Camille Wouters trok na haar universitaire studies Geschiedenis en Ontwikkelingssamenwerking naar Syrië om er Arabisch te gaan studeren aan de Universiteit van Damascus. Ze gaf er ook Engelse les in een buitenwijk. Ze verbleef er van september tot juni 2004 en praatte met verschillende mensen over het huidige Syrische regime.
De harde hand van Hafez al-Assad en de depolitisering van de maatschappij
“Heb je ooit met een Syriër gepraat over politiek? Met zijn ogen scant hij elke hoek van de kamer. Op zijn hoede, bang dat het gesprek, zelfs achter gesloten deuren, in de verkeerde oren zal vallen.”, vertelt Hassan Abbas, onderzoeker aan het Franse centrum voor taalonderzoek in Damascus (IFEAD). We hebben onze discussie op een zondagavond aan een tafeltje in het koffiehuis Luna, recht tegenover het onderzoekscentrum, in Abu Romaneh, het luxueuze deel van de stad dat de ambassades huisvest. “Zie je die krantenverkoper daar op straat?”. Hij vraagt me om onopgemerkt mijn hoofd links te draaien. “Een agent van de geheime diensten. Je mag zeker zijn dat elke straatveger, lotjes- of krantenverkoper voor de geheime diensten werkt. Heb je eigenlijk een alibi waarom je vanavond met mij aan het discussiëren bent?”. Veel hoeft hij mij niet meer te vertellen om mij nog meer op mijn ongemak te laten voelen.
Syrië leeft al meer dan dertig jaar onder de harde hand van het Assad-regime. De Baath-partij kwam aan de macht in 1963 en een jonge, maar ambitieuze man deed toen zijn intrede in de Syrische politiek: Hafez al-Assad. Na een blitz-carrière in het leger, heeft hij van de labiele politieke situatie die in Syrië sinds de onafhankelijkheid heerste, geprofiteerd om al de sleutelposities in handen te geven van zijn naaste medewerkers. In 1970 na een succesvolle, bloedloze coup werd hij de nieuwe president van het land.
Assads absolute macht over de bevolking berustte op drie pilaren: de pan-Arabische ideologie van de Baath-partij, de dertien verschillende geheime diensten die het land patrouilleerden en een cultus rond zijn persoon, Stalin waardig. Met de juiste vermenging van terreur, propaganda, cliëntelisme en sociale maatregelen heeft Assad elke vorm van oppositie de kop ingedrukt. Dat hij geen enkele tegenstand zou tolereren toonde hij in maart 1982 in de stad Hamma. Na een bloedige opstand van de Moslimbroeders die zich al een aantal jaren tegen het regime hadden gekant, mochten 20.000 onschuldige slachtoffers Assad’s genadeloosheid aan den lijve voelen toen hij besloot de stad, waar de moslimbroeders zich hadden teruggetrokken, te belegeren.
Het gevolg van de repressie is dat Syrië na dertig jaar geen actief, onafhankelijk politiek-, sociaal- noch cultureel leven kent. Alles -van de vakbonden, vrouwenbewegingen tot de jeugdbewegingen- werd opgeslorpt door het staatsapparaat en onder het vaandel van het Baath-regime in het gareel gehouden. Zelfs de kerken en de moskeeën worden door de staatsveiligheid nauwlettend in de gaten gehouden. Elke preek moet op voorhand door de censuurmachine gecontroleerd worden. Volgens Abbas is er “een minderheid, ongeveer 1% van de maatschappij, die het aandurft haar mening openlijk te uiten. De andere 99% leeft in een sfeer van angst, gecreëerd door de regering”. Dertig jaar Baath-revolutie heeft een a-politieke maatschappij gecreëerd.
De president is dood, leve de president.
