Washington heeft het tonen van Amerikaanse krijgsgevangenen op de Iraakse televisie aangeklaagd als een ernstige inbreuk op de Conventie van Genève inzake de behandeling van krijgsgevangenen. President George W. Bush vond er een nieuw argument in om « het Iraaks regime » (tiens, waarom spreekt men niet over ‘het Amerikaans regime’) te beschuldigen van wetteloosheid en onmenselijkheid.
Is het vertonen van krijgsgevangenen op televisie inderdaad een ernstige inbreuk op die Conventie van 1949? Een Conventie die opgesteld werd in een tijd dat media een veel geringere rol speelden dan nu, zeker de beeldmedia? De artikels 13 en 14 van die conventie dat krijgsgevangenen met respect moeten behandeld worden en niet aan de nieuwsgierigheid van het publiek mogen worden blootgesteld, was bedoeld om te beletten dat krijgsgevangenen voor een (hun vijandige) menigte zouden worden opgevoerd. Het was een beschermende maatregel tegen intimidatie, beschimpingen of ergere vernederingen, aldus artikel 13.
Volgens het Internationaal Comité van het Rode Kruis is het vertonen van individueel erkenbare krijgsgevangenen niettemin een inbreuk op de Conventie. Bush en zijn minister van "Defensie" Rumsfeld hebben met die interpretatie dus recht om te protesteren.
Maar wat dan met de beelden die onder meer de Amerikaanse zenders ABC en CBS uitzonden over Iraakse krijgsgevangenen, sommige ervan zeer herkenbaar? Dat waren beelden gemaakt en uitgezonden met het uitdrukkelijk fiat van de Amerikaanse militaire autoriteiten. In hun optiek is een Iraakse krijgsgevangene blijkbaar ‘iets’ anoniem, zij kunnen blijkbaar niet vernederd worden? Nee, zei CBS, de soldaten die wij lieten zien kunnen op de beelden niet geïdentificeerd worden. Geïdentificeerd door wie? Zouden hun familie, buren en vrienden hen niet herkennen? Ook de "kwaliteitskranten" Washington Post en New York Times publiceerden foto’s van herkenbare Iraakse krijgsgevangenen.
Mensenrechtenorganisaties als Amnesty International bestempelen het uitzenden en publiceren van beelden met Iraakse krijgsgevangenen consequent inderdaad als schendingen van de Conventie van Genève. Amnesty vindt dat Washington niet alleen in dit opzicht twee maten en twee gewichten hanteert. Want er is ook nog de behandeling van de krijgsgevangenen die de Amerikanen in Afghanistan maakten.
Dat is iets anders, zegt Washington, het gaat om terroristen, niet om krijgsgevangenen. Dit is wel een zeer gevaarlijke logica, want Bush heeft na bijna een week oorlog in Irak gezegd dat die oorlog een onderdeel is van de wereldwijde strijd tegen het terrorisme. In die optiek kunnen Iraakse krijgsgevangenen gemakkelijk worden herdoopt in terroristen of dan toch handlangers ervan.
Afghaans precedent
Zo hebben Amerikaanse militairen begin 2002 in Afghanistan op een zeer grove manier de Conventie van Genève geschonden. Gefrustreerd omdat ze in de beruchte grottencomplexen van Tora Bora in het oosten van Afghanistan Osama Bin Laden niet hadden gevonden, hadden ze zware bombardementen uitgevoerd op kleinere groepen Taliban en Arabische vrijwilligers. Nadat ze er daar enkele tientallen van hadden opgepakt, hebben ze die in een erg vernederende vertoning ten tonele gevoerd. Zo wilden ze laten zien dat ze met succes strijd voerden tegen de "vreemdelingenlegioenen" van de Taliban. Een groot deel van de pers was zo geschokt door het misbruik van die arme drommels, dat de hele vertoning zich tegen de Amerikanen keerde. Maar het was hoe dan ook een schaamteloze schending van de Conventie van Genève.
Het is daar niet bij gebleven. De Amerikaanse troepen hebben moedwillig de andere kant opgekeken toen de beruchte krijgsheer Rashid Dostom, een van hun bondgenoten, in het noorden van Afghanistan minstens honderden krijgsgevangen Taliban deed afslachten.
Op de luchtmachtbasis van Bagram, bij Kabul, houden de Amerikanen tientallen mannen vast die in alle opzichten krijgsgevangenen zijn, maar aan wie geen enkel elementair recht voorzien in de Conventie van Genève wordt toegekend.
Amnesty herinnerde er de Amerikaanse president Bush en de Britse premier Blair aan dat op dezelfde dag (23 maart) waarop de Iraakse tv de Amerikaanse krijgsgevangenen liet zien, de Amerikanen ongeveer dertig gevangenen van Afghanistan naar hun militaire basis Guantanamo (op Cuba) brachten. Daarmee komt het aantal gevangenen in Guantanamo op ongeveer 660. "Al onze verzoeken om Bagram en Guantanamo te kunnen bezoeken, zijn geweigerd", liet Amnesty op 25 maart 2003 weten.
Amnesty zou op die basissen nochtans dringend willen nagaan of de gevangenen daar inderdaad op een zeer vernederende manier worden behandeld, of er inderdaad martelingen plaats hebben. Amnesty herinnert eraan hoe het Pentagon begin 2002 beelden vrijgaf over gevangenen die in Guantanamo moesten knielen voor Amerikaanse soldaten die hen vastketenden en hun hoofd inpakten. Amnesty stuurde daarover reeds in januari vorig jaar een memorandum naar de Amerikaanse regering, maar kreeg niet eens antwoord.
Sindsdien is de situatie van de gevangenen niet verbeterd, de meest elementaire rechten op verdediging worden niet gerespecteerd. "De VS bedienen zich alleen van de Conventie van Genève als het hen uitkomt, zij hebben geen eerbied voor de fundamentele internationale normen inzake mensenrechten", schreef Amnesty op 15 april 2002. Diezelfde Amerikaanse regering eist nu van Irak, een staat uit de "As van het Kwaad", dat het zich strikt houdt aan een Conventie die ze zelf permanent en op een grove manier schendt.
(Uitpers, nr. 41, 4de jg., april 2003)