150 Jaar later
Een van de topmomenten uit mijn militante bestaan, was ongetwijfeld de herdenking van de 100ste verjaardag van de Commune van Parijs, in Parijs 1971. De Franse afdeling van de Vierde Internationale, de Ligue Communiste Révolutionaire, had internationaal gemobiliseerd voor een militante herdenking die werd afgesloten op het kerkhof van Père Lachaisen aan de Mur des Fédérés. Daar, op die plek, werden in mei 1871 talrijke “communards” geëxecuteerd, een deel van de 50.000 mensen die de reactie toen en kort daarop, afmaakte. Het orgelpunt van de herdenking was de aankomst, achteraan op een moto, van Ernest Mandel, kopstuk van de Vierde, die toen het Franse grondgebied niet mocht betreden, want voor de Franse rechterzijde was hij een van de aanstokers van Mei 1968.
Wat is er dan zo speciaal aan die Commune van Parijs die amper tien weken heeft geduurd? Dat ze een zo kort bestaan kende, lag volgens onder andere Karl Marx en Vladmir Lenin aan de grote naïviteit van de Communards en Communardes die hun vijanden te veel ruimte lieten: tijd om zich te versterken met het geld uit de Nationale Bank die de Commune ongemoeid had gelaten.
1848
Maar wat kan men dat die Parijse Communards nu verwijten. Ze schrokken er zelf van dat ze ineens meester waren over hun stad, een gevolg van de zware nederlaag die de troepen van Empereur Napoleon III hadden geleden tegen het door de Pruisen aangevoerde Duitse leger. Die Napoleon, neef van Napoleon I, was op het einde van woelig jaar 1848 tot president gekozen. Eind 1851 voerde hij een coup uit en riep zich uit tot keizer. (Marx ontleedt dat in zijn ‘Der achtzehnte Brumaire des Louis Napoleon – De 18e Brumaire van Louis Napoleon’ – Naar de 18e Brumaire van de vorige Napoleon die in 1799 le Directoire had opzij gezet en alle macht nam. Bij die gelegenheid schreef Marx dat alle grote gebeurtenissen zich herhalen, de eerste keer als een tragedie, de tweede keer als een farce). Marx trok uit de periode 1848-1851 de conclusie dat alleen de arbeidersklasse in staat is tot revolutie.
De Franse arbeidersbeweging was lam geslagen na de mislukte revoluties van 1848. In februari hadden de arbeiders de monarchie verjaagd en werd de “sociale republiek” uitgeroepen. Maar het was de bourgeoisie die de macht had. Onder aanvoering van de beruchte Adolphe Thiers draaide ze dat “sociale” snel terug. Toen het parlement, met een stevige rechtse meerderheid, de “nationale ateliers”, een vorm van sociale zekerheid, afschafte, kwamen de arbeiders in Parijs – dat waren vooral arbeiders in ateliers en kleine bedrijfjes, de grootindustrie was deels naar de rand verplaatst, op straat en wierpen barricades op. Parijs raakte, zoals al eerder, verdeeld in het proletarische oosten en het bourgeois westen – een indeling die er vandaag nog altijd is.
De bourgeoisie zette het grof geschut in om de opstand te onderdrukken: er vielen 4000 doden, rond 1500 anderen werden kort daarop zonder vorm van proces geëxecuteerd. Meer dan 11.000 kregen, na proces, zware gevangenisstraffen, duizenden werden naar Algerije verbannen. Om nieuwe opstanden te voorkomen, werden volkswijken in het centrum afgebroken om plaats te maken voor de grote boulevards van Haussmann.
Voor Marx en Engels was deze revolutie de geboorte van een zelfstandige arbeidersbeweging en daarmee “een uiterst belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de burgeroorlogen in Europa”.
Derde Republiek
Napoleon III had de Tweede Republiek begraven. Zijn val leidde tot de Derde Republiek.
