Een globale maatschappelijke crisis zonder voorgaande sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een neoliberaal model in crisis. Een sociaaldemocratie die toegeeft dat ze zich machteloos voelt. De “groene” bewegingen die zich laten inkapselen. En toch gaat het in het kapitalistische Europa niet goed met de bewegingen die zich links van sociaaldemocraten en groenen opstellen. Geen alternatief? Of geen megafoon om dat alternatief bekendheid te geven? Of te verdeeld? Te sectair? Te theoretisch? Van dat alles en nog veel meer, naargelang het land. Want van een Europese linkerzijde is ondanks de internationalistische principes weinig te bespeuren.
Rifondazione?
De toestand van links van links in Italië is schrijnend. In 2006 haalden de partijen links van de Democraten (ontstaan uit een samengaan van de erfgenamen van de communistische PCI en van de christendemocratische DC) nog rond 11%. De belangrijkste component was Rifondazione Comunista dat toen de Kamervoorzitter, Fausto Bertinotti, leverde. Twee jaar later, na twee jaar regeringsdeelname waarin ze weinig verschil maakten, vielen ze terug op 3% en verdwenen ze uit het parlement.
Hun deelname aan de regering Prodi die een gewoon neoliberaal beleid voerde, bracht die partijen in diskrediet. Zelfs op het vlak van ethische kwesties (samenlevingscontract, stamcelonderzoek….) kwam van de beloofde hervormingen niets terecht, de regering Prodi hield zich aan de Vaticaanse lijn. Sindsdien trachten de linkse groepen overeind te krabbelen.
Ze spelen een rol in de sociale mobilisaties, maar een vakbond als de Fiom, de metaalarbeidersbond, neemt zelf het politieke voortouw en laat weinig plaats voor partijen. Rifondazione, de PdcI (Partij van Italiaanse communisten, eerdere afscheuring van Rifondazione) en de Verdi (groenen) zoeken nu aansluiting bij de beweging Arancione (oranje) van De Magistris, de burgemeester van Napels, een magistraat die uit Italia dei Valori (Idv) van ex-magistraat Antonio Di Pietro komt. Voor de verkiezingen draagt de oranje alliantie Antonio Ingroia, een magistraat uit de strijd tegen de maffia, voor. Het gewicht van de magistraten laat zich ook voelen in het programma met sterke nadruk op justitie en strijd tegen corruptie. Links mag daarin meedoen, maar moet wel discreet blijven en zijn vlaggen opbergen voor de oranje boegbeelden van wat de strijd ingaat als “Burger revolutie”. Aracione krijgt de vorm van een kartel dat de deur openlaat voor samenwerking met of steun aan een centrumlinkse regering van de Partito Democratico, wat zeker geen breuk betekent met het neoliberaal beleid. Maar links staat zo zwak dat het weinig keuze heeft, op eigen kracht halen de linkse partijen wellicht de kiesdrempel niet.
Front de gauche
In Frankrijk herleefde de hoop bij de presidentsverkiezingen van mei vorig jaar. Jean-Luc Mélenchon haalde 11% als kandidaat van het Front de gauche, een samenwerking tussen de communistische PCF, Mélenchons Parti de gauche (PG) en enkele kleinere groepen, sommige met trotskistische wortels. De kandidaten van de Nouveau Parti Anticapitaliste (NPA, ontstaan uit de trotskistische Ligue Communiste Révolutionaire, LCR) en van de eveneens trotskistische Lutte Ouvrière (LO) deden het met respectievelijk iets meer en iets minder dan één percent heel wat minder. Maar toch, links van PS en groene EELV was toch goed voor 13%.
