De Europese ministers beslisten tot de oprichting van dertien zogenaamde ‘battle groups’. Er komt weinig kritiek op deze nieuwe stap in de militarisering van de Europese Unie. In deze bijdrage stellen we een aantal kritische vragen en plaatsen we de nodige bedenkingen.
Is het wel goed dat een machtig economisch blok als de Europese Unie (EU) over een militaire arm beschikt om overal in de wereld in te grijpen? Is het überhaupt zinvol en efficiënt om militair op te treden in gewelddadige conflicten? Welke criteria zal de EU hanteren om op te treden? Wat garandeert dat we dit belangenvrij zullen doen? En wat met de Verenigde Naties? Zullen deze nu in het beste geval definitief met ‘onderaannemers’ werken of in het slechtste geval verplicht zijn om toe te zien hoe machtige imperia het heft in eigen handen nemen?
Allemaal vragen waar de Europese politieke top duidelijk niet lang wil bij stil staan. De Europese Defensieministers hebben op 21 november een nieuwe stap gezet in de militarisering van de Europese Unie. Ze zijn tot de overeenstemming gekomen om tegen ten laatste 2007 13 ‘battle groups’ op te richten die moeten kunnen optreden in een straal van 6.000 km.
Deze gevechstroepen van 1.000 tot 1.500 man sterk, moeten tien dagen na een unanieme beslissing van de EU-lidstaten en het uitwerken van een plan, volledig gevechtsklaar staan. De afspraak is dat dit onder VN-mandaat gebeurt, maar kleinere beslissingen kunnen onafhankelijk worden genomen.
De eerste groep zou moeten klaar staan liefst al in 2005. België doet mee in twee groepen: een groep vanuit het reeds bestaande Eurocorps (met Frankrijk, Duitsland, Spanje en Luxemburg) en een met Frankrijk afzonderlijk. Oostenrijk dat zich terughoudend opstelde omwille van zijn neutraliteitsstatus zal uiteindelijk toch mee in de boot stappen in een groep met Duitsland en Tsjechië. Voorlopig staan enkel Ierland en Estland nog aan de kant.
Elke groep zal over een hoofdkwartier beschikken met aan het hoofd een ‘lead nation’, die zal instaan voor het operationele commando.
De ‘battle groups’ zijn een nieuwe logische stap in de ambities van de EU om de economische kolos eindelijk te verlossen van de complexen van een militaire dwerg. Als de Europese Unie wil meespelen moet het ook bereid zijn om een stok achter de deur te houden en er eventueel mee te slaan. Dat is exact wat premier Verhofstadt vorig jaar in april heeft verdedigd op ‘zijn pralinetop’. Hij vergat evenwel een belangrijk probleem. De Europese Unie beschikt niet echt over een gemeenschappelijke kijk en dus beleid op buitenlands vlak. Dat is pijnlijk duidelijk geworden aan het begin van de Irak-crisis. Geen gemeenschappelijk buitenland beleid, zo lijkt ons een logische redenering, is dus geen gemeenschappelijk ‘veiligheids’beleid. Maar niet zo bij Verhofstadt en blijkbaar ook niet bij zijn Europese collega’s.
Sinds Solana zijn Europese Strategienota (december 2003) heeft goedgekeurd gekregen gaan de Europese ministers er van uit dat ze op één lijn zitten. Het klopt dat de Europese leiders het in dit document eens zijn geworden over de gemeenschappelijke dreigingen waar de EU mee te kampen zou hebben. De wereld is gevaarlijker geworden: massavernietigingswapens, terroristen, uitslaande vlammen van regionale conflicten,… al dat staat voor de Europese deur. De Europese Unie moet daarom zijn stabiliteit uitdragen, zoals dat heet. Maar moet dat (kan dat) militair? Het is markant dat de Europese Strategienota armoede als drijvende kracht van onveiligheid erkent, maar dat er in alle talen gezwegen wordt over de mogelijke oorzaken van die armoede. Of anders gezegd: geen haar op een Europees ministerhoofd dat er aan denkt de oorzaken van onveiligheid en instabiliteit in de wereld te zoeken bij de grote politieke en economische onevenwichten in deze wereld. Armoede komt net als terrorisme als het ware uit de lucht gevallen. Gevolg is dat de Europese Unie zich in hoofdzaak van twee instrumenten gaat bedienen: (nood)hulp en ontwikkelingssamenwerking enerzijds en militair optreden anderzijds. Maar een structurele aanpak van de globale problemen, een grondige herschikking van de economische en politieke machtsverhoudingen met een kritische kijk in eigen boezem, dat is te ver gezocht. Aan heilige huisjes kan en mag niet geraakt worden. Binnen de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank, het IMF, de Club van Parijs (de ‘schuldeisersclub’) en de G7(8) luidt het dan ook in essentie ‘business as usual’.
Laten we terugkomen op de vragen aan het begin van dit artikel.
1. Wie garandeert ons dat de ‘battle groups’ niet zullen verworden tot speerpunten van oude imperiale – koloniale ambities ? Dat het optreden in Afrika, een continent dat in de toekomst op meer militaire aandacht zal mogen rekenen, niet te maken heeft met de rijkdommen die er in de grond zitten? Nu al speelt de rivaliteit tussen Frankrijk en de VS over de Afrikaanse oliegebieden. Een zijsprongetje: heeft de zeer vlugge knieval voor de charmes van de Libische leider Kadhafi niet te maken met het feit dat Tripoli over zowat 10 procent van ‘s werelds zwarte goud beschikt in een tijd dat er meer dan ooit gevreesd wordt voor schaarste ? We weten inmiddels dat natuurlijke grondstoffen in meer of mindere mate een rol spelen in het optreden ten aanzien van Irak, Afghanistan, Iran, en ga zo maar door.
