Iran heeft eieren voor zijn geld gekozen. Tijdens een bezoek van de Britse, Duitse en Franse ministers van Buitenlandse Zaken aan Teheran, beloofde het volledige samenwerking met het Internationaal Agentschap voor Kernenergie (IAEA), stemde het in met verrassingsbezoeken aan zijn kerninstallaties en zei het zijn programma voor verrijking van uranium te zullen opschorten.
In de nasleep van de invasie van Irak stond Iran als "schurkenstaat" onder sterke druk om te bewijzen dat het niet werkt aan een kernwapenprogramma. Het kreeg de duimschroeven aangedraaid en werd onomwonden met geweld bedreigd als het geen opening van zaken zou geven.
De druk ging op de eerste plaats uit van de Verenigde Staten onder impuls van Israël en de joodse lobby in Amerika. De Europese landen, ook degene die zich – publiekelijk althans – tegen de oorlog tegen Irak hadden verzet, sloten zich bij de Amerikaanse campagne aan. Ze namen er zelfs het voortouw in als goede vazallen van Washington.
Op 2 juni was de proliferatie van atoomwapens één van de onderwerpen op de top van de G8 in het Franse Evian. Iran werd aangemaand zich te houden aan het Verdrag tegen de verspreiding van de kernwapens, waarvan het een ondertekenaar is. Het werd ook aangespoord een bijkomend protocol te ondertekenen, waaronder het IAEA onverwachts inspecties kan komen uitvoeren.
Op 16 juni waarschuwden de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie op hun overleg in Luxemburg dat "preventief" geweld kan worden gebruikt tegen landen die massavernietigingswapens produceren en zich niet onderwerpen aan internationale controle. Eind september dreigde de EU Iran met economische sancties. Ook zou er geen samenwerkingsakkoord tussen Iran en de EU komen.
Eind juli werd bekend dat een bezoek van de Iraanse president Khatami aan België en aan de Europese instellingen, ter gelegenheid van het in ontvangst nemen van een eredoctoraat op 17 aan de universiteit van Luik, niet kon doorgaan. Want, zo heette het, de Belgische en de EU-leiders waren niet gelukkig met het Iraanse nucleaire programma en met de situatie van de mensenrechten in Iran.
Op 6 augustus stuurden de Britse, Duitse en Franse ministers van Buitenlanse Zaken, Jack Straw, Joschka Fischer en Dominique de Villepin, een brief aan hun Iraanse collega Kamal Kharazi met de eisen van de G8.
Op 12 september besliste het IAEA, onder impuls van de Europeanen, dat Iran tegen 31 oktober moest instemmen met zijn eisen. Anders zou de bestuursraad van het IAEA op zijn volgende bijeenkomst, op 20 november, de zaak kunnen voorleggen aan de Veiligheidsraad met het oog op het treffen van sancties.
Dinsdag 21 oktober wisten de naar Teheran uitgenodigde ministers te melden dat het "een belangrijke dag was geweest voor Iran, voor Europa en voor de non-proliferatie". De niet aflatende campagne tegen Iran was met succes bekroond. Zo ziet het voorlopig althans naar uit. Iran heeft altijd volgehouden dat zijn onderzoek en projecten alleen te maken hebben met vreedzaam gebruik van kernenergie. Maar het is geen geheim dat de conservatieven in Teheran doorgedreven inspecties alles pottenkijkerij beschouwen en als een aanslag op de Iraanse soevereiniteit.
Ook is het zeer de vraag of de westerse landen Iran op een eerlijke manier zullen behandelen of dat ze steeds meer spijkers op laag water zullen blijven zoeken om alsnog geweld te kunnen gebruiken. Het Iraakse voorbeeld is alvast niet bemoedigend.
EU kan – als ze wil
De les die uit dit verhaal kan worden getrokken is dat de EU wel degelijk een coherent en doortastend buitenlands beleid kan ontwikkelen, maar dat dit beleid alles behalve principieel is. Op de top van de G8 werd ook Noord-Korea genoemd, maar het enige land in het Midden Oosten, waarvan men beweert de stabiliteit te willen verzekeren, dat over kernwapens beschikt – Israël – wordt nooit en nergens genoemd. Daar rust een taboe op, ook al brengt dit land door zijn expansionistische politiek, zijn misdaden tegen de menselijkheid en zijn oorlogsmisdaden de stabiliteit van het gebied voortdurend in het gedrang. Als er landen met recht en reden "schurkenstaten" mogen worden genoemd, dan hoort Israël daar zeker bij.
