In Europa en de Verenigde Staten is hij misschien niet zo bekend, behalve dan bij gekroonde hoofden en topleiders die hij wel eens een politiek handje toesteekt. Maar hij is een van de allerrijkste mannen van Latijns-Amerika, met een fortuin dat door vakbladen op 4 tot 5 miljard dollar wordt geschat. Gustavo Cisneros Rendiles, jarenlang zowat de ongekroonde koning van Venezuela, is een van die discrete en machtige zakenlui die politici kunnen maken of breken.
Die macht verwierf hij hoofdzakelijk door een media-imperium dat zich vanuit zijn geboorteland Venezuela uitstrekt over vele Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. Daarom noemen velen hem de Venezolaanse Berlusconi of Murdoch. Maar in zijn geboorteland is de even grote als discrete politieke macht van Cisneros getaand sinds Hugo Chávez Frias daar in 1998 tot president werd verkozen.
Een keerpunt kwam toen de mediamagnaat ontmaskerd werd als drijvende kracht achter de staatsgreep die in april 2002 probeerde de democratisch verkozen president af te zetten. Die mislukte coup, met stille Amerikaanse steun, moest het land opnieuw op de neoliberale koers zetten die de kiezers hadden afgewezen. Sindsdien houdt Cisneros zich wat gedeisd en spitst hij zijn zakenimperium toe op andere Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. Dat komt ook omdat de geloofwaardigheid van zijn commerciële omroep Venevision sterk is aangetast door de rol die de zender speelde in de antidemocratische staatsgreep. En dat bleek niet zo goed voor de kijkcijfers en de daaruit voortvloeiende reclame-inkomsten.
Gustavo Cisneros behoort tot de blanke elite die van 1958 tot 1998 via de twee grote partijen (de “sociaaldemocratische” Accion Democratica AD en de “christen-democratische” COPEI) de politieke dienst uitmaakte in Venezuela. Die elite, waarvan vele leden meer in de Verenigde Staten verblijven dan in Venezuela, vormt geen nationale burgerij, maar een groep die verbonden is met hoofdzakelijk Amerikaanse multinationals, wier belangen zij ter plaatse vertegenwoordigt en behartigt: een compradore-burgerij. Tijdens de veertig jaar van dit corrupte regime heeft die elite illegaal 95 procent gekocht van de radio-en televisiefrekwenties bij de Nationale Commissie voor Telecommunicatie. Daardoor verwierf ze met haar commerciële omroepen zo goed als een monopolie op de informatie. De overheid heeft maar één TV-kanaal, voorlopig te arm om te kunnen concurreren met die grote vier privé-zenders: Venevision, Radio Caracas Television (RCTV), Globovision en Televen. Venevision is in handen van de Cisneros-groep. RCTV is de televisietak van Radio Caracas, opgericht door de familie Phelps waarvan Cisneros vrouw Patty Phelps een telg is.
Zoals veel Latijns-Amerikaanse rijken is Cisneros een kameleon wat zijn “nationaliteit” betreft. Hij is geboren in Venezuela, in Caracas in 1945. Maar hij is ook Spaans staatsburger, op persoonlijk verzoek van koning Juan Carlos (de Spaanse regering verhief hem in de Orde van Isabella de Katholieke, officieel omdat hij de banden tussen Spanje en Venezuela hielp verbeteren). En Cisneros’ thuishaven ligt in de Dominicaanse Republiek, in zijn Casa Bonita, in een getto van superrijken van Cubaanse afkomst (Cisnero’s vader Diego was van Cubaanse afkomst). Tegelijk verblijft de mediamagnaat veel in de Verenigde Staten, waar hij vriend aan den huize is van onder meer de familie-Bush en waar hij een van de geldschieters is van de Republikeinse Partij.
Zijn wereldbeeld is dat van het neoliberalisme, de “vrije” markt en de “privatiseringen”‘, een ideologie die de wereld opnieuw meer moet openstellen voor het westers bedrijfsleven, het Amerikaanse voorop. Geen wonder dat Cisneros een vurig voorstander is van het initiatief waarmee de Amerikaanse regeringen dit nastreven: de Vrijhandelszone van de Amerika’s (FTAA), een geesteskind van vader George Bush dat in Latijns-Amerika op veel weerstand stuit omdat het gezien wordt als het middel waarmee Amerikaanse hegemonie over het continent wordt verstrekt. Gustavo Cisneros is de belichaming van het feit dat er in Venezuela geen nationale, maar wel een compradore, met het Amerikaans imperium verbonden burgerij bestaat.
