De opstand tegen het Syrische regime krijgt steeds meer het karakter van een gewelddadige burgeroorlog. Volgens de VN zijn er al 3.500 doden gevallen en talloze gewonden. Het regime geeft toe dat er veel doden vallen, maar legt de nadruk op het groot aantal gedode veiligheidstroepen. Onafhankelijke informatie is moeilijk te krijgen en veel bronnen zijn politiek geïnspireerd. Een analyse.
Het repressieve karakter van het regime
Het Syrische regime bedient zich van een autoritair staatsapparaat, zoveel is wel duidelijk. Onder het presidentschap van Bashar al-Assad – aan de macht sinds 2000 – waren er enkele schuchtere pogingen tot meer politieke liberalisering, maar die werden telkens weer teruggeschroefd.
De Arabische lente, die in Tunesië begon, bereikte Syrië midden maart 2011. Ze werd onmiddellijk hardhandig beantwoord. Volgens het VN-Bureau van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, is de dodentol opgelopen tot 3.500. Hoewel de regering enkele weken geleden 553 gevangenen heeft vrijgelaten, verblijven er nog vele duizenden achter de tralies en worden er elke dag tientallen mensen willekeurig gearresteerd. In de gevangenis zijn ze overgeleverd aan foltering.
Volgens Amnesty International zijn er ook tientallen gevangenen gedood. Veiligheidstroepen schieten met scherp op betogers. Volgens de VN zet het leger bij het neerslaan van de opstand in de stad Homs ook zwaar militair materieel in. Nochtans verklaarde Syrië zich akkoord met een vredesplan van de Arabische Liga met afspraken over de vrijlating van gevangenen, de terugtrekking van de troepen uit de straten en onderhandelingen tussen regime en oppositie.
Het regime verdedigt het gewapend optreden met het argument dat er gereageerd wordt op de ’terreur’ van gewapende groepen waarbij al vele honderden veiligheidstroepen zouden zijn gedood. In een recent rapport bevestigt de International Crisis Group dat er sprake is van de militarisering van een deel van het verzet waaronder ook criminele en extremistische groepen.
Het Vrije Syrische Leger heeft bekend gemaakt dat het Syrische veiligheidstroepen als legitieme doelwitten beschouwt en heeft er al een aantal gewapende acties opzitten.
Ook steun voor het regime
De opstand in Syrië speelt zich af binnen een complexe politieke, etnisch-relgieuze en regionale achtergrond die maakt dat de Syrische bevolking erg verdeeld is. Het is alleszins niet het beeld dat we in een aantal media krijgen van een massale volksopstand tegen het regime.
Het regime kan rekenen op de steun binnen een belangrijk deel van de minderheidsgroepen, zoals Alawieten, christenen en Druzen, die een machtsovername van soennitische islamisten vrezen. Geregeld zijn er manifestaties ter ondersteuning van het regime of die reageren tegen ‘Syrische vijanden’ met soms tienduizenden deelnemers.
Verdeelde oppositie
Niet alleen Syrië, maar ook het kamp van de oppositie zelf is verdeeld. De Koerden bijvoorbeeld willen een erkenning van hun taal en cultuur, wat niet voor iedereen binnen de oppositie vanzelfsprekend is. De meer seculiere oppositie vindt het dan weer moeilijk samenwerken met islamisten en salafisten die een veel religieuzer getint staatsbestel voorstaan.
Regionale actoren bespelen die verdeeldheid om eigen agenda’s door te drukken in de regionale religieuze rivaliteit tussen sjiieten (de as Syrisch regime–Iran–Libanese Hezbollah) en soennieten (onder leiding van Saoedi-Arabië).
Een deel van de oppositie heeft zich verenigd in de Syrische Nationale Raad die in de late zomer met veel vallen en opstaan is opgericht in het Turkse Istanbul. Deze coalitie onder leiding van Burhan Ghalioun bestaat uit een zevental groepen waaronder de moslimbroeders, Koerdische fracties en de Lokale Coördinatiecomités.
