Het Europese Parlement legitimeerde eind oktober 2008 de anderhalve maand eerder genomen beslissing van de Raad van Europa, om oorlogsschepen uit te sturen tegen de plaag van de piraterij voor de Somalische kust. Inmiddels keurde de Veiligheidsraad een voorstel goed om de jacht op piraten aan land ook mogelijk te maken.
Er wordt in de wateren voor Somalië een ware armada uitgebouwd met marineschepen van verschillende landen. De NAVO is sinds kort in de regio gearriveerd, maar ‘Task Force 150’ -een multinationale militaire vloot in het kader van de VS-oorlog tegen het terrorisme- is daar al veel langer aanwezig. De Europese Unie heeft op 15 september tot de NAVCO-missie (naval coordination) besloten in het kader van de Europese veiligheid- en verdedigingspolitiek. De verschillende marineschepen van NAVO- en EU-lidstaten die zich al ter plaatse bevonden krijgen hiermee een militaire coördinatie.
De lancering van de NAVCO-missie steunt op resolutie 1816 van de VN-veiligheidsraad die op 2 juni 2008 gestemd werd. Volgens volkenrechtactivist Norman Paech is deze resolutie een absoluut novum, want het laat staten toe om niet alleen in internationale wateren maar ook in de Somalische territoriale wateren (de twaalf mijlszone) actief jacht te maken op de piraten.
De inzet van NAVCO-strijdkrachten is ‘explosief’ omdat ze het voorstadium vormt van het eerste gezamenlijk marine-optreden van de EU, dat eind dit jaar voor de kust van Somalië en ook Kenia operationeel moet zijn.
De uitholling van de staatssoevereiniteit
Toen de UIC (Unie van Islamitische Rechtbanken) de controle over Somalië had overgenomen, heerste er in het land een zekere vorm stabiliteit, en verminderde het aantal piratenaanvallen substantieel. De opflakkering die zich nu voordoet begon eigenlijk eind december 2006, nadat de UIC van de macht verdreven werd door de invasie van de in Kenia levende Somalische krijgsheren met de steun van de Verenigde Staten en het Ethiopische leger. Zij installeerden een zogenaamde overgangsregering (TFG). Maar deze bleek niet in staat om het probleem van de piraterij in de territoriale wateren voor haar kust te beheersen. Daarom zonden ondertussen verschillende landen hun marineschepen naar het gebied om er hun economische en politieke belangen te gaan beschermen.
Artikel 105 van het geldend zeerecht laat toe piraterij buiten de territoriale wateren te bestrijden, maar is niet van toepassing voor de twaalf mijlszone voor de kust, dit behoort tot de bevoegdheid en soevereiniteit van het land. Daar de piraten overwegend in de Somalische territoriale wateren opereren of er zich terugtrekken, hebben de belanghebbende landen een wettelijke basis nodig om daar ook actief te kunnen optreden. Om die reden stemde de VN-veiligheidsraad, op initiatief van de VS en Frankrijk, op 2 juni 2008 de resolutie 1816, waar de EU en de NAVO zich nu op beroepen voor hun NAVCO-missie. De TFG-regering moest voor deze piratenjacht in de Somalische territoriale wateren wel zijn toestemming verlenen. Bovendien worden derde landen in de resolutie opgeroepen om technische steun te verlenen aan de getroffen landen zodat ze hun capaciteit kunnen vergroten om zelf de maritieme veiligheid te verzekeren.
Volgens artikel 7 van resolutie 1816 mogen derde landen niet alleen in de territoriale wateren van Somalië aanmeren om de zeeroverij en de gewapende overvallen op zee te bestrijden, maar mogen ze daar ook alle acties ondernemen die ze nodig achten in hun strijd (weliswaar met respect voor het geldende zeerecht ivm piraterij). In feite beëindigt hiermee de soevereiniteit van Somalië over zijn twaalf mijlskustzone. Op basis van deze resolutie kunnen vreemde naties in de territoriale wateren van Somalië dus naar eigen goeddunken handelen. Zo kunnen ze de bemanning van boten en schepen die ze van piraterij verdenken opjagen tot aan het strand of de haven. Ook vanuit de lucht kunnen ze verdachten opjagen, waardoor de soevereiniteit van Somalië in haar luchtruim eveneens uitgehold wordt. Dit is nog meer het geval door de jongste resolutie van de Veiligheidsraad die ook operaties te land toelaat.