Na de dood van Hafez in 2000 werd de dynastie van de Assads verder gezet door zijn zoon Bashar al-Assad. Na vijf jaar is het nog niet helemaal duidelijk wie Bashar al-Assad is: een hervormer, een verlichte despoot of een marionet? De verwachtingen op een politieke opening waren bij zijn aantreden in de Syrische politiek alleszins hoog gespannen. Op zijn aandringen werden kritische salons opgericht, waar men zonder schroom over maatschappelijke pijnpunten debatteerde. In ‘de verklaring van de 99’ ondertekenden 99 leden van de nationale intellectuele elite, waaronder Hassan Abbas, een bekendmaking waarin ze de opheffing van de noodtoestand eisten, die al sinds 1963 in voege is. Deze werd opgevolgd door de ‘verklaring van de 1000’ waar een radicale omvorming van het regime werd geëist. De internationale kranten verwezen naar de groeiende persvrijheid dankzij de introductie van het internet en naar de drukke westerse praatcafés, waar de jongeren rond een tafel koffie dronken en aan hun waterpijp slurpten, als teken van de opening naar de buitenwereld en de democratisering. Er blies een nieuwe wind in de hoofdstad die men voorbarig de ‘lente van Damascus’ noemde. In 2004 kwam er plots een eind aan de tolerantie van president Assad en zijn omgeving. De salons werden opgedoekt, de laatste in mei 2005, oppositieleden werden opgepakt en gevangengenomen, wie durfde zijn mening te uiten leefde in angst. “De repressie was erger dan in de tijd van de vader. Voor 2001 waren er bepaalde rode lijnen (religie, politiek, president) die niet overschreden konden worden. Maar de recente repressie is arbitrair. De ene dag wordt iets toegelaten, de volgende niet meer.” zegt Abbas.
“We wachten al vijf jaar dat het regime de stap onderneemt naar een rechtsstaat, maar er komt niets van terecht. De zittende machtshouders hebben teveel te verliezen bij een eventuele machtswissel.” Zegt Anwar al-Bunni, een gerespecteerde Syrische advocaat die zich inzet voor de mensenrechten in Syrië. De wil van Bashar om het land te hervormen wordt in vraag gesteld. De oude garde, ondanks sommige veranderingen, heeft nog een stevige greep op de politieke instellingen van het land. En de corruptie draait nog steeds op volle toeren. In ruil voor hun politieke loyaliteit kregen de medewerkers en naaste familieleden van Hafez al-Assad vrij spel in de economie van het land. De familie van zijn vrouw, de Makhloufs, beheert een deel van de nationale financiële instellingen die de financiering van hun ondernemingen vergemakkelijkt. De waarde van hun commercieel imperium wordt geschat op meer dan 3 miljard dollar. De recente economische ‘bloei’ -in de vorm van de nieuwe westerse symbolen, zoals de luxueuze restaurants, de mobiele telefoons en de dure auto’s- was enkel een manier van de oude elite om in te spelen op de nieuwe trends. De nieuwe media is grotendeels in handen van de zoon van oud minister van defensie, Tlas. Elke keer ik een koffie of mijn geliefde limoensap met munt drink in één van de nieuwe restaurants die de oude stad telt, maak ik de familie van de oude vice-president Khaddam een beetje rijker, die de horeca bijna volledig in handen heeft. De wanpraktijken zetten vooral kwaad bloed bij de jongeren, die een weinig roemrijke toekomst te wachten staat. “Iedereen weet dat Bashar de licenties voor Syriatel en 94 (de twee GSM netwerken) onder de marktprijs heeft verkocht aan zijn neef Rami Makhlouf”, zegt Hussein, een student aan de Universiteit van Damascus. “Wij hebben geen enkel perspectief in Syrië. Indien we een eigen zaak willen openen worden ons geen leningen gegeven door de banken, waar moeten we dan het geld gaan halen?”
Er is meer nodig dan een machtswissel.
