Rik Coolsaet, De geschiedenis van de wereld van morgen, uitg. Van Halewyck, Leuven, 2008.
“De geschiedenis is een lange, trage rivier. Soms duikt een plotselinge stroomversnelling op. Zowat dertig jaar geleden hebben golfslagen de geschiedenis in een maalstroom gebracht. De wereld werd een dorp en de mens een wereldburger. Maar velen voelden zich veeleer een schipbreukeling, onzeker dobberend op de stroom van de tijd door de nieuwe vragen waarop geen duidelijk antwoord voor handen is”. In zijn nieuwste boek ‘de geschiedenis van de wereld van morgen’ werpt Rik Coolsaet (hoogleraar internationale politiek aan de Ugent) naar eigen zeggen “een blik op de landkaart waarmee we onze weg zoeken in de wereld van vandaag en morgen”.
Hij doet dat aan de hand van een historische legende, omdat “de krachten die nu aan het werk zijn, vaak dezelfde zijn als die van weleer”. Het resultaat van deze oefening is een uiterst verhalend en verhelderend werkstuk, waarin de belangrijkste wereldproblemen (migratie, terrorismebestrijding, ongelijkheid, opwarming van de aarde) met elkaar en met de stroomversnelling van de wereldgeschiedenis in verband worden gebracht.
De wereld is nooit rijker geweest, maar ook nooit ongelijker.
Ook voor Rik Coolsaet is ongelijkheid, dat via ongenoegen wordt omgezet in onbehagen, de moeder van alle politieke actie, zowel tussen als binnen staten. Mocht de wereld een staat zijn, was er allang revolutie uitgebroken, aldus Coolsaet, die een nieuwe klassenmaatschappij (de 20:70:10 samenleving) ziet ontstaan. Een groeiend aantal veelhebbers (10%), een overgrote meerderheid minderhebbers (70%) en een kleine groep veelminderhebbers (20%) tekenen de krijtlijnen van de actuele gelaagdheid. Vandaag worden de rijken niet langer rijker en de armen armer zoals dat in het verleden het geval was, en toch wordt de rijkdom nog steeds erg ongelijk verdeeld. Het ongenoegen komt daarom voort uit niet-ingeloste verwachtingen over groei en vooruitgang in de groeilanden en uit middenklasse-angst (om de bestaande welvaart te verliezen) in het Westen. Dat de grote ongelijkheid in toenemende mate als onbillijk wordt ervaren, dat veelhebbers en minderhebbers zich fysiek, cultureel en materieel van elkaar gaan afzonderen en dat armoede steeds vaker een kleur heeft, zijn volgens Coolsaet slechts enkele van de zwaluwen die een warme lente van protest en onrust aankondigen. Eenzelfde sociale tijdbom tikt ook onder de verhoudingen in de wereldpolitiek en -economie: met een herwonnen assertiviteit eisen groei- en derdewereldlanden hun plaats op in het globale machtsevenwicht.
Dat Coolsaet ongelijkheid belangrijk vindt, blijkt uit het lijvige intermezzo dat hij aan het thema wijdt (het onderdeel vervult de noodzakelijke brugfunctie tussen de wereld ‘zoals ze is’ en de wereld ‘hoe ze zal zijn’), maar ook uit de talloze verwijzingen ernaar in andere hoofdstukken. Neem nu de klimaatverandering: een globaal fenomeen dat volgens Coolsaet (en velen met hem) vooral de armsten (der armsten) zal treffen. De klimaatverandering wordt beschreven als een wereldevolutie die de vicieuze cirkel van de ongelijkheid rond maakt. Nochtans kost de bestrijding van klimaatopwarming slechts 1% van het mondiale BBP, zowat het equivalent van het wereldreclamebudget.
Ook de opkomst van terrorisme wordt vanuit een gelijkheidsbenadering geanalyseerd, want “er is altijd wel een voedingsbodem voor radicalisering en terrorisme”. In het geval van het jihadi-terrorisme, dat overigens totnogtoe vooral moslims heeft getroffen, is die voedingsbodem, afhankelijk van de plaats waarop hij gedijt, nu eens het Israëlisch-Palestijns conflict of de inval in Irak en dan eens de achterstelling van allochtone groepen in het Westen. Veeleer dan botsende beschavingen op wereldvlak, liggen deze regionale verschijnselen aan terrorisme ten grondslag, aldus Coolsaet.