Bij de parlementsverkiezingen kwam al de ontnuchtering. De PCF kon met moeite nog 9 zetels redden, de PdG één enkele, die van ex-PS coryfee Marc Dolez. Deze laatste heeft de PG intussen verlaten. De rest van links van links kwam er helemaal niet aan te pas. Het Front de Gauche zoekt sindsdien moeizaam een evenwicht tussen kritische steun aan de regering Ayrault en oppositie. In de Assemblée heeft de regering de linkse steun niet nodig, in de Senaat wel. En daar hebben PCF en bondgenoten zich bij de begroting onthouden.
Het ongeduld en misnoegen over het uitblijven van de beloofde “changement” is nochtans zeer groot, vooral onder arbeiders. Volgens een recente peiling heeft nog amper 28 % van de arbeiders enig vertrouwen in het beleid van president François Hollande, maar het is niet links dat daar beter van wordt, wel rechts. Vooral bij de PCF is de aarzeling groot om de PS teveel voor het hoofd te stoten. De sfeer is tijdelijk wel slecht na sarcastische “gelukwensen” van de PCF aan de regering.
Maar de PCF is meer dan ooit een partij stoelend op lokale notabelen die in de regio’s en vooral steden en gemeenten in meerderheden met de PS zitten. Die notabelen zijn als de dood dat een breuk met de PS hen nog verder marginaliseert en de PCF nog meer aan betekenis verliest. Zij vechten om te overleven.
Links van de PCF is het ook huilen met de pet op. Lutte Ouvrière kon enkele keren goed scoren in de presidentsv erkiezingen met haar kandidate Arlette Laguiller en een arbeidersdiscours. Nu is LO teruggevallen tot cijfers achter nul komma. Ze betaalt een hoge prijs voor het jarenlang personaliseren van haar campagnes. Want als het boegbeeld wegvalt, zakt de partij electoraal ineen.
NPA
Idem voor de NPA, de partij die ontstond uit de ontbinding en daaropvolgende verruiming van de LCR. Het enthousiasme van bij de stichting vier jaar geleden maakt plaats voor zware ontgoocheling. LCR en nadien NPA teerden vooral op het sterke imago van Olivier Besancenot die in de peilingen in 2011 nog tot 9 percent haalde. Maar de zwakte van die verpersoonlijking bleek in mei vorig jaar; Besancenot zag het niet zitten om weer kandidaat te zijn, vervanger Philippe Poutou haalde net iets meer dan één percent.
De neergang was al begonnen met de regionale verkiezingen van 2010 toen de NPA vooral in het nieuws kwam met een kandidate met hoofddoek. Die kandidate verzekerde wel dat ze geen probleem had met de standpunten van de NPA o.m. inzake homohuwelijk. Maar een flink deel van de achterban kreeg twijfels omdat de NPA zelf geen duidelijk standpunt nam. Vooral het verwijt van sectaire houding verdeelde en verzwakte de NPA. De PCF, de PG en kleinere groepen waaronder vooral vroegere leden van LCR-NPA maakten in 2010 gemeenschappelijke lijsten. In enkele regio’s deden de lokale NPA-afdelingen mee, in de meeste gevallen werd dat afgewezen.
Ook bij andere gelegenheden weigerde de NPA samen te werken, met als voornaamste argument dat het Front de gauche onduidelijk was in zijn houding tegenover de PS en haar neoliberale keuzes. Het leidde tot opeenvolgende golven van uittreden, met een nieuwe golf op komst in het vooruitzicht van het congres begin februari. Daardoor is de NPA nu nauwelijks even sterk als de LCR bij haar ontbinding.
Die Linke
‘Die Linke’ haalde bij de Duitse parlementsverkiezingen van 2009 bijna 12% en dat lag dan nog enkele percenten onder de verwachtingen van enkele maanden eerder. De jongste peilingen wijzen op gevoelige achteruitgang, tussen 6 en 8%. Opeenvolgende deelstaatsverkiezingen in het westen van Duitsland waren rampzalig, bij voorbeeld 2,5 % in Noordijnland-Westfalen. De (matige) verlinksing van de SPD en het verschijnen van de Piratenpartij haalden kiezers weg.