Gustavo’s vader, Diego, werd welgesteld als verkoper van Chrysler- en Studebaker-auto’s en als beheerder van een busbedrijfje in Caracas. Maar goed rijk werd de familie pas na de tweede wereldoorlog, nadat ze in 1939 de rechten had verworven op het bottelen en verkopen van Pepsi-Cola. Daarbij hoorden mettertijd ook glazen, stoppen, flessen, suiker en kassen voor de frisdrank, die vader Diego zelf begon te maken en verkopen. En het bedrijf werd ook actief in andere landen, zoals Colombia en Brazilië. In de jaren 50 liet vader Diego zijn oog vallen op de nog embryonaire, maar toch al opkomende radio- en televisie-industrie. In 1961 richtte hij met zijn Organizacion Cisneros een nieuwe zender op, Venevision. Die zou de bijzonder aandacht krijgen van Diego’s vierde zoon, Gustavo.
Vader Diego was een goede vriend van Romulo Betancourt, de oprichter van de “sociaaldemocratische” Accion Democratica (AD). Die had hem geholpen om Venevision te lanceren. De familie bleef altijd op zeer goede voet staan met de latere leiders van de AD, in het bijzonder met Carlos Andres Perez, die tweemaal president is geworden totdat hij in de jaren 90 wegens verduistering van overheidsgeld werd aangeklaagd en verjaagd. Maar de Cisneros-familie hield ook COPEI-leiders als ex-president Rafaël Caldera te vriend. Daardoor had zij altijd een voet aan huis in het presidentiëlel Miraflorespaleis, waar de AD- en Copei-presidenten elkaar gedurende tientallen jaren afwisselden.
Gustavo “erfde” al die connecties toen hij in 1970 aan het hoofd van het Cisneros-imperium kwam te staan nadat zijn vader door een herseninfarct invalide werd. Hij had in de VS gestudeerd en in 1968 de mediawereld betreden toen hij twee jaar ging werken voor ABC-television in Detroit, Los Angeles, Chicago en New York. In 1970 huwde hij, in de sjieke St.-Patrickskathedraal van New York, Patty Phelps. De Amerikaanse vader van deze dame had zich, net als Gustavo’s vader, in Caracas gevestigd, waar hij verkoper was voor Ford, Singer en Underwood. De familie-Phelps was ook eigenaar-oprichter van Radio Caracas. De televisie-tak van dit bedrijf was RCTV, een van de grote privé-omroepen én “concurrenten” van Gustavo’s Venevision.
Cisneros richtte zijn aandacht ook op andere “zakelijke kansen”. In 1976 werd het supermarkten-imperium van de Rockefellers in Latijns-Amerika krachtens de regels van het Andijns Pact ontmanteld. Met de hulp van familievriend Pedro Tinoco, verwierf de Cisneros-clan in één klap de Venezolaanse tak van het imperium: 48 supermarkten en een dozijn frisdrankverdelers. Pedro Tinoco was de bankier van de AD-partij. Hij was ook minister van Financiën (1969-1972) en voorzitter van de Centrale Bank onder president Carlos Andres Perez; kort na zijn dood bleek hij een sleutelrol te hebben gespeeld in het frauduleus failliet van de Banco Latino in 1994, dat de Venezolaanse staat miljarden dollars kostte.
Ondertussen maakte de Cisneros-clan zich ook meester van de organisatie van Miss Venezuela, een zeer populaire gebeurtenis die vrouwen voorbereidde op nationale en internationale schoonheidswedstrijden. Ze kocht ook de rechten van Playboy-TV voor Latijns-Amerika. Gustavo breidde zijn rijk verder uit in het buitenland met de aankoop in 1984 van de Amerikaanse sportketen Spalding en het Madrileense warenhuis Galerias Preciados, dat hij volgens de Spaanse krant El Mundo voor het prikje van 47 miljoen euro kocht en drie jaar later weer verkocht voor 1,87 miljard euro.
Caracazo
Dan werd in 1988 Cisneros’ vriend Carlos Andres Perez opnieuw tot president verkozen. De kiezers, die zich herinnerden dat Perez tijdens zijn eerste termijn in de jaren 70 de olie had genationaliseerd en daardoor een relatieve welstand had bewerkt, hadden gehoopt dat hij de inmiddels scherper geworden neoliberale koers zou ombuigen. De last van de buitenlandse schuld was groter geworden, zij slorpte nu 5 miljard dollar per jaar op, de lonen waren er fel op achteruitgegaan en de armoede was toegenomen. Maar eenmaal verkozen deed Perez het tegengestelde van wat de kiezers hadden verhoopt: hij paste het “structureel aanpassingsprogramma” toe dat door het Internationaal Monetair Fonds (de waakhond van de internationale banken) was geëist. Zo schafte hij de controle op de prijzen af en verminderde hij subsidies die vele diensten en producten voor de gewone man betaalbaar hadden gehouden. Het resultaat was een volksopstand in februari 1989 in Caracas, de zgn. Caracazo.