De oorspronkelijke plannen gingen nog veel verder. Volgens een bericht van de BBC van 2 juni 2008 wilde Frankrijk in zijn initiële aanvraag, het recht op bestrijding van de piraterij uitbreiden naar andere gebieden, zoals heel West-Afrika. Ook in de commissie ‘Veiligheid en Defensie’ van het Europees parlement (SEDE) werd klare taal gesproken. Zo hield het conservatieve Griekse parlementslid Giorgos Dimitrakopoulos (lid van de fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten EPP-ED) op de zitting van 15 oktober 2008 een betoog om het zenden van marineschepen naar de Somalische wateren, als het uitgangspunt te beschouwen voor een breder EU-plan om belangrijke scheepsroutes te beschermen en te controleren.
Het plan om deze bijzondere maatregelen tegen piraterij niet alleen te doen gelden voor Somalië, botste in de VN op het veto van China en de afwijzing van Vietnam en Libië, die geen blanco cheque voor de controle van het Westen over de zeven wereldzeeën wilden ondertekenen. Dat is dan ook de reden waarom resolutie 1816 expliciet beklemtoont dat de bevoegdheden die het verleent, alleen van toepassing zijn op de Somalische situatie en dat het niet beschouwd mag worden als de creatie van een nieuw gewoonterecht.
Op 9 oktober nam de Veiligheidsraad nog een resolutie (1838) aan over Somalië en het probleem van de piraterij. Opnieuw wordt onderstreept dat de resolutie uitsluitend van toepassing is op de situatie in Somalië en dat rechten, plichten en verantwoordelijkheden volgens het internationaal maritiem recht, voor alle lidstaten van toepassing blijven. De resolutie benadrukt dat ze niet beschouwd kan worden als een wijziging van het geldend volkenrecht.
Toch blijft er een gevaar dat de VN resoluties 1815 en 1838 in de toekomst als precedent gebruikt zullen worden. In het debat over de internationale veiligheid op zee werd nu immers een volledig nieuw instrument in het leven geroepen dat men in andere situaties, in de toekomst opnieuw zou kunnen bovenhalen.
NAVCO I en NAVCO II
Op 19 september 2008 nam de EU de gemeenschappelijke actie ‘Joint Action 2008/749’ aan. Het betreft een militaire coördinatie genaamd NAVCO, om VN resolutie 1816 te ondersteunen. Concreet komt het hierop neer dat alle marineschepen uit de verschillende landen die in de regio patrouilleren, gecoördineerd worden in deze nieuw opgerichte coördinatiecel te Brussel. Met ‘alle marineschepen’ worden zowel de oorlogsschepen bedoeld die er al langer patrouilleren in het kader van de Task Force 150, als de bestendige NAVO marinevloot die onlangs naar het gebied gezonden werd. De EU laat er geen twijfel over bestaan dat de militaire coördinatie in het kader van NAVCO maar een begin is. Parallel aan NAVCO, zal de Raad een nieuwe Europese maritieme operatie opstarten met vijf marineschepen en helikopters. Het hoofdkwartier zal in Northwood (Groot-Brittannië) gevestigd worden, het commando zal door de Britse viceadmiraal Philippe Jones waargenomen worden en er zullen negen landen aan deelnemen. Opvallend is dat de Duitse defensieminister Franz Josef Jung (CDU) spreekt over het inzetten van de marine voor de kusten van Somalië én Kenia. Klaarblijkelijk hebben bepaalde EU-lidstaten, in hun interne planning, het voornemen om ook in de territoriale wateren van Kenia op piratenjacht te gaan. Er is maar een probleempje: van Kenia is er in de VN-resolutie überhaupt geen sprake.
In deze context moet men zich de vraag stellen waarom de Europese Unie een eigen marinevloot voor de kust van Somalië wil. Met de TASK Force 150 en de NAVO heerst er in deze wateren al een drukte van jewelste wat militaire schepen betreft.
Bij de SEDE commissiezitting van 15 oktober, stelde het Britse conservatieve parlementslid Geoffrey van Orden (EPP-ED), deze bijkomende militaire missie voor als een vertwijfelde poging van het Franse voorzitterschap om de EU-vlag te hijsen.