Maar dat verklaart niet alles. Het relatief succes van 2009 volgde op een lange periode van sociale mobilisaties tegen de sociale afbraakpolitiek van zowel de christendemocratische CDU en de liberale FDP als van de Groenen en de sociaaldemocratische SPD. De mobilisatie is de jongste jaren verzwakt, rechts en de sociaaldemocratie voeren aan dat Duitsland zeker nu niet mag verzwakt worden en spelen in op de angst voor verdere verslechtering. Ze kunnen daarbij voor bijna honderd percent rekenen op de media die Die Linke nooit in het hart hebben gedragen.
Bovendien is er binnen die Linke verdeeldheid tussen voorstanders van meeregeren met SPD en Groenen (of gedoogsteun geven) en een duidelijker antikapitalistische stroming. Mee regeren met de SPD in Berlijn bij voorbeeld brak Die Linke electoraal zeer zuur op.
De Deense linkse Rood Groen
e Alliantie zit niet in de regering, maar hield onlangs de sociaaldemocratische regering overeind door niet tegen de begroting te stemmen. Een deel van die alliantie oordeelt dat deze begroting de voortzetting is van het beleid onder de vorige rechtse regeringen. Rood Groen won in 2011 bijna 7% van de stemmen en steeg van 4 tot 12 zetels, vooral ten nadele van de Socialistische Volkspartij, een linkse sociaaldemocratische partij die nu in de regering zit.
Zuid-Europa
In Italië is de toestand van links van links niet rooskleurig. In Griekenland ligt dat anders, maar in Spanje en Portugal – waar de crisis even hard toeslaat – lijkt radicaal links ook in een impasse. In Spanje is er nochtans een massale aanhoudende mobilisatie, is (was) er de beweging van de “indignados” die op zeer brede sympathie kon rekenen, was en is er het diskrediet van de sociaaldemocratische PSOE. Toch kan de Izquierda Unida (communisten, groenen enz.) daar maar met mate garen bij spinnen, terwijl er links daarvan weinig groei is.
Een groep ‘indignados’ werkt nu aan een eigen politieke formatie, voorlopig “X” genaamd. Zoals de beweging 15M (naar 15 mei 2011, de bezetting van de Puerta del Sol) zonder leiding of woordvoerders in naam van “het herstel van de souvereiniteit van de burgers”.
De beperkingen van bewegingen als de “indignados” en de Occupy bewegingen springen in het oog: hun objectief gaat zich beperken tot het bezetten van openbare ruimten als doel op zich. De Occupy Wall Street hield zich verre van sociale protestacties (stakingen, bedrijfsbezettingen…) en van het opstellen van concrete eisen. Dit blijven morele bewegingen waarvan men al snel in het verleden gaat praten. Een gevolg van en meteen een versterking van de depolitisering die overal in Europa massa’s potentiële kiezers gewoon van de stembus weghoudt.
Ook in Portugal zijn er nooit eerder in dat land geziene massamanifestaties, maar noch de communistische PCP (die al jaren in verkiezingen de groene vlag uithangt) noch het linkse blok Bloco de Esquerda hebben daar totnogtoe electoraal bij gewonnen. Het linkse Bloco viel in 2011 terug op 5.2 %, tegenover nog 9.8% twee jaar eerder. Dat Bloco is nochtans een model hoe groepen van zeer viverse origine, vooral de oorspronkelijk maoïstische UDP en de trotskistische PSR. Het Bloco heeft een goede inplanting in de vakbeweging en boekte in het parlement enkele resultaten met wetten tegen huiselijk geweld, tegen racistische en homofobe discriminatie… Maar het Bloco slaagde er in 2011 gewoon niet in een groot deel van zijn kiezers uit 2011 nog te mobiliseren.
De sociale mobilisatie is groot, maar het uitblijven van concreet resultaat leidt tot enige ontmoediging en vooral tot het gevoel dat verkiezingen en parlement daar weinig aan veranderen.