Perez stuurde het leger af op de manifestanten. Officieel vielen er 300 doden, volgens meer betrouwbare bronnen duizend tot drieduizend. Bij de kiezers werd het gevoelen verstrekt dat veranderingen kennelijk niet door de stembus konden worden afgedwongen. Het belang van dat gevoelen zou nog blijken uit de steun die (toen nog kolonel) Hugo Chávez genoot bij zijn mislukte poging in 1992 om door een staatsgreep tegen Perez een eind te maken aan de neoliberale politiek.
Tijdens die poging tot staatsgreep door Chávez stelde Cisneros zijn omroep Venevision ter beschikking van vriend Carlos Andres Perez. Daardoor kon die zijn politieke hachje redden. Maar Perez was zo impopulair, dat Venevision massaal kijkers verloor, met als gevolg ook verlies aan reclame-inkomsten. De omroep herstelde zich pas met de uitzending van de wereldbeker voetbal in 1994 in de Verenigde Staten.
In het voorjaar van 1993 doken de aanklachten over verduistering van 2,8 miljoen dollar overheidsfondsen tegen Perez op. De president moest opstappen, bij verkiezingen in december dat jaar verloor zijn AD, en verloor Cisneros zijn goede vriend in het presidentieel paleis.
De nieuwe president was evenwel een andere kennis van Cisneros, Rafael Caldera. Dit COPEI-kopstuk moest zich als “onafhankelijke” aandienen, omdat de beide grote partijen bij de bevolking zo waren aangeslagen, dat Caldera’s kandidatuur als COPEI-man geen kans zou hebben gemaakt. Dan kwam in 1994 het schandaal met de Banco Latino, waar Gustavo’s broer Ricardo in de bestuursraad had gezeten. Caldera moest om en bij de 12 procent van het bnp spenderen om het financieel systeem te stabiliseren. De kapitaalvlucht en de devaluatie leidden tot een inflatie en nog hardere besparingen in de overheidsuitgaven.
Gustavo Cisneros, die al na de Caracazo tot het besluit was gekomen dat het familiefortuin beter in het buitenland kon worden ondergebracht, besloot zijn geld nog sneller uit Venezuela weg te halen. De grote meerderheid van zijn operaties (meer dan 80 procent, volgens ingewijden) gingen van Venezuela over naar de Verenigde Staten. Hij verkocht zijn Pepsi-aandelen aan concurrent Coca-Cola en zijn supermarkten aan een Colombiaanse keten. De opbrengsten herinvesteerde hij in de Amerikaanse supermarkten Pueblo Extra en in Florida en Puerto Rico.
Tegelijk bracht hij zijn geld over naar de sectoren die hij in de nieuwe tijden aanlokkelijker achtte: telecommunicatie, televisie, internet, popmuziek… en bier. In de Verenigde Staten wekte hij het project van zijn vriend, de Mexicaanse mediamagnaat Emilio Azcarraga (van Televisa), tot nieuw leven: Univision, een zender voor de almaar talrijker wordende Latino’s in de VS. In 1992 begon die uit te zenden met soaps, shows, en “nieuws” dat in Venezuela en Mexico was gemaakt.
In 1996 werd president Caldera ertoe genoopt zich nog eens aan het IMF te onderwerpen, met zijn “Agenda Venezuela” die onder meer opnieuw de controles op prijzen schrapte. De sociale toestand werd almaar dramatischer: eind 1996 had de armoede zich uigebreid tot 86 procent van de bevolking, de extreme armoede tot 65 procent. Cisneros liet het niet aan zijn hart komen, hij breidde zijn rijk uit. Hij kocht Azcarraga’s aandeel in Univision in de VS over en begon TV-ketens in Latijns-Amerika te verwerven: Chilevision in Chili en Caracol TV in Colombia. In 1995 richtte hij in een joint venture met Hughes Communications (van General Miotors) DirectTV op, en bedrijf waarin hij een meerderheidsaandeel heeft en dat twintig Latijns-Amerikaanse landen via satelliet vergast op sport, spelletjes, soaps en “nieuws”.