Zijn keizerrijk kwam er na een zware nederlaag van de jonge arbeidersbeweging, de kapitalisten konden naar hartelust uitbuiten en winsten maken. Voor hen was het een periode van grote bloei, terwijl de megalomane keizer grootse continentale en zelfs intercontinentale dromen had. Hij steunde aanvankelijk de Italiaanse eenmaking, maar toen die aan de pauselijke staten kwam, snelde Napoleon de paus militair ter hulp. Het was Napoleons val die het in 1870 mogelijk maakte dat Garibaldi’s manschappen Rome konden innemen. De keizer nam deel aan de Krimoorlog (steun aan het Ottomaanse Rijk tegen Rusland) en plaatste zijn marionet, de Habsburgse artshertog Maximiliaan en diens vrouw, de Belgische prinses Charlotte, op de Mexicaanse troon. Die droom werd een nachtmerrie, Maximiliaan werd terechtgesteld, Charlotte sleet nadien haar dagen in waanzin in Laken.
De economische groei stokte, de oorlogen slokten veel middelen op. De keizer dacht dat een nieuwe oorlog redding zou brengen en verklaarde in juli 1870 de oorlog aan het Pruisen van Bismarck. Het werd een catastrofe. De slag bij Sedan op 2 september bracht de genadestoot. De Duitse troepen pakten de keizer en 75.000 van zijn soldaten gevangen In Parijs en andere steden kwamen massa’s op straat om de republiek te eisen, die op 4 september werd uitgeroepen, de Derde Republiek.
De “gematigde republikeinen” die de touwtjes in handen hadden, waren niet gerust in die massademonstraties, ze herinnerden zich Parijs juni 1848. Een “Regering van Nationale Defensie”, met aan het hoofd generaal Louis-Jules Trochu, verklaarde dat ze geen morzel grond aan de Pruisen zouden opgeven. Arbeiders en ambachtslui steunden die regering uit naam van eenheid tegen de vijand. Maar terwijl de Duitse troepen Parijs omsingelden, nam Trochu discreet contact met die Pruisen.
Capitulatie
Die regering vertrouwde namelijk de Nationale Garde niet. Dat waren in Parijs 170.000 gewapende mannen die vastbesloten waren Parijs tegen de vijand te verdedigen, terwijl de regering capitulatie overwoog. Generaal Trochu rekende er echter op dat uitputting in de belegerde stad de strijdlust van die gardisten wel zou afzwakken. Intussen leden de Franse troepen nieuwe verliezen, in Parijs kwamen er alweer manifestaties en enkele afdelingen van de Nationale Garde kwamen eind oktober in actie, met onder meer de bezetting van het Stadhuis. Maar Parijs volgde (nog) niet.
Na een mislukte poging in januari om het beleg te breken, trad Trochu af. In de stad werd de toestand steeds benarder, de nieuwe regeringsleider generaal Joseph Vinoy vond dat Parijs zich maar bij een capitulatie moest neerleggen. Een eerste reactie daartegen, georganiseerd door de “Alliance Républicaine” (vooral kleinburgerij), mislukte. Op 27 januari besliste de regering te capituleren. Bij de nationale verkiezingen van februari werd vooral buiten de steden massaal gestemd voor conservatieven die vrede beloofden. De reactionaire Adolphe Thiers werd premier.
In Parijs kwamen eenheden van de Nationale Garde in opstand tegen “verrader” Thiers, arbeiders, ambachtslui, werklozen, studenten… volgden. De Assemblée Nationale ging als vergelding snoeien in de betalingen aan de gardisten en eiste dat alle achterstallige huren en schulden binnen de 48 uur zouden worden betaald. Met die maatregelen dreef Thiers ook de middengroepen naar het verzet. Tegelijk verloor Parijs zijn statuut van hoofdstad ten voordele van Versailles.
Comité
De Nationale Garde, met 2000 kanonnen en 450.000 geweren, hield onder zijn meer dan 200 bataljons verkiezingen voor een Centraal Comité om het verzet tegen de capitulatie te organiseren. Tienduizenden Parijzenaars stonden gewapenderhand klaar om weerstand te bieden in geval Duitse soldaten zouden binnentrekken. Die bezetten effectief een deel van de stad, maar na twee dagen waren ze al weg.