Uitzonderingen?
Er is in Zuid-Europa gelukkig de grote uitzondering Griekenland met Syriza. De linkse coalitie Syriza haalde bij de verkiezingen in juni vorig jaar 27% en werd daarmee bijna de grootste. Hadden de communistische KKE (gezakt in één maand van 8.5 naar 4.5%- en de antikapitalistische alliantie Antarsya (0.33%) front met Syriza gevormd, dan was links links aan zet geweest.
Syriza is een coalitie van 12 groepen en van vele ‘onafhankelijken’ die bij geen van die 12 zijn en de meerderheid van de achterban uitmaken. Syriza is zich nog volop aan het structureren en een strategie aan het uitwerken. Op een nationale conferentie van gekozen afgevaardigden in december vorig jaar waren er twee grote stromingen. De belangrijkste, met drie kwart van de afgevaardigden achter zich, is gegroepeerd rond Synaspismos, een oudere organisatie waarin onder meer ook “realisten” zitten die pleiten voor een gematigde aanpak. De linkervleugel dringt erop aan de beginselprincipes honderd percent trouw te blijven. Op Syriza komen we snel uitgebreid terug. Het is immers van het grootste belang voor de linkse bewegingen elders om uit de ervaringen van Syriza te leren en om de valkuilen te zien.
Nederland is een andere “uitzondering”, een land waar links van links sterk staat met de Socialistische Partij (SP) – 15 van de 150 zetels bij de verkiezingen vorig jaar. Toch werd dit als een halve nederlaag ervaren, want de verwachtingen waren hooggespannen, de SP zag zich al de premier van een brede regeringscoalitie leveren.
Het neemt niet weg dat 15 zetels voor links links een puike prestatie is. De SP heeft dat te danken aan een zeer lang inplantingswerk in wijken en arbeidsplaatsen. Met de electorale doorbraak is de SP zich meer en meer gaan instellen op de mogelijkheid in een regering te stappen. Het levert haar verwijten van opportunisme op. Maar de SP kreeg na de verkiezingen de kans niet de test te doorstaan.
Vooral die jarenlange geduldige inplanting, is een garant dat het geen vluchtig succes blijft. Op dat vlak kan de SP van Nederland model staan voor België. De uit de maoïstische Amada ontstane Partij Van De Arbeid (PVDA) heeft met haar Geneeskunde voor het Volk en haar werk in de vakbonden ook jarenlang het terrein bereid voor een doorbraak. Die kwam er op beperkt lokaal vlak, maar sinds de gemeenteraadsverkiezingen van oktober vorig jaar hoopt de PVDA bij de grote verkiezingsronde van volgend jaar op een nationale doorbraak, met gekozenen in federaal en regionale parlementen. Dat dit gepaard gaat met een flinke scheut opportunisme, blijkt de voorbije jaren onder meer in centrale slogans (zoals “de mensen eerst”, wat een oude CVP-leuze is of de campagne met de rode neuzen die vooral thuishoort in anti-politieke discours).
Buiten de PVDA zijn er alleen lokaal gebleven initiatieven voor inplanting geweest. Daaronder LEEF! dat echter beperkt bleef tot Herzele, pogingen tot uitzwerming haalden weinig uit. De rest van wat men in het Koninkrijk “klein links” noemt, deed die benaming alle eer aan. Een zwakke lokale of syndicale inplanting, het organisatorisch onvermogen om tijdelijke successen te kapitaliseren zodat nieuwkomers snel weer vertrekken. De trotskistische beweging zou vereend sterk kunnen staan, maar is verspreid over vier (of meer?) groepen die elkaar wantrouwen.
