In tegenstelling tot door een aantal Amerikaanse en Europese politici geventileerde opvattingen, die in meerdere of mindere mate in de berichtgeving wordt bevestigd door diverse nieuwsmedia, is de volgens het Gaza-disengagement plan uitgevoerde Israëlische ontmanteling van de nederzettingen in het Gaza gebied geen ”historische stap” in de richting van een werkelijke vrede.
Het is slechts de zeer verlate gedeeltelijke Israëlische naleving van haar internationaal-rechtelijke verplichtingen. Daarenboven fungeert dit disengagementsplan, dat eveneens behelst de ontmanteling van enkele nederzettingen in de bezette Westelijke Jordaanoever, als de spreekwoordelijke bliksemafleider voor de gecontinueerde Israëlische nederzettingenbouw in de Westelijke Jordaanoever en het eveneens bezette Oost-Jeruzalem.
Tenslotte is eveneens de veelal door media en een aantal politici geopperde suggestie onjuist, dat Israël met de ontmanteling van de nederzettingen in Gaza de jure een einde zou hebben gemaakt aan de bezetting van Gaza.
A De internationaalrechtelijke positie van de nederzettingen in bezet Palestijns gebied:
Alvorens te zullen ingaan op bovengenoemde punten wil ik in de eerste plaats nader ingaan op de internationaal-rechtelijke positie van de nederzettingen in bezet Palestijns gebied: De vanaf eind zestiger jaren met Israëlische regeringssteun gestichte Israëlisch-Joodse nederzettingen in het dd 1967 bezette Palestijns gebied [te weten de Westelijke Jordaanoever, de Gaza-strook, Oost-Jeruzalem] en de dd 1967 bezette [en sinds 1980 geannexeerde] Syrische Golan Hoogte zijn illegaal volgens het Internationaal Recht. Volgens het Internationaal Recht [4e Conventie van Genève] namelijk is het verboden, de bevolking of delen daarvan uit het bezettende land [cq Israël] over te brengen naar het bezette gebied.
Daarenboven zijn deze nederzettingen veelal tot stand gekomen door massale Palestijnse landonteigeningen, hetgeen niet alleen vanuit humanitair oogpunt onacceptabel is, maar eveneens in strijd met het Internationaal Recht, dat onteigeningen cq vernielingen van bezittingen van ”beschermde personen” [mensen, die leven onder een bezetting] verbiedt [artikel 53, 4e Conventie van Genève]
Eveneens is de nederzettingenbouw in strijd met het Haags Verdrag van 1907, die stelt, dat het de bezettende macht verboden is om permanente veranderingen aan te brengen in bezet gebied, tenzij deze militair noodzakelijk zijn [in de meest stricte zin van het woord] of in het
belang zijn van de lokale bevolking, die onder deze bezetting leeft.
Aangezien er van deze voorwaarden van de Haagse Conventie [de militaire noodzaak en het belang voor de lokale bevolking] genendele sprake is, is zoals reeds opgemerkt de nederzettingenbouw ook volgens de Haagse Conventie in strijd met het Internationaal Recht.
1 Humanitaire implicaties van de nederzettingenbouw voor de Palestijnse burgerbevolking:
Zoals reeds opgemerkt is er vanaf eind zestiger jaren tot heden sprake geweest van massale Palestijnse landonteigeningen, waardoor meer dan honderdduizend Palestijnen in de loop der jaren dakloos zijn geworden en als zodanig beroofd van hun belangrijkste middelen van bestaan. Nog afgezien van de ostentatieve inhumaniteit in dezen is een en ander eveneens in strijd met een van de grondprincipes van de 4e Conventie van Genève, waarbij Israël als bezettende macht hoofdverantwoordelijk is voor de veiligheid, het welzijn en de welvaart van de bezette bevolking, in casu de Palestijnen.