Thiers wou korte metten maken met de situatie van “dubbele macht” en stuurde op 18 maart om drie uur ’s ochtends onder bevel van generaal Lecomte 20.000 soldaten en gendarmes om op de heuvel van Montmartre de kanonnen van de Nationale Garde weg te halen.
Edoch, ze hadden geen koppelstukken mee om die kanonnen op te laden. Bij het ochtendlicht trokken ineens duizenden Parijzenaars, een meerderheid vrouwen, de Butte de Montmartre op, begeleid door gewapende gardisten. Sommige van de omsingelde militairen begonnen te verbroederen met de massa. Generaal Lecomte gaf bevel op de menigte te schieten, maar niemand schoot. De gardisten namen generaal Lecomte en bevelhebber Clément Thomas, die in 1848 op de arbeiders had doen schieten, gevangen. Soldaten executeerden de twee.
Daarop vluchtte Thiers uit Parijs naar Versailles en beval de troepen zich terug te trekken om verdere verbroedering te voorkomen. En met het het idee ze wat later in te zetten tegen het opstandige Parijs.
De Commune
De staat had Parijs verlaten, op 18 maart begon het – korte maar revolutionaire – bestaan van de Commune. Het Centraal Comité dat in januari was verkozen, was ineens de leiding van een nieuw revolutionair bewind. Dat Comité was daar niet zo enthousiast over. We hebben daar geen mandaat voor, zegden ze, het was noodgedwongen dat ze in het Stadhuis bleven tot aan verkiezingen. Een voorstel om de Nationale Garde naar Versailles te laten oprukken om er af te rekenen met Thiers, werd verworpen. Acht dagen later, op 26 maart, werden verkiezingen gehouden.
Op de vooravond deed het Central Comité een merkwaardige oproep: “Onze opdracht is afgelopen, we gaan plaats maken voor uw gekozenen. Zorg ervoor dat ge afgevaardigden kiest onder het volk zelf, die hetzelfde leven als u leiden, die dezelfde problemen kennen. Let op voor personen gedreven door ambitie en voor parvenu’s. Let op voor mooipraters die niet weten wat actie is”. Hoe actueel dat wel klinkt!
Intussen hergroepeerde Thiers in Versailles zijn troepen en liet die bewerken met verhalen over wreedheden van de Commune in Parijs. Thiers kon rekenen op de steun van Bismarck die uiteraard ook geen supporter van de Commune was. En op geld van de Nationale Bank, want in Parijs hadden de revolutionairen die Bank onaangetast gelaten. Daarmee kon Thiers kostbare tijd winnen om hulp vnd e Duitse vijand zijn leger te versterken.
De verkozen Commune werd de officiële regering van revolutionair Parijs. De meeste gekozenen waren “linkse republikeinen” die aan de acties hadden deelgenomen. Van de 90 leden waren er 25 arbeiders, 13 kwamen uit het Centraal Comité van de Nationale Garde, 15 waren lid van de onder andere door Marx en Engels opgerichte Internationale Arbeidersassociatie, later ook Eerste Internationale genoemd, en daarnaast waren er verscheidene “Blanquistes”, aanhangers van Louis Auguste Blanqui die enkele maanden eerder uit Parijs was gevlucht en nu elders gevangen zat. Blanquisten vond men sinds een mislukte opstand in 1832 in alle revolutionaire acties.
Revolutionair
Het revolutionaire van de Commune ligt vooral in haar zeer emancipatorische beslissingen.
Wie een hoog ambt uitoefent, mag geen enkel privilege hebben, aldus de Commune. Hun loon mag niet hoger zijn dan dat van een gekwalificeerde arbeider. “We hebben tot vandaag geleefd met dertig sous, dat moet genoeg zijn”, verklaarde Edouard Moreau, een journalist die was verkozen en eind mei zoals zoveel anderen werd gefusilleerd. Alle gekozen vertegenwoordigers moeten onder permanente controle staan en dus afzetbaar zijn, besliste de Commune nog. Ze kondigde de volledige scheiding tussen Kerk en Staat af, wat vooral gevolgen had voor onderwijs en ziekenzorg.