Chávez
De blanke elite die Venezuela veertig jaar had geregeerd, was zodanig gediscrediteerd, dat zij bij de verkiezingen in december 1998 een zeer zware klap kreeg: met 56 procent van de stemmen kozen de kiezers Hugo Chávez tot president, de voormalige militair die na zijn mislukte coup tegen het neoliberalisme een politieke beweging had opgericht om ditmaal via verkiezingen de macht te veroveren. Cisneros keek aanvankelijk de kat uit de boom, hij hoopte dat de elite Chávez nog naar haar wil zou kunnen plooien. Maar toen de nieuwe president in 2001 wetten liet goedkeuren over de landhervorming, de sociale zekerheid en de cruciale oliesector, voegde Cisneros zich voorgoed bij de luidruchtige oppositie, die Chávez hekelde omwille van de rampzalige economische toestand die zijzelf en haar Amerikaanse beschermheren hadden tot stand gebracht.
Cisneros werd een drijvende kracht achter de sectoren die in 2002, met de stille steun van Washington, de omverwerping van Chávez uitdokterden. Bij het begin van de staatsgreep (11 tot 14 april) waren de samenzweerders bijeen in de suite van Cisneros bij Venevision. Nadat Chávez manu militari uit het presidentieel paleis was weggebracht, maakte Pedro Carmona, de baas van de Venezolaanse patroonsorganisatie, op 13 april bekend dat hij de nieuwe president was. Carmona ontbond per decreet het parlement en andere verkozen organen.
Cisneros ging hem die dag opzoeken in het presidentieel paleis en stelde hem voor dat de “nieuwe regering” de hele communicatiesector aan hem, Cisneros, zou overlaten. Carmona stemde daarmee in, en loste daarmee een schuld af bij Cisneros. Enkele minuten na het vertrek van Cisneros en zijn mediadelegatie, heroverde de presidentiële wacht het paleis en arresteerde zij de leiders van de staatsgreep (Carmona ontsnapte). Chávez werd opnieuw geïnstalleerd als president.
Carmona was Cisneros iets verschuldigd. In de aanloop naar de coup hadden diens Venevision en de andere privé-zenders RCTV, Globovision en Televen, hun normale uitzendingen vervangen door felle aanvallen tegen Chávez, onderbroken door reclamespots die de kijkers opriepen om op straat tegen de president te gaan betogen. “Naar buiten allemaal!”. En: “Ga je huis uit nu!”, luidden die spots die door de omroepen gratis werden uitgezonden. En nadat Carmona zich tot president had uitgeroepen, verheugden de omroepen zich om Chávez’ “ontslag”.
(Ook de Belgische RTBF had het tijdens de nacht van de staatsgreep tegen Chávez over diens “ontslag”, in geen enkele nachtelijke uitzending werd het woord “staatsgreep” gebruikt.Wel kwam een man van Fortis vertellen dat nu het einde was aangebroken van “het collectivistisch autoritarisme”, en wees hij op de “zichtbare vreugde” van de Venezolanen over de val van president Chávez. Tijdens het journaal van 12 april 2002 liet de RTBF de coup van putschist Carmona voorkomen als een gewone machtsoverdracht, niets werd gemeld over de inmiddels bekendgemaakte veroordeling van de coup door alle Latijns-Amerikaanse landen en Frankrijk).
Blackout
Toen de massaprotesten tegen de coup Chávez opnieuw aan de macht brachten, gaf Cisneros zijn media het bevel daar niets over te melden. Er kwam geen enkel beeld van de massabetogingen ten gunste van Chávez, de ketens van Cisneros zonden wel oude films en tekenfilmpjes uit. Journalist Andres Izarra kon het niet langer aanzien dat zijn bazen de nieuwsverslaggeving beletten. Hij nam op 13 april ontslag bij RCTV, de omroep van de familie-Phelps. Toen de aanhangers van Chávez mobiliseerden om de terugkeer van de president te eisen, waren er duidelijke bevelen gekomen, zei Izarra: geen informatie over Chávez, zijn aanhangers, zijn ministers en alle anderen die op de een of andere manier met Chávez verband kunnen houden. RCTV wist nochtans dat Chávez niet was “afgetreden”, maar wel was ontvoerd en opgesloten, maar dat haalde het nieuws niet. RCTV wist ook dat Latijns-Amerika de coup tegen Chávez had veroordeeld, maar deelde het niet mee. En toen Chávez opnieuw werd geïnstalleerd, zond men Tom and Jerry-filmpjes uit, en oudere prenten als Pretty Woman. “We hadden een journalist in Miraflores”, zuchtte hij, “en we wisten dat het paleis opnieuw was ingenomen door de chavistas. Maar de informatie-blackout was van kracht. Toen was het genoeg voor me en besloot ik op te stappen”. De coup werd algemeen veroordeeld, behalve door de Verenigde Staten (die nochtans in het Handvest voor Democratie dat zij kort voordien Latijns-Amerika opdrongen hadden gesteld dat er alleen nog democratisch verkozen regimes mochten bestaan, en dat geen enkele machtsgreep mer mocht plaatsvinden).