2 Internationale veroordeling:
Terecht zijn dan ook de nederzettingen veroordeeld als zijnde illegaal volgens het Internationaal Recht, hetgeen o.a. is bekrachtigd door twee VN-Veiligheidsraadsresoluties dd 1979, waarbij Israël werd opgeroepen tot ontmanteling van de reeds gestichte nederzettingen en de stopzetting van de verdere nederzettingenbouw.
Niet alleen gaf Israël hieraan geen enkel gehoor, daarenboven werd de nederzettingenbouw, met name na de ondertekening van de Oslo-akkoorden, in versneld tempo voortgezet, een ontwikkeling, die heden ten dage wordt gecontinueerd in de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem.
3 Aantallen nederzettingen en het geschatte aantallen bewoners:
Hoewel door het Gaza-disengagement-plan de betreffende Israëlisch-Joodse nederzettingen in Gaza recentelijk zijn ontmanteld, alsmede 4 nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever, is het grootste aantal nederzettingen, die tot op heden worden uitgebreid, nog intact.
Volgens officiële Israëlische cijfers is het aantal kolonisten, die woonachtig zijn op de Westelijke Jordaanoever, het voorbije jaar met 10.000 toegenomen. In het geheel is er nu sprake van 120 op de Westelijke Jordaanoever aanwezige nederzettingen met een bevolkingsaantal van 246.000 bewoners. In het bezette Oost-Jeruzalem wonen naar schatting 170.000 kolonisten en op de bezette Syrische Golan-Hoogte zijn 16.000 kolonisten woonachtig.
B Gedeeltelijke naleving van de internationaal-rechtelijke verplichtingen
Uit bovenstaande kan mi gevoeglijk worden afgeleid, dat deze recente ontmanteling van de Gazaanse nederzettingen en 4 nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever geen ”historische stap op weg naar de vrede” zijn, maar een slechts gedeeltelijke Israëlische nakoming van de
internationaal-rechtelijke verplichtingen, die echter betreffende de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Golan-Hoogte allerminst zijn uitgevoerd.
C Uitbreiding van de nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever
Onlangs heeft de Israëlische regering aangekondigd, de uitbreiding van de nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever te zullen continueren. Het is evident, dat een en ander niet alleen in strijd is met het Internationaal Recht, maar eveneens in strijd met de in de Routekaart voor
de Vrede gemaakte afspraken, tot bevriezing door Israël van de nederzettingenbouw in bezet Palestijns gebied. Eveneens is er op grote schaal sprake van de uitbreiding van de
nederzettingen in Oost-Jeruzalem. Het is evident, dat een en ander allerminst een bijdrage levert tot een serieuze vredesregeling.
Even duidelijk is het, dat de Israëlische regering met deze continuering van de nederzettingenpolitiek een fait accompli wil creëren betreffende een impliciete annexatie van grote delen van de Westelijke Jordaanoever, hetgeen eveneens verder wordt geïntensiveerd door de voortzetting van de Israëlische Muurbouw door bezet Palestijns gebied, ondanks de veroordeling in dezen door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag dd 9-7-2004.
Verder is door de Israëlische premier Sharon in een interview in Le Monde dd 27-7 2005 gesteld, dat de ontmanteling van de Gazaanse nederzettingen de impliciete voorwaarde is voor de Amerikaanse steun is tot behoud van de nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever
Ik citeer de door de Israëlische premier in Le Monde gedane uitlating: “Het akkoord dat ik met president Bush heb gesloten staat ons toe om de zones die een grote strategische waarde hebben en de dichtbevolkte zones, de grote nederzettingen, in stand te houden.”
D De status van Israël als bezettende macht
Eveneens wordt er door een aantal Amerikaanse en Europese politici, alsmede de media, de suggestie gewekt, alsof Israël door de ontmanteling van de Gazaanse nederzettingen en de terugtrekking van het Israëlische leger uit Gaza de bezetting van Gaza zou hebben beëindigd en ergo geen bezettende macht meer zou zijn. Een en ander is echter genendele het geval.