De huurprijzen werden bevroren (zoals ze nu deels ook in Berlijn doen). De talrijke fabrieken die door de bazen waren verlaten, werden onder gezag van de arbeiders geplaatst. Er kwamen maatregelen voor de beperking van nachtwerk, voor zieken, voor de armen… Woningen en openbare gebouwen werden opgeëist om onderdak te bieden aan de vele daklozen. Het openbaar onderwijs, theaters en alles wat met cultuur had te maken, moest voor iedereen toegankelijk zijn. Buitenlandse arbeiders waren broeders en zusters met wie men samen moest strijden voor een ‘universele republiek van alle werkers’. Het was in september 1870 begonnen als een strijd voor de verdediging van het vaderland, nu wapperde de rode vlag in plats van de nationale driekleur.
We moeten een einde stellen aan de verwoestende concurrentie onder arbeiders waar alleen de kapitalisten van profiteren, verklaarde de Commune. De Nationale Garde werd opengesteld voor alle mannen die geschikt waren voor dienst en op zeer democratische leest geschoeid, een beroepsleger afgescheiden van de bevolking werd buiten de wet gesteld.
Elke dag namen duizenden deel aan vergaderingen waar zowel over alledaagse problemen als over de organisatie van “le bien commun” werd gediscussieerd. Het was wat tasten in het duister, er was wel de Revolutie van 1789 en de jaren daarop geweest, maar intussen was de maatschappij danig veranderd, er waren geen echte precedenten. De mars naar de Commune was begonnen als protest tegen de capitulatie voor “de Pruis”, er was geen duidelijk programma waar men naartoe wilde. Daar bovenop waren er de zware dagelijkse moeilijkheden door de omsingeling van de stad, er moesten elke dag zeer concrete oplossingen voor zeer dringende problemen worden gezocht. Vandaar ook enkele vergissingen, zoals het feit dat de Commune de Banque de France ongemoeid liet, zodat Thiers zijn leger kon financieren.
Vrouwenzaken
De Commune was hoofdzakelijk een mannenzaak. Maar naast de communards waren er zeer veel communardes die ervoor zorgden dat ook vrouwenrechten aan bod kwamen. Zij hadden tenslotte op 18 maart, bij de omsingeling van de soldaten, en in alle mobilisaties daarvoor en daarna een zeer grote rol gespeeld.
De Commune verleende rechten aan ongehuwde vrouwelijke partners, bijv. als ze weduwe werden; scheiden werd voor de vrouw eenvoudiger. Er kwamen maatregelen die naar gelijk loon voor gelijk werk moesten leiden. Er werd wel gediscussieerd over vrouwenstemrecht, maar dat vonden de meeste mannen te verregaand. Op 10 mei zei de Commissie over Arbeid dat het noodzakelijk was dat de vrouwen zich in vakbonden organiseerden om hun specifieke rechten te verdedigen.
Intussen was op 11 april in een café van de rue du Temple een “Union des femmes pour la défense de Paris et les soins aux blessés” opgericht. De initiatiefneemsters waren lid van de Internationale Arbeidersassociatie. Zij verklaarden dat de heerschappij van mannen over vrouwen deel uitmaakt van de klassenstrijd. Die unie wou dat vrouwen een grotere rol zouden spelen in alle geledingen van de Commune. Ze bekwamen dat alle ambulances door vrouwen zouden worden bestuurd. De unie nam in ziekenhuizen en scholen de rol op zich die de kerk er tot dan toe speelde. Het was de unie die de eis stelde van gelijk loon voor gelijk werk. In ateliers waarvan de bazen waren gevlucht, organiseerden de arbeidsters zelfbeheer.
Een zeer actieve communarde, de anarchistische schrijfster Louise Michel die aanbood Thiers te gaan vermoorden, beschreef later in ‘La Commune’ (1898) onder meer het aandeel van de vrouwen in de revolutie.