Maar toch heeft die korte periode van vrijheid een lont aangestoken die niet meer te doven valt. De angst neemt af en ongenoegen komt in de plaats. “Ten tijde van Hafez werd mij elk openbaar optreden verboden, nu komt de nationale zender mij thuis interviewen” zegt Hassan Abbas. De oppositiebewegingen tasten de grenzen af van wat toegelaten is, in de hoop die op te schuiven. De Moslimbroeders hebben een duidelijke oproep gedaan: ze willen deelnemen aan democratische verkiezingen. Mensenrechtenorganisaties houden kleine betogingen tegen de arrestaties van politieke leden. Er worden artikels geschreven over de corruptieschandalen in de regering. Alhoewel deze activiteiten illegaal blijven ziet men toch de kritiek toenemen. Men durft te dromen van verandering, van openheid en van een rechtsstaat. De vraag is nu of dit met Bashar of zonder hem moet gebeuren en wat de gevolgen zullen zijn voor het land?
Het rampenscenario dat zich nu in Irak afspeelt, de opkomst van het islamisme en de confessionele spanningen in Libanon doen de vraag reizen wat er de Syriërs aan het einde van dat brandende lont wacht. De meeste Syriërs lachen de vraag weg en verwijzen naar de periode net na de onafhankelijkheid als toonbeeld van religieuze tolerantie. Ze vergeten er vaak bij te vertellen dat na de onafhankelijkheid Syrië twintig verschillende, gelukte en mislukte, staatsgrepen heeft gekend.
Colette Khoury, schrijfster en oud-parlementslid, nodigt mij uit in haar appartement bij Bab-Touma, het christelijke deel van de oude stad. Ze is een flamboyante dame rond de zestig. Na de gebruikelijke zwarte gekruide koffie en de opdringerige culinaire gastvrijheid die mij al drie kilo’s heeft doen aankomen, bespreken we in haar zitkamer de toekomst van Syrië.
Ook zij verwijst naar het verleden om de leefbaarheid van een democratisch systeem aan te tonen. Haar grootvader, een protestant, was eerste minister in de jaren ’50, verkozen door de mensen, de meerderheid moslim. “Dus waar is het probleem?” Ze is één van de ‘believers’, die erin geloven dat Bashar al-Assad en zijn vrouw Asma het land proberen te hervormen. “Het is een charmant en modern koppel. Syrië heeft hen nodig voor de toekomst”, zegt ze zonder schroom.
Maar de tijden zijn veranderd zegt Anwar al-Bunni, “het regime heeft een bom gecreëerd in de maatschappij. Maar anders dan gewone bommen ontploft deze niet door druk uit te oefenen, maar pas als je je voet ervan afhaalt”. De historische evoluties hebben het huidige bevolkingslandschap van Syrië getekend. Aangetrokken door de vruchtbare gronden en de economische welvaart van handelssteden als Aleppo en Damascus, vestigden zich in het verleden verschillende bevolkingsgroepen, soms na bloedige oorlogen, in het gebied. Met als gevolg dat Syrië, vandaag de dag een zeer heterogene bevolking telt, onderverdeeld in 47 etnische en religieuze groepen. De meerderheid is moslim (waarvan 70% soennieten, 10% sjiieten, 10% alawieten (onderling onderverdeeld in zijtakken) en er zijn ongeveer 10% christenen (onderverdeeld in protestanten, katholieken, rooms-orthodoxen).
De Assads zelf zijn alawieten. De alawieten vormen een aparte groep binnen de moslimgemeenschap aangezien ze de vijf pilaren van de Islam niet erkennen en worden dan ook door de grote meerderheid van de soennieten als ketters beschouwd. Hafez al-Assad heeft zijn macht versterkt door te steunen op de minderheden, voornamelijk uit zijn eigen fractie, en door de soennieten onderling te verdelen. Alhoewel het Baathisme elke sektarische verwijzing verwerpt, spelen de spanningen tussen de verschillende segmenten van de maatschappij in het voordeel van het regime. De fricties en het onderlinge wantrouwen zorgen voor een broze maatschappij die ten eerste, door haar verdeeldheid, geen gevaar vormt voor het regime en ten tweede een sterke staat nodig heeft om de stukken van de puzzel bij elkaar te houden en conflicten te voorkomen. Het regime met Baath-ideologie werpt zich op als de garantie voor maatschappelijke stabiliteit, als de behoeder van de unie en de broederlijkheid. De mythe van het regime als de verzoener van de maatschappij, als de stabiliteitsfactor voor het land, kent vooral veel bijval bij de christenen die vrezen voor een machtsovername door de soennieten, vooral door de Moslimbroeders, bij een eventuele machtswissel. Rampscenario’s van een autoritaire Islamstaat geschoeid op Iranese of Saoedi-Arabische leest worden gevreesd.