Volgens het internationaal humanitair recht blijft Israël ook na de terugtrekking een bezettende macht. Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een
gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen. De optie is niet zozeer de militaire controle in het bezette gebied, maar de mogelijkheid om het gebied militair en administratief te controleren. Dienaangaande zal Israël effectieve militaire en administratieve controle blijven uitoefenen door:
de controle of het behoud van het recht op de controle over het luchtruim;
de controle of het behoud van het recht op de controle over de kuststrook;
het behoud van het recht om invallen in de Gazastrook te doen;
het regelen van het passeren van personen en goederen door internationale grenzen, of het behoud van het recht om dit te doen;
de controle over overheidsfuncties: migratie, handel en fiscale politiek;
het opleggen van de Palestijnse infrastructurele afhankelijkheid wat betreft
water en elektriciteit;
de controle over de Philadelphi corridor in Rafah.
Eveneens heeft dienaangaande de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor de mensenrechten in de Palestijnse gebieden, John Dugard, de internationale gemeenschap eraan herinnerd, dat ze Israël moet wijzen op het feit dat het gebonden blijft aan zijn verplichtingen volgens de Vierde Conventie van Genève, gezien haar behouden status als zijnde de bezettende macht in Gaza. Eveneens is een en ander bevestigd door een aantal Israëlische juristen.
E De slachtofferrol van de ontruimde kolonisten:
Gezien tegen het licht van bovenstaande is het evident, dat het met name door de nieuwsmedia geschetste beeld van de slachtofferrol van de ontruimde kolonisten in Gaza geheel ongerijmd is. Hoewel het enerzijds evident is, dat de ontruimingsverandering voor de
individuele kolonisten zeker ingrijpend kan zijn, zeker wanneer zij reeds tientallen
jaren in Gaza gevestigd zijn. Dienaangaande is het uiteraard de plicht van de Israëlische regering hen in Israël te voorzien van adequate werk en huisvestingsfaciliteiten, als zijnde verantwoordelijk voor het welzijn van de eigen burgers.
Betreffende hun vermeende slachtofferrol is het echter van het grootste belang, dat nog los van hun illegale positie, de volgende factoren niet uit het oog verloren dienen te worden:
In de eerste plaats is het door de Israëlische premier Sharon voorgestelde Gaza-terugtrekkingsplan reeds dd 14-9-2004 goedgekeurd door het Israëlische kabinet, hetgeen de kolonisten ruim in de gelegenheid stelde, zich in te stellen op de komende evacuatie.
Eveneens is vanaf dat moment de kolonisten aangeboden vrijwillig te vertrekken, waarbij zij reeds eenderde van het aan hen uit te keren financiële compensatiebedrag zouden kunnen ontvangen.
Als uiterste evacuatiedatum van diegenen, die niet vrijwillig wensten te vertrekken, werd aanvankelijk op 25 juli vastgesteld, maar later uitgesteld tot 15 augustus. Verder is destijds ook nog bepaald, dat diegenen, die vrijwillig meewerkten aan de ontruiming, de volledige financiële compensatie zouden ontvangen in tegenstelling tot diegenen, die niet vrijwillig wensten te vertrekken.
In de tweede plaats is het de kolonisten te verstrekken compensatiebedrag zeer royaal, mede
in aanmerking genomen, dat zij veelal jarenlang gewoond hebben op hen niet toebehorend en veelal van de Palestijnen onteigend land, namelijk variërend van 100.000 tot 270.000 dollar, afhankelijk van de grootte van de familie, het achter te laten huis en de duur van het
verblijf.
Gezien tegen dit licht lijkt het mij dan ook van evident, dat van een werkelijke slachtofferpositie van deze kolonisten geen sprake is.
F Stap op weg naar vrede
Tenslotte zou ik gezien tegen bovenstaande nog willen opmerken, dat mijns inziens van
een werkelijke stap richting vrede slechts mogelijk zou zijn wanneer de Israëlische regering zou overgaan tot een daadwerkelijke ontmanteling van alle in bezette gebieden aanwezige nederzettingen.
(Uitpers, nr. 67, 7de jg., september 2005)