Deze laatste twee groepen konden slechts schoorvoetend over de streep worden getrokken. Voor de Koerden lukte dat pas na de expliciete erkenning van de Koerden als minderheid in een toekomstige nieuwe grondwet. Maar er blijft wantrouwen heersen ten aanzien van de positieve banden met Turkije en de houding van Arabische nationalisten en de moslimbroeders. Een ander twistpunt, dat vooral gevoelig ligt bij de Lokale Coördinatiecomités is de discussie over een mogelijke buitenlandse militaire interventie.
Naast de Syrische Nationale Raad is er ook het Syrische Nationale Coördinatiecomité voor een Democratische Verandering onder leiding staat van Hussein Abdel Azim. Het is, anders dan de Syrische Nationale Raad, in Damascus gebaseerd en telt een 13-tal veeleer links georiënteerde groepen en onafhankelijke politieke activisten.
In dit ‘Coördinatiecomité’ zetelen ook drie Koerdische politieke fracties en jonge activisten. Anders dan de Syrische Nationale Raad wil het comité wel de dialoog aangaan met het Syrische regime. Bovendien is het veel duidelijker gekant tegen een buitenlandse militaire interventie. Binnen de Syrische Nationale Raad bestaat daarover – zoals gezegd – verdeeldheid, hoewel ze formeel evenzeer tegen een militaire interventie is.
Vreedzaam protest versus gewapende opstand
Een belangrijke splijtzwam binnen de oppositie draait rond het vraagstuk in welke mate de protestbeweging al dan niet moet kiezen voor geweldloos verzet. Het zijn vooral de lokale coördinatiecomités (LCC’s) die sterk benadrukken dat elk verzet op vreedzame wijze moet gebeuren.
Op 5 november publiceerden de LCC’s een politieke visietekst waarin ze stellen dat ze “prioriteit geven aan dialoog en vreedzame overtuiging met inbegrip van het gebruik van niet-dwingende en geweldloze maatregelen”. Bovendien willen ze niet dat “het autoritaire regime vervangen wordt door buitenlandse invloed” en zal het “niet aarzelen om te revolteren tegen elke vorm van buitenlandse dominantie”. “De internationale bescherming moet zich beperken tot het verzekeren van vreedzame vergadering en manifestatie om het mogelijk te maken dat de Syrische bevolking op een vrije wijze zijn recht op zelfbeschikking kan uitoefenen.”
De Syrische Nationale Raad, waartoe de LCC’s behoren, wijst geweld ook af, maar er zijn toch nuances. Mohammad Riad Al-Shaqfa, de leider van de Moslimbroeders (Asharq Al-Awsat), stelt uitdrukkelijk dat het protest vreedzaam moet gebeuren, maar hij verdedigt wel het gewapend optreden van het Vrije Syrische Leger dat zich “moet kunnen verdedigen”.
Anderzijds sluiten de Moslimbroeders en andere fracties van de Syrische Nationale Raad op termijn niet uit dat een militaire interventie tot de mogelijkheden behoort. Uit verschillende berichten is duidelijk dat er daarover spanningen bestaan binnen de Syrische Nationale Raad.
Het Vrije Syrische Leger onder leiding van Riyad al-Asad dat in augustus 2011 is gevormd in kringen van deserteurs uit het nationale leger gebruikt wel gewapend geweld. Zelfs al klopt de eigen bewering dat hun getalsterkte rond de 15.000 leden draait, dan is dat nog klein bier vergeleken met het Syrische leger dat over goed 200.000 soldaten beschikt. Het Vrije Syrische Leger stelt dat de “Veiligheidstroepen die burgers doden en steden belegeren als legitieme doelwitten zullen worden behandeld”.
De internationalisering van het conflict
De Arabische Liga is zich de jongste weken intensiever gaan moeien met de gebeurtenissen in Syrië en oefent druk uit op het regime. Midden november werd Syrië als lid geschrapt met de boodschap dat het alle geweld tegen burgers moet stoppen en het werk moet maken van het vredesplan dat de Arabische Liga op 2 november opstelde.
Er zijn nogal wat vragen te stellen bij de houding van sommige leden van de Arabische Liga die nu plots de mensenrechten in Syrië hebben ontdekt.