Hier speelt weer het verschil tussen "vriend" en "vijand". "Vrienden" mogen alles, de misdaden worden onder de tafel geveegd. En Israël behoort tot die vrienden. Op de Europese Raad van Essen (9-10.12.1994) werd onderstreept dat Israël in de betrekkingen met de Europese Unie een "bevoorrechte plaats" krijgt. Geen wonder dat toen de genocidewet zaliger werd ingeroepen tegen "vrienden" dat bestempeld werd als "misbruik van de wet om politieke redenen" terwijl er weinig twijfel aan is dat iemand als Ariel Sharon een hele reeks massamoorden – niet alleen Sabra en Shatila – op zijn "palmares" heeft staan.
Als "vriend" heeft Israël steevast op alle mogelijke hulp mogen rekenen bij de opbouw van zijn kernwapenarsenaal. Frankrijk heeft de kernbommenfabriek van Dimona gebouwd. Noorwegen leverde het benodigde zwaar water. België heeft Israëlische atoomspecialisten opgeleid, destijds uranium uit Congo geleverd en het controlesysteem van Dimona is afkomstig uit de Mechelse vestiging van het Amerikaanse bedrijf Tracerlab. Duitsland heeft de voorbije jaren Israël drie duikboten geschonken, van waarop raketten met kernkoppen kunnen worden afgevuurd. In Nederland zijn in een vestiging van het Duitse Siemens Israëli’s getraind in het bedienen van die onderzeeërs… Zo zouden we nog lang kunnen doorgaan.
En dan maar praten over de gevaren van proliferatie van kernwapens. Over de Issraëlische wordt in alle toonaarden gezwegen. Op enkele uitzonderingen na. Zo zei minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel in mei in een interview met de Brusselse Radio Judaica geen problemen te hebben met Israëls massavernietigingswapens, want, aldus de minister, Israël is een democratie. En in een democratie kan "het gebruik van die wapens dus democratisch gecontroleerd worden"! Surrealisme van het zuiverste gehalte.
Immobilisme in Palestijnse kwestie
Geen wonder dus dat de Europese Unie alles behalve doortastend is – laat staan met sancties zou dreigen – wat het Israëlisch-Palestijns conflict betreft. Israël is immers een geprivilegieerde bondgenoot. Natuurlijk zit men wel verveeld met de bouw van de muur in Palestijns gebied, met het buitenissige Isrsaëlische geweld, met de voortdurende kolonisatie enz. die "betreurd" (maar nooit echt veroordeeld) worden.
Nochtans wist de Belgische diplomaat Marc Otte, die in juli de Spanjaard Miguel Angel Moratinos opvolgde als speciaal EU-gezant voor het Midden Oosten, bij zijn aantreden te vertellen dat "de internationale gemeenschap politieke wil en de nodige middelen" wil besteden aan de oplossing van het conflict. Dat laatste, aldus de diplomaat, is "een prioriteit voor de Europese Unie". Een merkwaardige verklaring als men weet dat er van het zgn. stappenplan nog altijd niets in huis is gekomen, dat het zo goed als dood is.
Onder het plan zou er nog dit jaar een "voorlopige" Palestijnse staat moeten komen en zou het conflict in 2005, met de oprichting van een Palestijnse staat naast Israël, definitief van de baan moeten zijn. Premier Ariel Sharon heeft officieel het plan aanvaard, maar heeft niets gedaan om het uit te voeren. Zopas nog erkende hij vijf nieuwe kolonies in bezet gebied, nadat hij eerder aanbestedingen uitschreef voor de bouw van honderden nieuwe huizen in bezet gebied. Zijn standpunt is dat de Palestijnen eerst een einde aan het geweld tegen Israël moeten maken. Maar hoe kan de Palestijnse Autoriteit dat? Haar hele infrastructuur is door Israël vernield en de Palestijnen hebben geen enkele bewegingsvrijheid. De nieuwe "Berlijnse" muur maakt die nog moeilijker.
(illustratie: Etienne Heyndrickx)
President George Bush heeft, toen het stappenplan werd gelanceerd, geprobeerd Sharon wat onder druk te zetten (zie: Sharon onder Amerikaanse druk, Uitpers nr. 44, juli-augustus 2003). Maar daar is hij inmiddels al lang weer mee gestopt: het verkiezingsjaar 2004 nadert met rasse schreden. En Bush’ populariteit staat op al een dieptepunt door de troebelen in Irak en de slecht draaiende Amerikaanse economie – ook al probeert hij die kunstmatig op te krikken door grote begrotingstekorten toe te laten. Hij wil in die omstandigheden geen ruzie met de machtige joodse lobby. En als Bush niets doet valt er van Europa evenmin wat te verwachten, zeker niet als de EU blijft volhouden dat beide partijen in het conflict het onderling eens moeten worden. Wat in feite neerkomt op een vrijbrief voor de sterkste partij.
(Uitpers, nr. 47, 5de jg., november 2003)