De 21ste eeuw moet de eeuw van Azië worden, luidde zowat het motto van de topbijeenkomst van Oost- en Zuid-Aziatische landen half december in Kuala Lumpur. Meer dan tien jaar eerder had de toenmalige Maleisische premier Mahathir Mohammad, een van de pleitbezorgers van de zogenaamde ‘Aziatische waarden’, het idee gelanceerd van een dergelijke top zonder de VS. De top had inderdaad plaats zonder een vertegenwoordiging van Washington. Was dit een bres in de Amerikaanse politiek van containment van China, om China’s invloed in te dijken? Of hoogstens een bresje?
Mahathir was een grote voorstander van de Zuid-Zuidsamenwerking, een coöperatie van kapitalisten die zich meer willen losmaken van de grote gevestigde kapitalistische machten, de VS voorop. Maar zoals ook vaak in internationale instellingen en op officiële wereldforums bleek, liep dat niet van een leien dakje.
Intussen was de Asean, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties, verder uitgebouwd. Er kwamen nieuwe leden bij zodat de Asean nu tien lidstaten heeft (Maleisië, Indonesië, Filipijnen, Singapore, Thailand, Brunei, Laos, Cambodja, Vietnam, Birma). In de jaren 1970-1980 was die Asean volledig op de VS afgestemd, maar dat werd steeds minder het geval. Zelfs een bijzonder anticommunistisch bewind als dat van dictator Suharto in Indonesië, sloot in 1990 weer normale betrekkingen aan met China – officieel nog altijd een «communistisch bewind ». Het pragmatisme van de Chinese diplomatie en de groei van de Chinese economie waren daarbij natuurlijk beslissende factoren.
Met de financiële crisis van 1997 die een groot deel van Oost-Azië trof, werd China als regionale macht nog belangrijker omdat het niet door de crisis werd getroffen en als een factor van stabiliteit naar voor kwam waaraan andere Aziatische landen zich konden optrekken. Veel van de regeerders uit de regio zagen van langs om meer in dat ze iets te winnen hadden door in te spelen op de rivaliteit tussen de VS en China.
Zorgen voor VS
In Washington werd de Chinese opmars zorg nummer 1. De politiek van containment werd als absolute prioriteit naar voor geschoven. Washington heeft zeer veel troeven in de regio: een zeer sterke militaire aanwezigheid in de Stille Oceaan, in Japan en Zuid-Korea en militaire samenwerking met landen als Taiwan en Singapore, bevriende regimes in Indonesië, Thailand. Al die relaties konden er niet voor zorgen dat de VS op de top in Kuala Lumpur werden uitgenodigd.
Washington werd echter snel gerustgesteld door zijn “vrienden”, ook al zijn dat niet allemaal onvoorwaardelijke vrienden. Lee Kuan Yew, de sterke man van Singapore en een van de bouwers van de “Aziatische constructie”, benadrukte de “blanke” landen Australië en Nieuw-Zeeland wel aan de top deelnamen en dat die toch dicht bij de VS staan. Lee zelf voerde ook actief campagne voor de “Aziatische waarden” en vond daarvoor een gunstig gehoor in China.
En dan kunnen de VS natuurlijk in zo een Aziatisch gezelschap rekenen op Japan dat de militaire samenwerking met de Amerikanen nog opvoerde. Een van de problemen daarbij is wel dat China, Zuid-Korea en andere Aziatische landen niet gerust zijn in de militaristische politiek van Japan, vooral omdat die gekoppeld wordt aan een herziening van de imperialistische geschiedenis van Japan. De Chinese premier Wen Jiabao en zijn Japanse collega Junichiro Koizumi weigerden op de top elkaar in het openbaar te spreken.
Op die top was naast de Asean-landen, Japan, China, Zuid-Korea, Australië en Nieuw-Zeeland ook India uitgenodigd. Het is relatief nieuw dat de Indiase diplomatie grote belangstelling toont voor grotere integratie met Oost-Azië. Maar er is enerzijds ook het groeiend economisch gewicht van India en dat land kan bovendien een rol spelen als regionaal tegengewicht voor China, zonder dat direct te zien als onderdeel van de politiek van ‘containment’. Er was daarnaast een “speciaal waarnemersstatuut” voorzien voor Rusland, voor president Vladimir Poetin in persoon. Die aanwezigheid onderstreepte hoe dan ook de afwezigheid van de VS, waardoor de top nog meer het karakter kreeg van een club in wording van kapitalisten van de “westkant van de Stille Oceaan” die het heeft over gemeenschappelijke waarden en een eigen identiteit.
Chinees succes
Peking boekt in zijn lange termijncompetitie met de VS hoe dan ook een klein succes. Dat is ook het resultaat van het geduldig uitbouwen van relaties in functie van de eigen belangen, van de ‘raison d’État’. De tijd dat de Chinese leiders in de regio uit ideologische motieven handelden, is toch wel twee generaties geleden. Peking liet zonder problemen communistische guerrilla’s in de steek, zoals het dat nu ook doet tegenover de maoïsten in Nepal.
Zo helpt China allerlei projecten ontwikkelen langs de Mekong, bij de zuidelijke grens van China. Dat moet onder meer bijdragen tot de ontplooiing van de westelijke en zuidwestelijke regio’s van China die totnogtoe veel minder groei kenden dan de oostelijke kustprovincies.
Zuidoost-Azië is voor China ook een belangrijke bron van allerlei grondstoffen. China is ’s wereld tweede grootste verbruiker van houtsoorten. Het voert enorme hoeveelheden hout in uit Indonesië, voor een groot deel illegaal. Om de smokkel mogelijk te maken, kopen de Chinese handelaars echter op industriële schaal Indonesische militairen en ambtenaren om. Ze doen hetzelfde in Birma waar zowel legerofficieren als leiders van etnische minderheden in de grensgebieden meehelpen aan de smokkel.
Zoals het geval is met vooral Amerikaanse, Japanse en Europese projecten in die regio, richten ook de Chinese ondernemingen enorme schade aan het milieu aan. De bouw van grote stuwdammen op de Mekong leidt tot een enorme erosie van vruchtbare gronden, tot de verdwijning van talrijke vissoorten en dies meer. De houtkap neemt rampzalige afmetingen aan. Een Chinees project op het Indonesische deel van Borneo om er 1,8 miljoen hectare palmbomen voor palmolie te planten, betekent volgens milieugroepen een desaster. Maar de Chinezen doen slechts wat al die andere ondernemingen uit de VS, Japan en West-Europa al decennia lang doen.
De Chinese economische aanwezigheid in Zuidoost-Azië is nog bescheiden, maar de Chinese opmars maakt Washington op termijn ongerust. Het maakt China meer dan ooit dé prioriteit van de Amerikaanse diplomatie, vooral omdat China op wereldvlak een steeds geduchter concurrent wordt in de strijd om olie en gas. Ook daar is de Chinese rol nog bescheiden, maar de behoeften zijn er zo groot en de voldoening van die behoeften zo essentieel voor de Chinese economische ambities, dat ze die rivaliteit wel moeten voeden. In die optiek is de top van Kuala Lumpur wel niet van grote historische betekenis, maar toch een teken aan de wand.
(Uitpers, nr. 71, 7de jg., januari 2006)