Olie en vrije handel
Weliswaar wordt het NAVCO besluit graag gemotiveerd met de wil/noodzaak om de levering te beveiligen van basisvoedingsmiddelen voor het Somalische volk. In werkelijkheid gaat het om de evidente veiligstelling van commerciële belangen: het vrijhouden en beveiligen van de belangrijke maritieme handelswegen. Al sedert het begin van de piratenovervallen voor de kust van Somalië dringen de Europese rederijen aan op een militair ingrijpen. Ze willen hun schepen laten escorteren en verwachten dat de marine over een duidelijk mandaat beschikt. De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn eveneens van oordeel dat de piraterij de voor Europa belangrijke maritieme handelsroutes bedreigt. Door de grotere veiligheidsmaatregelen en de hogere verzekeringspremies stijgen de vrachtprijzen aanzienlijk, en dus ook de kostprijs van de ingevoerde producten. De grote zeevisserijvloten uit de EU drongen ook erg aan op een militair ingrijpen. Het Marine Forum berichtte daarop dat de Franse en Spaanse zeemachten uitgezonden werden om hun grote vissersvloten voor de Somalische kust te beschermen. Maar de belangrijkste reden waarom de marineschepen in het NAVCO kader naar het gebied gezonden worden, is de controle over onze energiebevoorrading. In de cruciale flessenhals van de Golf van Aden, waar Somalië een belangrijke geostrategische plaats inneemt, passeert elf procent van de wereldwijde olieleveringen per schip. Het Duits Europees parlementslid Karl von Wagau (CDU), was tijdens de zitting van de commissie ‘Veiligheid en Defensie’ zeer duidelijk. Volgens hem moet NAVCO de bescherming van de handelswegen als voornaamste opdracht hebben. De bevelhebber van NAVCO, Andrës Beijo Claur, onderstreepte op dezelfde vergadering nogmaals de belangen van de EU in de Golf van Aden.
Vissers worden piraten
Het probleem van de piraterij voor de Somalische kust heeft in de eerste plaats te maken met de lamentabele staat waarin het land verkeerd. Zoals eerder vermeld is deze nog verergerd als gevolg van de omverwerping van de UIC, de enige Somalische regering die de laatste twintig jaar wat stabiliteit wist te verwezenlijken. Het probleem van de piraterij kan men niet loskoppelen van de sociale situatie in het land en het optreden van de westerse pionnen in het hele drama.
Hierbij is het behoorlijk cynisch dat de grote visserijvloten van westerse landen, evenzeer als de piraten, misbruik maken van de zwakke Somalische staat. Sinds de val van de regering van Siad Barre in 1991, worden de territoriale wateren van het land praktisch niet meer bewaakt. Sindsdien bezondigen de buitenlandse vissersboten er zich aan illegale grootschalige visvangst, waardoor er overbevissing ontstaan is. Het merendeel van de piraten zijn eigenlijk vissers. Ze rechtvaardigen hun activiteiten met het valabele argument dat ze door de buitenlandse vissersvloten werden beroofd van hun levensonderhoud en in een uitzichtloze armoede werden gedreven. De piraten wilden initieel hun visgronden beschermen, maar de toestand werd uitzichtloos. Bijgevolg ging een deel van hen over tot het aanvallen van vrachtschepen en passagiersschepen. Wie zijn overlevingsmogelijkheden bedreigd ziet, blijft niet altijd bij de pakken zitten. Men kan het misschien niet goedkeuren dat mensen met een dergelijke argumentatie naar de wapens grijpen, maar om een werkelijke oplossing te bewerkstelligen moet men de conflictoorzaak kennen. Dat betekent dat men moet beginnen met de buitenlandse visserijvloten terug te roepen en een weloverwogen re-integratieprogramma voor de arme vissers tot stand moet brengen. We twijfelen er zeer sterk aan dat de EU beslissingen in die richting zal nemen. Het Europese beleid is er alleen maar op gericht zich te laten gelden als een global player’ om op die manier haar economische belangen te kunnen verdedigen. Dit is de enige reden waarom ze haar militaire aanwezigheid in dit deel van de wereld verder wil uitbreiden.
(Uitpers, nr 105, 10de jg., januari 2009)
Bronnen:
Tobias Pflûger – gefärliche Gewässer
www.eerstekamer.nl
Greepeace Magazine 2007
Michael Stehr VNSR resolutie 1816 – Le Ponant – Folgen und Folgerungen in Marine Forum 6/2008
Paolo Costa: Motion for Resolution 2008-11-03
Wikepedia – Piraterij in Somalië