Saoedi-Arabië dat een prominente rol speelt in de Syrië-discussie binnen de Arabische Liga is een van de laatste absolute monarchieën met een uitgebreid repressie-apparaat. In maart stuurde het 1.500 troepen naar Bahrein om de opstand neer te slaan. Het assisteerde ook bij de mishandelingen tegen het medisch personeel dat gewonde demonstranten verzorgde. De Saoedische rol moet dan ook gezien worden in de context van de regionale geostrategische machtsstrijd tegen Iran met de steun van de NAVO, de VS en Israël. Syrië is immers een bondgenoot van Iran.
Volgens bronnen van de Midden-Oosten-kenner Patrick Cockburn zouden er zelfs contacten bestaan tussen Damascus en Washington met als inzet het breken van de band met Iran zonder dat duidelijk is wat het regime van Assad in ruil zou terugkrijgen.
Sectaire strijd tussen sjiieten en soennieten
In Syrië speelt zich ook het zoveelste hoofdstuk af van de decennialange sectaire strijd tussen sjiieten en soennieten. In Irak is er voor het eerst in de geschiedenis een sjiitische meerderheid aan de macht. In Libanon is het sjiitische Hezbollah dan weer een van de dominante spelers en dat veel prestige won met de weerstand tegen de Israëlische inval in Libanon (2006).
In Bahrein verkocht het soennitische gedomineerde regime de opstand als sjiitisch geïnspireerd. De machtsbasis van Assad wordt voor een groot stuk gedragen door de heterodoxe sjiitische minderheid van de Alawieten.
De Arabische alliantie tegen de regering-Assad is dus zowel anti-Iran als anti-sjiiet. De val van Assad betekent dus terreinwinst voor conservatieve Golfstaten als Saoedi-Arabië en Qatar die ook goede contacten onderhouden met bepaalde delen (Moslimbroeders) van de Syrische Nationale Raad.
De kwestie van de militaire interventie
In dat hele geostrategische spel lijkt voorlopig niemand gewonnen voor een militaire interventie zoals in Libië. In de VN-Veiligheidsraad verzetten vooral Rusland en China zich tegen een militair scenario. Maar er zijn aanwijzingen dat het idee daarvoor aan terrein wint en dan vooral met (een aantal landen van) de Arabische Liga en/of Turkije als belangrijke spelers.
Een woordvoerder van het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken zei onlangs dat de VS “nooit enige optie uitsluiten”, maar vooralsnog wordt gemikt op een combinatie van economische en diplomatieke sancties.
In een aantal opzichten lijkt het Libië-scenario zich wel degelijk te herhalen. Zo is het opnieuw Frankrijk dat het voortouw neemt door de Syrische Nationale Raad als ‘legitieme’ gesprekspartner te erkennen. Hoewel de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Alain Juppé, expliciet ontkent dat er een no-flyzone komt zoals in Libië, sluit een Franse militaire bron de creatie van een ‘bufferzone’ niet uit. “Als de Syrische rebellen er in slagen om hun posities te handhaven (zoals in het Libische Benghazi) liggen alle kaarten op tafel.”
Jean Rannou, de Franse luchtmachtbaas zei op zijn beurt: “Ik zie geen enkel puur militair probleem (voor interventie). Syrië heeft geen defensie tegen westerse systemen.”
Volgens de EUobserver voert een lid van de Syrische Nationale Raad gesprekken met Turkije over de installatie van een 8 km brede veilige zone langsheen de Turkse grens op Syrisch grondgebied. Dat zou het Vrije Syrische Leger een operationele basis voor militaire acties kunnen geven.
Tijdens een ontmoeting met een woordvoerder van de Syrische Nationale Raad zei Europees Parlementslid en oud-premier Guy Verhofstadt (Open VLD) dat de Europese Unie de mogelijkheid van een no-flyzone moet onderzoeken.
De International Crisis Group waarschuwt voor dergelijke scenario’s: “De dreiging met militaire actie in gelijk welke vorm – met inbegrip van een no-flyzone of de instelling van een vanuit het buitenland gesteunde bufferzone op Syrisch grondgebied – is naïef, contraproductief en onverantwoord.”
Na Irak en Libië wordt er opnieuw een gevaarlijk spel gespeeld. Dat dreigt de regio nog een stap verder in de richting van destabilisatie te duwen.
(Uitpers, nr. 137, 13de jg., december 2011)