Maar de Commune duurde veel te kort om op dat elan verder te gaan. De Commune leek intussen immers te vergeten dat Thiers in Versailles de repressie voorbereidde. Begin april waren er wel enkele acties geweest om de Nationale Garde op de vijand af te sturen, maar het leger van Thiers maakte verscheidene gardisten gevangen en executeerde ze ter plaatse. De Commune rekende erop dat militairen weer zouden verbroederen, maar Thiers had volop gerekruteerd op het platteland, had de soldaten stevig geïsoleerd en volgepropt met verhalen over de gruweldaden van de Commune tegen staat en geloof.
Bloedige week
De mislukte uitvaloperaties zetten een demper op het revolutionair elan. Men besefte dat Parijs militair niet voorbereid was op een forse aanval. Dat bleek op 21 mei toen het leger van Versailles Parijs binnentrok. De Commune reageerde ontredderd en droeg zijn gezag over aan een “Comité de Salut Public” dat voor zijn taak niet opgewassen bleek. De Nationale Garde werd per wijk opgedeeld, er was geen centraal bevel om het verweer te organiseren. De communards werden op enkele dagen naar de oostelijke wijk Belleville gedreven waar het laatste verzet op 28 mei werd gebroken. De opgepakte communards werden gefusilleerd aan de Mur des Fédérés op de begraafplaats Père Lachaise ( zie begin van dit verhaal).
Tijdens de “Semaine sanglante”, de bloedige week,werden 30.000 mensen – mannen, vrouwen, kinderen – afgeslacht, in de weken daarop maakten doodseskaders nog eens 20.000 slachtoffers.
Nasleep
Parijs werd dus uitermate zwaar gestraft voor zijn revolutie, de Commune werd uitgemoord. Als straf mocht Parijs geen burgemeester meer hebben, en dat bleef zo tot 1977. Onder impuls van Thiers kwam op de Butte de Montmartre een volgens mij afschuwelijk bouwwerk, de kathedraal Sacré Coeur, als symbool van de triomf van de reactie.
Marx vond van in het begin dat de Commune weinig kansen maakte, de krachtsverhoudingen in de samenleving waren nog te ongunstig, met onder meer een grote zeer conservatieve boerenbevolking. “Elke poging om in deze omstandigheden de macht te nemen, zou waanzin zijn”, schreef Marx in 1870 (maar misschien zou hij in 1917 in Rusland hetzelfde hebben gezegd). De Commune toonde volgens Marx en Engels ook aan dat de arbeiders het bestaande staatsapparaat, een werktuig in handen van de heersende klasse, moeten breken
Toch heeft de Commune ondanks haar kortstondig bestaan, inspirerend gewerkt op andere revoluties, zoals de Russische.
De Commune kan ook vandaag nog inspireren. Dat er geen privileges mogen gekoppeld zijn aan een hoge functie, dat de beloning daar niet hoger mag zijn dan die van een geschoolde arbeider – bij de PVDA wordt dat blijkbaar toegepast. Maar vertel dat maar eens aan bij voorbeeld Guy Verhofstadt. Of de permanente afzetbaarheid van gekozenen?
En dat streven naar een universele sociale republiek waarin alle werkers broeders en zusters zijn – dat gedachtegoed is terug te vinden bij pleitbezorgers voor een universele sociale rechtvaardigheid (zoals Global Social Justice).
Scheiding van kerk en staat : dat is in de wereld van vandaag steeds minder het geval. Gelijk loon voor gelijk werk is dat al evenmin.
Parijs wou de Commune groots herdenken, maar met corona wordt dat moeilijk. De socialistische burgemeester Anne Hidalgo zet zich in voor de herdenking, ze beschouwt zich tot wel wat als erfgename. De rechtse oppositie is daar kwaad over. Zoals ten tijde van de Commune, 150 jaar geleden, komt rechts uit de duurdere westelijke wijken, links uit het oosten, met de Mur des Fédérés.