Zo wordt ook naar ongelijkheid verwezen in verband met de opmars van religies en de rellen over de moslimcartoons. Met zin voor nuance doorprikt de auteur de stelling dat we aan de imams teruggeven wat we van de clerus afnamen. Simpelweg omdat moslims in onze Westerse samenlevingen, in tegenstelling tot de Katholieke kerk destijds, niet aan de kant van de machtigen staan (en integendeel oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheid en de armoede) gaat die stelling niet op. Maar ook doordat de wederopstanding van alle religies samengaat met de stroomversnelling in de wereldgeschiedenis sinds de jaren 1970, staat de stelling op losse schroeven.
In de neoliberale golfslagen van die stroomversnelling, zoeken mensen houvast aan allerhande strohalmen en reddingsboeien: oneigenlijke zekerheden waarmee identiteiten worden opgebouwd. Als antwoord op de complexiteit van de huidige wereldorde (technologische ontwikkelingen, mondialisering, klimaatverandering) worden religie, nationalisme en etnocentrisme tot hoekstenen van een enkelvoudige identiteit verheven. Het gevolg is een ‘wij’ tegen ‘zij’ schema, van waaruit politieke en maatschappelijke verhoudingen gestalte krijgen: het Vlaams-nationalisme, de botsende beschavingen van Huntington, de religieuze revival, etc.
Over het politieke antwoord op al deze uitdagingen is Coolsaet opvallend streng: “het resultaat was een vaandelvlucht van de politiek”. Politieke gezagsdragers trokken de beschermende mantel van de verzorgingsstaat weg en verzochten de mensen voor zichzelf te zorgen, net wanneer deze reddeloos waren. Zelfs de sociaal-democratie ging een doctrine ondersteunen die sinds de crash van Wall Street in de vergetelheid was geraakt: alle macht aan de markt. De burger keerde de politiek de rug toe en koos voor de moskee of het Vlaams Belang, aldus Coolsaet. Maar de slinger is stilaan aan het terugslaan, zo verzekert de auteur ons. De opmars van klein-linkse partijen en tendenzen in het Westen, de (her-)nationalisering van banken en nutsbedrijven, de overheidsrecepten waarmee groeilanden hun economieën aansturen (China, Venezuela, Brazilië), de fusie van internationale vakbonden, het toenemend belang van staten in de wereldpolitiek, de idee van een harmonieuze samenleving in China en Antwerpen (?)…. Het zijn allemaal tekenen aan de wand van de nieuwe wereldorde in wording, van een samenleving die zichzelf verwijt niet goed genoeg te zijn en gelooft dat ze kan en moet verbeterd worden (Bauman).
Met deze laatste stelling is Coolsaet wellicht wat té optimistisch, een houding waaraan de auteur zich ook elders in het boek ‘bezondigt’ (bvb. de problemen die voortkomen uit migratiebewegingen verdwijnen altijd weer vanzelf na 3 generaties, de kans op terroristische aanslagen in het Westen is kleiner dan de kans op het winnen van de lotto, etc.). Coolsaet gaat ook wat voorbij aan de krachtsopbouw die nodig zal zijn om de omslag te maken. Op briljant eenvoudige wijze beschrijft hij (met Sancho Panza) de ongelijkheid tussen ‘hebbers’ en ‘nikshebbers’ in een 20-70-10 samenleving. Hij beschrijft zelfs enkele mogelijke recepten in tijd (New Deal) en ruimte (armoedebeleid van de regering da Silva) om ongelijkheid terug te dringen. Maar vrijwel nergens wordt de opbouw van krachtsverhoudingen als middel en noodzaak voor verandering terdege uitgewerkt, met uitzondering van een summiere verwijzing naar de andersglobaliseringsbeweging. Niet dat dat Coolsaets verantwoordelijkheid is, de tegenbeweging zal zich toch op het terrein moeten voordoen. Het verdienste van dit boek is vooral dat het een handreiking biedt voor politieke analyse en actie op wereldschaal. Zijn kracht ligt niet zozeer in de vele feitelijkheden die erin besloten liggen, dan wel in de verhaallijn die feitelijkheden aaneenrijgt tot een uiterst leesbare en boeiende status questionis van de wereld anno 2008; een wereld, die onze wereld is en die we nog steeds te weinig kennen. Geschikt voor wereldpolitieke leken en verplichte lectuur voor wereldverbeteraars!
(Uitpers, nr 99, 9de jg., juni 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=715033&refsource=uitpers