INTERNATIONALE POLITIEK

De EU moet ‘ontwapenen om te ontwikkelen’

De informele bijeenkomst van de EU ministers van Defensie in Gent op 23 en 24 september was een van de belangrijkste gebeurtenissen van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Tenminste, zo stondt het te lezen op de portaalsite van de Europese Unie. Het was niet gemakkelijk om te achterhalen wat de precieze agenda is van deze ‘belangrijke’ vergadering.

Wellicht is dat ook de reden waarom men het graag informeel houdt in een sector waar men niet veel kaas heeft gegeten van openbaarheid van bestuur, maatschappelijk debat of democratische controle. Maar uit een brief op de website van het Nederlandse ministerie van Defensie kunnen we opmaken dat er één centraal thema naar voor wordt geschoven, namelijk ‘capaciteitsontwikkeling’. In informele discussiesessies zou gezocht worden naar de belangrijkste tekorten van de Europese militaire capaciteiten. In de praktijk komt dit neer op een verdere verdieping van de defensiesamenwerking waarbij een aantal instrumenten uit het Verdrag van Lissabon concreet moeten gemaakt worden, er gepraat zal worden over meer militaire samenwerking tussen de Europese landen en met de NAVO. In zijn voorbereidende EU-nota van dit voorjaar toonde De Crem zich redelijk ambitieus en sprak hij over een “filosofie van de radicale breuk” en een “kwalitatieve sprong voorwaarts zonder uitvluchten”.

Het Belgisch voorzitterschap komt er op goed een half jaar sinds de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Dat Verdrag bevat een uitgebreid luik over het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid met daarin belangrijke institutionele wijzigingen die de Europese Unie letterlijk moeten wapenen voor een prominentere rol in de wereld. Voor alle duidelijkheid: defensiebeleid moet eigenlijk interventiebeleid heten, want verdediging blijft een bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten en/of de NAVO. De Europese politieke klasse wijst graag naar de verantwoordelijkheid die op de EU-schouders rust in een sterk geglobaliseerde wereld. Begin dit jaar sprak de Commissie Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement over de noodzaak om de strategische autonomie van de EU te versterken door middel van een sterk en effectief buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid dat kan zorgen voor de “handhaving van de vrede, het voorkomen van conflicten, versterking van de internationale veiligheid, de bescherming van de veiligheid van de burgers, te verdedigen EU-belangen in de wereld, en de handhaving van de stichtende waarden, en tegelijk bijdragen aan een effectief multilateralisme ter ondersteuning van het internationaal recht en vooraf respect voor de mensenrechten en democratische waarden wereldwijd.”

In die lange zinsnede staat wel degelijk, bijna terloops, ook het ‘verdedigen van de EU-belangen’. Het is een constante in de geschiedenis dat grootmachten een militair apparaat nodig hebben om belangen desnoods militair te verdedigen. In Georgië zagen we de rivaliteit tussen grootmachten over de toegang tot grondstoffen. In Afghanistan, Irak en Iran komt ‘energieveiligheid’ telkens om de hoek kijken. Daarbij vormen voor zowel de EU als de NAVO veilige energietransportroutes een grote kopzorg. In een toespraak voor een Britse denktank zei een conservatief parlementslid enkele jaren terug: “Als we willen dat de lichten in Groot-Brittannië blijven branden, hebben we een alomvattende energiestrategie nodig” en daarvoor zijn onder meer “veiligheidsstructuren nodig die er voor zullen zorgen dat de brandstoffen veilig worden vervoerd”.

De uitbouw van militair Europa legt de wapenindustrie geen windeieren en de politieke klasse heeft de sector al behoorlijk bediend. In een nieuwe directieve heeft de Europese Commissie er voor gezorgd dat de barrières voor de intra-Europese wapenhandel wegvallen zodat, zo luidt het, de EU defensie-industrie competitiever wordt. Dat geldt ook voor de controle op de Europese wapenexport naar derde landen. Terwijl de EU graag verwijst naar het uitdragen van onze waarden en het bijdragen tot stabiliteit in de door geweld geteisterde wereld zorgt de lakse controle op de wapenhandel er voor dat Europese wapens zowat overal in de wereld te krijgen zijn. Hoe dat valt te rijmen met onze zorg voor vrede en stabiliteit in de wereld is een raadsel. Het gevoerde Europees beleid is trouwens op veel vlakken contradictorisch aan wat het beweert te zijn.