2. Is militair optreden wel zinvol en efficiënt? Is het niet zo dat we ondertussen over voldoende voorbeelden beschikken dat militair optreden zijn vele negatieve kanten heeft? Dat westerse militaire troepen inderdaad al gauw mee partij worden in een conflict zoals we onlangs nog in de Ivoorkust hebben gezien? Dat het militair pacificeren van een conflictgebied een zo goed als onmogelijke opdracht is als er niet tegelijk een politiek wil bestaat om tot de oplossing van het conflict te komen? Wie spreekt er nog over de mislukkingen van Somalië? Was Afghanistan, waar we in tegenstelling tot Oekraïne zedig zwegen over de frauduleuze verkiezingen na een twijfelachtige militaire campagne, wel zo succesvol? In veel gevallen betekent een militair optreden olie op het vuur. Maar hoe sterk de militaire successen in de verf worden geplaatst, zo fel zullen de mislukkingen voor de buitenwereld worden doodgezwegen (Somalië).
3. Staan we niet al te gemakkelijk te zwaaien met onze zogenaamde ‘superieure’ waarden van democratie en mensenrechten? De VS zwaaien daar ook mee, maar moeten nu met schaamrood op de wangen bekennen dat ze in Irak meer dan eens een loopje nemen met de mensenrechten. We maken ons dan ook geen illusies dat het Frans leger dat amper veertig jaar geleden lelijk huis hield in Algerije nu plots omgetoverd is tot een eeuwig humaan interventieleger. Idem dito voor ons eigen Kongo-verleden of dat van Portugal in Angola en Mozambique nog geen dertig jaar geleden. Is het niet meer dan normaal dat we ons deze vragen stellen, dat we fundamenteel wantrouwend staan tegenover de humanistische verpakking van de nieuwe Europese militaire capaciteiten?
4. Wat zijn de criteria voor optreden? Belangen zorgen er niet alleen voor dat er ergens militair wordt geïntervenieerd, maar ook dat er juist niet wordt opgetreden. In een nog niet zo lang verleden vroegen mensenrechten- en vredesorganisaties dat de Europese Unie zich resoluut (maar niet gewelddadig) zou opstellen tegen het drieste en brutale optreden van het Turkse leger in het Koerdische Zuidoosten. Hoewel in dat conflict minstens 30.000 doden zijn gevallen, bleef het ‘humanitaire’ Westen Ankara rustig doorbewapenen. Naast de Verenigde Staten toonde vooral Duitsland zich daarin bedreven. Hetzelfde Duitsland zal nu aan 4 van de 13 ‘battle groups’ deelnemen. Nog een voorbeeld. De Navo (en dus de meeste EU-lidstaten) zijn het er over eens dat het betere militaire relaties moet aanknopen met Israël. Hetzelfde Israël dat een jarenlange bezettingsoorlog uitvecht tegen de Palestijnen en daarbij tal van VN-resoluties schendt, met alle gevolgen van dien. Een van de nieuwe Europese lidstaten, namelijk Polen, heeft vorige week een militair akkoord afgesloten met Israël ter waarde van 255 miljoen dollar. Toonbeeld van Europese eenheid: Warschau blijft blind de Midden-Oosten-politiek van Washington volgen en maakt blijkbaar geen enkel bezwaar op de Israëlisch bezettingspolitiek. Het kan nog erger. Polen zal vermoedelijk een delegatie naar Israël sturen om de veiligheidsmuur te bestuderen om er lessen uit te trekken voor de eigen veiligheidspolitiek. Het gaat om datzelfde Polen dat een ‘battle group’ zal vormen met Duitsland, Slovakije, Letland en Litouwen. Dit lijkt ons allemaal weinig geloofwaardig.
5. Wat met de Verenigde Naties? Al jaren wachten we op die ene fundamentele uitdaging: de (democratische) hervorming van de Veiligheidsraad tot een geloofwaardig platform dat op een efficiënte manier aan een echte internationale veiligheidspolitiek kan bouwen. Het lijkt of het Westen de VN collectief heeft afgeschreven. Iedereen werkt aan zijn eigen veiligheidsstructuren zonder ook maar acht te slaan op de malaises waarmee de VN kampt. Gevolg is dat de VN aan slagkracht en geloofwaardigheid verliest. Gevolg is ook dat de EU militariseert, internationale ambities koestert en daarbij vooral lippendienst levert aan de VN. Nu al zien we een groeiende greep van het militair-industrieel complex (MIC) op het Europees gebeuren, zonder dat er veel kritische bedenkingen worden geuit. Zo heeft zich niemand ooit vragen gesteld bij het feit dat de conventiewerkgroep die het defensieluik van de toekomstige grondwet moest uitwerken zich grotendeels liet adviseren door delen van het MIC, zoals BAe en EADS, terwijl de stem van de vredesbeweging helemaal niet werd gehoord. Geloven we nu echt dat defensiebedrijven in staat zijn om op objectieve manier ons veiligheidsbeleid te adviseren? De groeiende greep van het MIC in de VS en meer en meer ook in de EU zal de nu al gebrekkige VN-architectuur verder ondergraven. Ongetwijfeld is dat ook het doel van bepaalde politiek agenda’s. Als de VN verdwijnen of nog machtelozer en manipuleerbaarder worden gemaakt is de weg helemaal vrij voor een wereld waar macht en niet recht het doorslaggevende criterium is voor de internationale verhoudingen.
(Uitpers, nr. 59, 6de jg., december 2004)