De Europese Unie houdt er een waar trauma aan over: in de slotfase van de wereldklimaattop in Kopenhagen werd zij zonder meer buiten spel gezet. Eurofielen zien in de slechte uitkomst van de klimaattop daarom het bewijs dat de wereld baat heeft bij een sterker Europa.
De klimaattop in Kopenhagen werd afgerond met een akkoord dat werd onderhandeld door de VS, China, Brazilië, Zuid-Afrika en China, zonder de Europese Unie. En dat terwijl de Europese Unie zichzelf opgeworpen had als koploper in de strijd tegen de opwarming van de planeet.
De Europese Unie heeft zich in 2008 verbonden de uitstoot van koolstof tegen 2020 te verminderen met twintig procent tegenover 1990. De VS, bijvoorbeeld, mikken in vergelijking met hetzelfde jaar op een vermindering met drie procent.
De Europeanen bereidden zich dus voor op een glansrol in Kopenhagen, maar werden buiten spel gezet. De Duitse kanselier Merkel die zich op de G8 in Heiligendamm in juni 2007 nog sterk had geprofileerd in het klimaatdossier hield zich in Kopenhagen opvallend op de achtergrond.
Groene economie
De eerste Commissie Barroso heeft heel wat Latijn gestoken in het klimaatdossier. Het plan was Europa een concurrentievoorsprong te geven in de groene groeisector, door enerzijds scherpe normen vast te stellen en anderzijds middelen te concentreren op de technologische innovatie in deze sector.
Europa heeft als grootste markt ter wereld een sterke normeringskracht. Nemen we het voorbeeld van de auto. Wanneer de Europese Unie beslist dat nieuwe auto’s die op de Europese binnenmarkt in omloop worden gebracht moeten beantwoorden aan strenge CO2-normen, dan moeten alle autoproducenten in de wereld daar rekening mee houden. Niemand kan de Europese markt links laten liggen. Zo kan de EU wereldwijd nieuwe kwaliteitseisen voor auto’s in de hand werken. Door zelf snel te investeren in de productie van CO2-efficiënte auto’s kan de Europese automobielindustrie een stevig stuk van deze markt inpalmen. Idem dito voor andere producten.
Of deze aanpak gunstig is voor het klimaat is een ander verhaal, want een klimaatvriendelijke economie vereist, om bij het voorbeeld te blijven, minder auto’s en zelfs minder transport.
Maar economisch leek het plaatje van de Commissie te kloppen, als was dit voor sommige lidstaten meer het geval dan voor andere.
Toch was er ook ongerustheid. Het verhaal van de auto’s klopt niet voor andere producten, bijvoorbeeld staal. Je kunt kwaliteitsnormen uitvaardigen voor staal, maar of hoe het geproduceerd werd is een ander verhaal. Strenge milieunormen voor de productie van staal kunnen voor de Europese staalproducenten een belangrijke handicap vormen.
Toen in de slotfase van Kopenhagen er geen animo bleek te zijn voor een streng en bindend wereldwijd klimaatakkoord nam het verzet in Europese industriële kringen tegen verregaande éénzijdige Europese verbintenissen toe. Dat verklaart allicht de discrete rol die Europa in deze slotfase speelde: het verzet van de eigen patronale achterban was te sterk. De andere landen mochten de kastanjes van het slecht akkoord uit het vuur halen.
Na Kopenhagen
Na Kopenhagen lieten de Europese staalindustrie en anderen opnieuw van zich horen: strenge milieunormen voor de productie van bvb. staal zijn enkel leefbaar als er importheffingen komen op staal uit landen waar niet geproduceerd wordt volgens dezelfde milieunormen. Dat was echter een brug te ver voor de Commissaris van handel Karel de Gucht, die waarschuwde voor het ontketenen van handelsoorlogen. Zo krijgt de vrije wereldmarkt het laatste woord.
Business Europe, het Europese patronaat, verklaarde in december dat Europa het zich niet kon permitteren de eigen klimaatdoelstellingen verder op te schroeven, nu er geen wereldwijd bindende overeenkomst is.
In januari bleek er heel wat onenigheid te zijn tussen de lidstaten of het Europese doel van vermindering van uitstoot van broeikasgassen moest opgedreven worden van 20 procent naar 30 procent. De Europese Commissie probeerde de lidstaten gerust te stellen: een verhoging met 10 procent kan op een pijnloze manier gebeuren dankzij de economische crisis, door uitstootkredieten te kopen buiten Europa en door de uitstoot van landbouw en bosbouw op een andere manier te berekenen. België toonde zijn Europees leiderschap door een compromis voor te stellen: 25 procent. Uiteindelijk werd beslist de norm van 30 procent toch te aanvaarden, op voorwaarde dat er een bindend klimaatakkoord komt, dus niet!
Volgens de wetenschap is een wereldwijde vermindering met 40 procent een absolute vereiste om klimaatrampen te voorkomen.
(Uitpers nr. 117, 11de jg., februari 2010)