De Moslimbroeders waren vooral heel actief in de jaren tachtig. Maar na de gewelddadige repressie door Hafez al-Assad hebben ze hun toevluchtsoord gezocht in Londen. Sindsdien is hun omvang en hun machtsbasis in het land niet gekend. Enerzijds wordt er wild gespeculeerd over een mogelijke totale overwinning bij verkiezingen, anderen betwijfelen dit en verwijzen naar de sterke soefi-traditie in het land, die haaks staat met het fundamentalisme van de Moslimbroeders. Vast staat dat de invloed van religie fel is toegenomen in Syrië net zoals in de rest van de (moslim)wereld. Mannen gaan terug naar de moskee. Vrouwen die vroeger geen hoofddoek droegen, dragen die nu wel. Deze trend is vooral merkbaar bij de jonge meisjes. “Ik draag de hoofddoek uit respect voor mijn religie”, zegt Sirin, een jonge werkneemster bij de VN. Ze is de enige vrouw van haar familie die de hoofddoek draagt.
“De repressieve aard van het regime heeft frustraties opgewekt, die mensen alleen in de moskee konden verwerken.”, legt al-Bunni uit. “De kerken en de moskeeën waren de laatste oorden waar men van een zekere groepsvrijheid kon profiteren”.
Sinds een aantal jaren hebben de Moslimbroeders een oproep gedaan waarin ze elke vorm van geweld afzweren en willen meedingen naar een parlementszetel in een democratische staat. Maar sommigen vrezen dat dit enkel ‘zand in de ogen van de mensen strooien’ is en vrezen dat hun democratie zal gelden voor ‘één man, één stem, één keer’. Toch is dit een risico dat men moet nemen meent al-Bunni,”ofwel behoud je de status quo en laat je de bom liggen, waardoor de tegenstellingen in de gemeenschap en tussen de religies zullen toenemen, ofwel doe je er iets aan en neem je het risico dat de bom zal ontploffen”. Een deel van de Syrische bevolking wil volledig komaf maken met het huidige regime. Ze verkiezen een toekomst vol onzekerheid boven een status quo. Maar er zal hard gewerkt moeten worden aan de heropbouw van een breed politiek bestel dat het machtsvacuüm zal kunnen opvangen na het Baath-regime. De oppositie heeft in dertig jaar tijd geen voet aan wal kunnen zetten en is totaal verzwakt en uitgeput. De vinger wijzend naar het huidige politiek regime voor al de problemen, zijn ze vergeten een sterk politiek plan op te stellen voor het toekomstige economische en sociale herstel van Syrië.
De verzwakte oppositie heeft een kans op overleven indien er samengewerkt wordt. Maar het onderlinge wantrouwen en de afgunst belet dit. De sektarische diversiteit houdt henzelf en hun land gegijzeld. Nochtans heeft Syrië meer dan ooit nood aan sterke politieke partijen die hun achterban kunnen vertegenwoordigen, en de groeiende frustraties binnen het parlementaire spel kunnen uitspelen. Dit lijkt mij de enige manier om het land bijeen te houden en op een congruente manier naar een rechtsstaat te evolueren. Maar daarvoor moet het regime haar teugels laten vieren en bouwen aan een kritisch denkende maatschappij, die het communautaire gekwebbel op een constructieve manier kan aanpakken.
(Uitpers, nr. 72, 7de jg., februari 2006)