De Amerikaanse regering schoof in de laatste fase van haar offensief voor de oorlog tegen Irak een argument uitdrukkelijker naar voor: Irak democratiseren als aanloop tot de democratisering van de Arabische en zelfs islamitische wereld.
De Arabische wereld is in de wereld ver achterop gebleven in de democratisering, dus is dit een gelegenheid om te doen wat de overwinnaars na 1945 in Duitsland en Japan deden: de democratie desnoods opleggen aan de overwonnenen.
Washington plaatst zich nu volledig op de lijn van de neo-imperialistische think tanks. Die pleiten met stijgend succes voor een beleid dat zich niet schaamt imperialistisch te zijn, maar dan in naam van ‘de democratie’ die wereldwijd moet worden uitgedragen. Dat neo-imperialisme is uiteraard voor militaire interventie en ziet daarvoor in de eerste plaats het Miden Oosten. Hun uitleg is dat het internationaal terrorisme vooral zijn voedingsbodem vindt in de politieke achterlijkheid van dat gebied. Dat laat meteen toe om de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en de kolonisatiepolitiek buiten schot te plaatsen.
Op zichzelf klopt het wel dat de democratisering in de Arabische wereld nog niet ver staat. Niet in Irak, maar ook niet in veel andere landen die nochtans goede bondgenoten zijn van Washington. We denken natuurlijk in de eerste plaats aan Saoedi-Arabië, aan Koeweit, aan de vele oliestaatjes in de regio. Maar ook aan de zeer trouwe bondgenoot Egypte, waar de al meer dan twintig jaar durende noodtoestand zopas met drie jaar werd verlengd, en aan Jordanië. De meeste vrienden van de VS in deze regio zijn als de dood voor democratisering.
Dit imperialisme dreigt trouwens erg averechts te werken. Arabische waarnemers, onder wie ook vrienden van de VS, waarschuwen ervoor dat een oorlog tegen Irak de terroristische bewegingen als al Qaeda sterk in de hand zal werken. De Amerikanen zullen met hun bombardementen terroristen zaaien.
Degenen die al het risico namen in die landen voor democratisering op te komen, vrezen dat de oorlog hen helemaal in het defensief dringt. Let op, waarschuwen commentatoren, want het zou best kunnen dat democratisering in veel landen leidt tot een triomf van islamitische radicalen, zoals men reeds een voorproefje had bij recente verkiezingen in Pakistan en Marokko. Democratisering betekent nog lang niet de zege van westersgezinde bewegingen.
Vandaar dat die bekeringsdrang ook niet echt ernstig moet worden genomen. Het is Washington in de eerste plaats om belangen te doen, niet om het opleggen van een democratisch model. Dat is alleen goed als argument om de oorlogsplannen voor een ruimer publiek aanvaardbaar te maken, later zal wel blijken dat dit alleen bedoeld is om in Irak (en eventueel elders) een marionettenregime te installeren.
Saddam Hoessein zelf was trouwens al een tiran toen enkele Amerikaanse leiders van nu, vice-president Dock Cheney voorop, hem in de jaren 1980 politiek en militair steunden en tegenspraken dat hij de mensenrechten schond. Hij was toen immers een bondgenoot tegen gemeenschappelijke vijand Iran. Ook vader Bush stond toen op die lijn.
Het is trouwens vader Bush die in 1990 als president het volgende zei: "De democratie kan niet van buitenaf worden opgelegd". Dat was zijn antwoord op het standpunt van de Franse president Mitterrand dat Frankrijk aan de oorlog tegen Irak zou deelnemen op voorwaarde dat het regime in Koeweit zou worden gedemocratiseerd.
(Uitpers, nr. 39, 4de jg., maart 2003)