verschrikkelijk en ingewikkeld ook onder ogen moeten gaan zien. Dat is de eerste stap: erkennen dat wij in plaats van gevers nemers zijn. Dat maakt het mogelijk te onderzoeken hoe wij onze werkelijke verantwoordelijkheden kunnen nemen.
14 Het zal gaan om een complex van mogelijke stappen. Allereerst stappen die verwijzen naar de structurele problematiek. Zo zal een einde gemaakt moeten worden aan het beleid van verdere liberalisering van de wereldeconomie. Dat betekent ook dat er paal en perk gesteld moet worden aan de dominantie van zowel de transnationale ondernemingen als ook de transgouvernementele instanties als WTO, Wereldbank, IMF en EU. Die nieuwe vorm van vrijmaking is noodzakelijk voor alle landen, ook voor België en Nederland. Landen en regio’s moeten de ruimte krijgen om zelf te bepalen welk ontwikkelingspad zij willen volgen, uiteraard met inachtneming van de eigen mondiale verantwoordelijkheden en de daaruit voortvloeiende beperkingen van beleidsruimtes.
15 Wat betreft de wereldhandel zal gestreefd moeten worden naar beëindiging van het model van exportgeleide groei. Tegelijkertijd zullen initiatieven genomen moeten worden die leiden tot afspraken over de wereldhandel inclusief zaken als verrekening in de prijzen van alle sociale en ecologische kosten. Bovendien moeten landen en regio’s de mogelijkheid hebben om hun economieën te beschermen tegen internationale concurrentie en andere externe bemoeienissen. Zij moeten reële kansen hebben hun eigen ontwikkelingspad te volgen. Daaronder valt ook de mogelijkheid te voorzien in eigen behoeften als voeding en energie.
16 Niet alleen de opvatting van exportgeleide groei moet op de helling, het groeibeleid als zodanig moet in onze landen ter discussie komen. Daarbij bedoelen wij de groei zoals die meestal wordt voorgesteld: groei van het bruto binnenlands product. Wij zijn niet tegen groei, wel tegen díe opvatting van groei, al was het omdat de wereld als geheel de grenzen van de mogelijke materiële groei verre heeft overschreden. Uit oogpunt van armoedebestrijding zijn de noodzakelijke investeringen om het traditionele beleid van groei effectief te maken veel te hoog. Wij zijn voorstanders van een beleid van selectieve krimp en groei. Een dergelijk beleid moet op korte termijn gaan leiden tot beperking van de materiële consumptie van de Nederlanders en Belgen, en daarmee tot verlichting van de mondiale ecologische voetafdruk en de uitstoot van broeikasgassen, en herstel van de biodiversiteit.
17 Voor armoedebestrijding is herverdeling niet alleen duurzamer maar ook effectiever. Er zullen maatregelen genomen moeten worden om inkomens en (materiële) consumpties in onze eigen landen anders te belasten. Bovendien zullen internationale geldtransacties belast moeten worden. Beide maatregelen zullen het mogelijk maken dat op korte termijn de mondiale herverdeling in financiële zin gestalte krijgt.
18 Op verschillende concrete terreinen zullen hervormingsgerichte maatregelen nodig zijn. België en Nederland moeten een beleid gaan voeren dat leidt tot beëindiging van bijzondere belastingfaciliteiten voor ondernemingen actief in andere landen. Ook zal gestimuleerd moeten worden dat een aanzienlijk deel van de winsten gemaakt in ontwikkelingslanden door internationale private ondernemingen ook daar geherinvesteerd worden, in activiteiten die allereerst mens en milieu ten goede komen. En wat betreft de buitenlandse schulden van ontwikkelingslanden is te lang gewacht met effectieve maatregelen van schuldkwijtschelding.