In Lissabon zijn de kiemen gelegd van de militarisering van de EU. De wapenindustrie heeft gedaan gekregen dat haar belangen verdragrechtelijk zijn ingeschreven door de oprichting van een Europees Defensieagentschap en de passage dat de lidstaten er zich toe verbinden om hun militaire vermogens te verbeteren. Als vredesbeweging hebben we het daar bijzonder moeilijk mee, omdat het tegengesteld is aan het principe van ontwapening, een noodzakelijk proces waar in VN-verband al vele keren op is gehamerd. Het Verdrag legitimeert ook de NAVO als belangrijke instelling op vlak van de gemeenschappelijke defensie van Europa. Minister De Crem stelt in zijn nota dat de toenadering tussen de EU en het transatlantische bondgenootschap dat in Afghanistan in een steeds bloederige oorlog verwikkeld is geraakt. Diezelfde De Crem droomt er van dat België lid wordt van een andere Lissabon-uitvinding, de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PGS), zeg maar een militair kern-Europa. Wie het protocol over de PGS er op naleest begrijpt dat België alleen maar kan deelnemen als het defensiebudget de hoogte ingaat en ons leger nog meer tot een duur interventie-apparaat wordt omgevormd.

Het Verdrag van Lissabon is een gemiste kans voor een echte vredespolitiek. Terwijl het verschillende artikels bevat hoe de militaire structuren moeten uitgebouwd worden, staat er geen woord in over de nood aan ontwapening of conflictpreventie. De EU moet een vredesproject zijn dat in eerste instantie werk maakt van een mondiale sociale en milieupolitiek, dat zorgt voor duurzame jobs, garant staat voor publieke dienstverlening, de sociale zekerheid beschermt, een eerlijk en evenwichtig handelsbeleid voert en investeert in duurzame ontwikkeling. We moeten terug naar een politiek van ‘ontwapenen om te ontwikkelen’. Geen overbodige luxe in een wereld waar tien keer meer geld gaat naar bewapening dan naar ontwikkelingssamenwerking.

(Uitpers nr. 124, 12de jg., oktober 2010)

Ludo De Brabander is woordvoerder van Vrede vzw en co-auteur van het boek ‘Als de NAVO de passie preekt’ (uitgeverij EPO, 2009)

Relevant

De nieuwe EU-lijst van belastingparadijzen: een maat voor niets

Recent hebben de Europese ministers van Financiën de Europese lijst van belastingparadijzen herzien. Ze voegen Antigua, Barbuda, Belize en de Seychellen aan de zwarte lijst toe en schrapten de…

Gaza: de ondergang van het internationaal rechtssysteem?

Zijn we getuige van een trieste primeur in de geschiedenis en de definitieve teloorgang van het internationaal rechtssysteem? Voor de ogen van de camera’s rollen de beelden van oorlogsmisdaden…

De dwaalsporen van de Europese Unie

Dat de oorlog in Oekraïne ook een geopolitiek mijnenveld is geworden, wie kan het nog ontkennen? Naar wat voor wereld zijn we nu op weg? Hoe kunnen de risico’s…

Laatste bijdrages

Barnier op de schopstoel. Macron ook.

Veel ministers van de Franse regering Barnier zullen een zeer korte carrière hebben gekend nu Marine Le Pen meedeelde dat ze een motie van wantrouwen indient, zoals links dat…

Wapenproducenten vergroten hun omzet door oorlog en regionale spanningen

In 2023 stegen de inkomsten van de wereldwijde top 100 wapenbedrijven naar 623 miljard dollar in reële cijfers. Volgens het Zweeds Vredesonderzoeksinstituut SIPRI, dat een jaarlijks rapport maakt over…

Aleppo. Het einde voor Assad?

Hayat Tahrir Al-Sham (HTS) is Aleppo binnengewandeld, het Syrische regeringsleger leek nergens te bekennen. Het was al eerder het gebied tussen zijn bolwerk Idlib en Aleppo doorgetrokken als door…

Van Moddergat tot Wondermond

You May Also Like

×