Toen het stof van de staatsgreep was neergedwarreld overwoog Chávez maatregelen om de aanfluiting van journalistieke deontologie waarvan Cisneros’ Venevision en de andere privé-zenders blijk hadden gegeven, tegen te gaan. Voor hem waren die zenders “de vier ruiters van de Apocalyps”. Het lokte veroordeling uit bij organisaties die de persvrijheid zeggen te verdedigen, zoals Reporters zonder Grenzen, en bij de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. Die veroordelingen gingen wel voorbij aan het feit dat de bedreiging voor de persvrijheid niet zozeer uitgaat van Chávez, als wel van de mediabazen zelf, die de verslaggeving zonder enige terughoudendheid gewoon hadden geblokkeerd.
En die van hun omroepen propagandamachines tegen Chávez bleven maken. Getuige de manier waarop op die zenders in 2003 aan sport-“verslaggeving” bleven doen. Het betrof een match waaraan de Navegantes de Magellanes, een van de grote baseballteams van Venezuela, deelnamen. Een van de spelers, Endy Chávez, is een naamgenoot van de president. Elke keer dat de man de bat hanteerde, luidde het: “Daar komt Chávez…nee, nee, niet de pro-Cubaanse dictator, de andere Chávez”. En:” Deze Chávez raakt de bal, niet het Venezolaanse volk”.
In mei 2004 liet Chávez openlijk blijken dat de praktijken van Cisneros en zijn bondgenoten hem hoog zaten. “De dag zal komen”, verklaarde hij, “dat we over rechters beschikken die geen angst zullen hebben, die zullen handelen in overeenstemming met de grondwet, en die de chefs van de maffia, zoals Cisneros, in de gevangenis zetten”.
November 2004 stemde het parlement een nieuwe mediawet, de wet op “Sociale verantwoordelijkheid in TV en Radio”. Die werd door vele media als “omstreden” beschreven (weinig wetten zijn onomstreden) omdat Cisneros en de andere privé-zenders zeiden dat ze een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting zou betekenen. Regeringsvoorstanders wezen er evenwel op dat Cisneros en de andere eigenaars van de media vooral bang zijn van de wetsbepaling dat een deel van de programma’s in Venezuela moet worden gemaakt.
Nadat Chávez in 2004 als overwinnaar tevoorschijn was gekomen uit een referendum over zijn aftreden, bonden Cisneros en de oppositie in. Eind dat jaar organiseerde Cisneros een ontmoeting met Chávez, door bemiddeling van de Amerikaanse ex-president Jimmy Carter. De mediamagnaat zou een domper zetten op zijn propaganda tegen Chávez als die hem zou introduceren bij de regering van Lula in Brazilië (waar Cisneros een grote mediavoet aan huis hoopte te bekomen). Het resultaat van die ontmoeting is niet bekend.
Datzelfde jaar bleek in november nog eens hoe groot Cisneros’ politieke invloed, vooral bij de Republikeinse regering in Washington, is. De Spaanse premier José Rodriguez Zapatero voerde met hem in Madrid besprekingen over manieren om de betrekkingen tussen Spanje en de Verenigde Staten, onder druk door onder meer de kwestie-Irak, te verbeteren. De Spaanse krant El Mundo, die dit meldde, wees erop dat Cisneros om de ontmoeting had gevraagd, en dat Zapatero onmiddellijk met zo’n “privé-onderhoud” had ingestemd. De Spaanse minister van Defensie, José Bono, was bij het gesprek aanwezig. Cisneros stelde belang in onderhandelingen met Spaanse omroepen, aldus nog de krant.
Kort na zijn herverkiezing op 3 december 2006 maakte Chávez bekend dat hij maatregelen kan nemen tegen de privé-omroep RCTV. Mogelijk zou de licentie van de zender worden opgeschort. Journalist Izarra (ex-RCTV) zou daar niet om rouwen. De privé-omroepen, zei hij, hebben de waarheid zozeer geschaad, zowel bij de mislukte coup tegen Chávez als bij de patronale staking tegen de president in 2002-2003, dat “zij hun recht om uit te zenden feitelijk verloren, hun licentie zou moeten worden ingetrokken”.
(Uitpers, nr. 83, 8ste jg., februari 2007)
Noot: een deel van de gegevens over Cisneros zijn afkomstig uit het artikel “Gustavo Cisneros, le Murdoch du Venezuela”, van het gespecialiseerde persagentschap Risal.