De vele pogingen tot bundeling links van de sociaal-democratie en groenen (zoals Rood Groen bij EU-verkiezingen, onlangs Rood!)) leidden vooral tot ontmoediging. Klein links bleef daardoor het imago hebben goede commentaren te kunnen leveren, maar ver af te staan van het dagelijks leven van de werkende bevolking. Lenins concept over propaganda en agitatie werd alleen in theorie beleden: propaganda is veel ideeën voor weinigen (grondige analyses van de maatschappij en van actuele processen daarin), agitatie is weinig ideeën voor velen.
Maar ter ontlasting: onbekend is onbemind, men kan de media niet aanwrijven dat ze ooit hielpen de alternatieven van links bekend te maken, berichtgeving over klein links bleef meestal beperkt tot het anekdotische. Bovendien heeft men zeker in Vlaanderen te maken met een zeer zwakke marxistische traditie, met een sterke ideologie van klassenverzoening gedragen door de christelijke argbeidersbeweging.
Met daarnaast de erfenis van oude vetes die tot zeer sectair gedrag leid(d)en – zie maar het taaie nog niet totaal uitgestorven anti-trotskisme bij de PVDA. Wat te doen? Hoe komt het dat links van links alleen uitzonderlijk doorbreekt? Er zijn geen simpele remedies om daar iets aan te doen. We zitten nu eenmaal in een maatschappij waarin de heersende ideologie die van de heersende klasse, dus van de bourgeoisie, blijft. Zeker in een gedepolitiseerd klimaat.
Al is het neoliberalisme in crisis, toch blijft de leuze “een andere wereld is mogelijk” voor de meesten abstract. Er blijft de erfenis hangen van het Sovjetdebakel dat termen als socialisme hypothekeerde. Vandaar de nood aan een eisenprogramma dat concrete zaken aan algemene kritiek bindt.
Maar dan moet men dat ook kunnen bekendmaken, want onbekend is onbemind. Vandaar vaak de neiging bij links om via spectaculaire zaken of vondsten zoals de rode
neuzen toch in het nieuws te komen in de hoop dat de inhoudelijke boodschap tegelijk overkomt. In de regel kan men echter niet op de grote media rekenen om megafoon voor alternatief links te spelen. Zij zijn integendeel instrumenten in de permanente dagelijkse hersenspoeling die de geloofwaardigheid van de alternatieven ondermijnt. Zij dragen bij tot een fatalistische houding, tot het gevoel dat het nog erger kan dan nu. Die hersenspoeling speelt mee in de depolitisering van de samenleving, wat het voor linkse maatschappijkritiek ook moeilijker maakt.
Links van links verwaarloost ook vaak de noodzaak aan een degelijke organisatie zonder dewelke actie op langere termijn zeer moeilijk is. De Occupy bewegingen illustreren dat nogmaals. Het is de sterkte van SP in Nederland en van PVDA een apparaat te hebben opgebouwd dat de continuïteit ook in moeilijke periodes verzekert.
Apparaten hebben wel vaak een eigen logica, het apparaat wordt soms doel op zichzelf. Het is een verschijnsel dat Karl Marx al vaststelde, het middel wordt het doel. En bovendien spelen dan ook snel sectaire reflexen mee. Het is een verschijnsel dat we in België zeker heel goed kennen, zo hield (houdt?) de PVDA alleen van samenwerkingsverbanden die ze domineert.
Links links bezondigt zich bovendien aan het negeren of althans verwaarlozen van problemen die een deel van de werkende bevolking wél belangrijk vindt. Dat is lang zo geweest met problemen verbonden aan migratie, dat is zo tegenover islamisme, en in België tegenover de nationale kwestie die gemakshalve wordt afgedaan als iets dat de arbeiders verdeelt, tegen elkaar opzet.
Reageren
Een veralgemenend en onvolledig beeld? Een reden temeer om er in Uitpers een debat over op te zetten, liefst zonder scheldwoorden, onze website staat er voor open. Op enkele gevallen gaan we de komende weken zelf verder in, onder meer Syriza en het congres van de NPA.