19 Deze en andere beleidsmaatregelen kunnen bijdragen tot verlichting van de structurele problemen van de ontwikkelingslanden. Zij zullen echter pas op termijn effectief zijn. Daarom moeten nu al stappen gezet worden die voor de armen bestaanszekerheid garanderen. Enerzijds gaat het om voorzieningen die als noodhulp kunnen worden aangemerkt en die bedoeld zijn om in geval van acute noodsituaties, ontstaan door welke oorzaken ook, mensen eerste opvang te bieden. Daarnaast gaat het om voorzieningen die bestaanszekerheid op een blijvende manier garanderen. Daarbij kan gedacht worden aan basisbehoeften als gezondheidszorg, voeding, onderwijs, kleding, huisvesting, inkomen, en zo meer. Noodhulp en bevrediging van basisbehoeften zijn mensenrechten, geen gunsten. Zolang mensen en regeringen in ontwikkelingslanden niet zelf de daarvoor noodzakelijke middelen kunnen opbrengen zullen die via mondiale kanalen verzekerd moeten worden. Solidariteit is en blijft noodzakelijk.
20 Beslissingen over de toekomst van de wereld worden nog steeds genomen binnen ondemocratische verbanden. Denk aan de G8, aan de Wereldbank en het IMF. Denk ook aan de WTO waar nog steeds de grote spelers het voor het zeggen hebben. Er heeft zich zelfs een zekere ontdemocratisering gemanifesteerd, vooral als het gaat om de wereldhandel waarbij de rol en betekenis van bijvoorbeeld de UNCTAD flink zijn geminimaliseerd. Natuurlijk zijn er veel kritische kanttekeningen te plaatsen bij de wijze waarop de VN functioneert, en het is toe te juichen dat de laatste jaren stappen zijn gezet die tot verbetering moeten leiden. Maar functioneren de andere organen zoveel beter? Denk bijvoorbeeld aan de desorganisatie zoals die zich steeds meer manifesteert bij de Wereldbank. Denk ook aan het onvermogen van de G8 om daadwerkelijk de herhaaldelijk uitgesproken toezeggingen tot aanpak van de armoede in de wereld te effectueren. En wat te denken van het verlies aan legitimiteit en respectabiliteit van het IMF? Het is dringend geboden om opnieuw het primaat van de Verenigde Naties en haar organen te bevestigen en daar op effectieve wijze invulling aan te geven.
21 Deze en andere voorstellen worden door sommigen gezien als veel te moeilijk en toch niet te realiseren. Niets is minder waar. Op al deze terreinen zijn door veel individuele mensen, groepen en instellingen alternatieven en oplossingen ontwikkeld die veelal van onderop komen en gebaseerd zijn op zelfwerkzaamheid. Dat zelf werken varieert van het individueel ontwikkelen van een andere levensstijl tot en met het deelnemen aan acties en programma’s die gericht zijn op het doorvoeren van structurele veranderingen. Bij grote manifestaties tegen de heersende wereldeconomie, zoals onlangs weer bij de protesten tegen de G8-top in Duitsland, wordt die groeiende kracht zichtbaar. Deelnemen aan fondswerving kan een goed begin zijn om aan meer structurele zaken te werken. Helaas blijkt het in de praktijk vaker een belemmering dan een stimulans te zijn.
Terug naar 1979?
22 Een en ander betekent de beëindiging van het bestaande beleid van ontwikkelingshulp. De door ons voorgestelde maatregelen veronderstellen een omkering van denken en handelen. Allerlei projecten en programma’s zijn niet meer doorslaggevend. Het gaat allereerst om de oorzaken van de voortgaande ongelijke ontwikkeling aan te pakken, en de mensenrechten te garanderen. Dat zal ons veel opleveren maar het zal geld kosten, veel geld. Is dat erg? Ondanks de welvaartsgroei sinds pakweg 1979 zijn wij er niet gelukkiger op geworden zijn. Hadden wij het toen zo slecht?
Tilburg / Brussel, augustus 2007
(Uitpers, nr. 92, 9de jg., december 2007)
(1) Lou Keune is verbonden aan de Universiteit van Tilburg en is een van de initiatiefnemers van het project Vóór de Verandering – Alternatieven voor het Neoliberalisme, zie
www.globalternatives.nl. Eerder heeft hij gepubliceerd over onder meer solidaire economie, anders rekenen, ontwikkelingssamenwerking, toerisme, handelingsonderzoek, en overlevingsstrategieën.Francine Mestrum is is verbonden aan de Université Libre de Bruxelles. Zij publiceerde over armoede, ontwikkeling en mondialisering. Zij is actief in de andersmondialiseringsbeweging en participeert regelmatig aan de Wereld Sociale Fora.
mestrum@skynet.be